Met taal kun je elkaar begrijpen en jezelf begrijpelijk maken. Dit vraagt om woordenschat, het kunnen formuleren van zinnen en kennis van grammaticaregels. In deze blog vind je suggesties voor taalactiviteiten met kleuters bij het thema de winkel.
Luisterhouding en concentratie
Supermarktgeluiden
Benodigdheden:
Laat supermarktgeluiden horen. Herkennen de kinderen de geluiden?
Fluisterluister
Benodigdheden:
- Geen
Ga in de kring zitten. Het eerste kind bedenkt een woordje over de winkelen fluistert deze in het oor van het klasgenootje ernaast. Dit kind doet hetzelfde, net zolang totdat het woord de hele kring is door gefluisterd. Het laatste kind spreekt het woord hardop uit. Is het woord goed doorgekomen?
BOEM!
Benodigdheden:
- Een verpakking van een levensmiddel
Speel dit spel bij voorkeur in tweetallen. Het ene kind laat de verpakking vallen en het andere kind kijkt goed. Precies als het voorwerp de grond raakt, maakt het kijkende kind een geluid (klappen, stampen, op de tafel slaan enz.)
Wat is het?
Benodigdheden:
- Voorwerpen uit de winkel
De kinderen zitten in de kring en hebben hun ogen dicht. De leerkracht maakt geluidjes met voorwerpen uit de winkel. Kunnen ze raden welk voorwerp het is?
1,2, weg ermee!
Benodigdheden:
- Een verpakking
Ga met je rug naar de groep gekeerd staan. De kinderen geven de verpakking door.
Zeg: ‘1, 2, weg ermee’. Het kind dat het voorwerp heeft, verstopt het snel achter zijn rug.
De dief
Benodigdheden:
- Een kassa of geld
In de kring zit een kind; hij/zij is de verkoper. De kassa/het geld ligt achter hem/haar.
Wijs een kind aan dat de dief is en naar de kassa/het geld sluipt. Hij probeert het te pakken. Zodra het andere kind iets hoort, roept hij ‘houd de dief!’ en wijst, met de ogen dicht, in de richting van het geluid. Is dit juist, dan mag hij de ogen openen.
Variatie: De winkelbediende is in slaap gevallen. Er liggen 5-10 producten om hem/haar heen. De kinderen mogen als de leerkracht ze aanwijst een product weghalen.
Kan de winkelbediende raden hoeveel producten er gestolen zijn?
Hoeveel munten?
Benodigdheden:
- Voor ieder kind een munt
- Een blinddoek
Alle kinderen krijgen een munt. Een kind is de caissière en zit geblinddoekt in het midden, de rest van de kinderen zijn allemaal stille piraten.
Kan het kind in het midden raden hoeveel munten er zijn bezorgd?
Vragen stellen
Benodigdheden:
- Een verhaaltje over de winkel
Lees een verhaaltje over de winkel voor. Stel er daarna vragen over.
Woordenlijst
Kinderen verwerven handelend en spelenderwijs nieuwe woorden die zich vastzetten in hun taalgeheugen en die ze van daaruit weer actief kunnen gaan gebruiken.
Herhaling is hierbij het toverwoord. Door de herhaling van woorden worden deze makkelijker opgenomen in het geheugen van de kinderen.
Selecteer voorafgaande aan dit thema bijvoorbeeld 15 themawoorden die je gedurende je lessen en het spel veelvuldig op allerlei manieren aanbiedt.
Woorden die je bij dit thema kunt gebruiken zijn:
1 lettergreep:
Baas *
Bank *
Bier *
Blik *
Bon *
Brood *
Chef
Chips *
Dicht *
Dief *
Doos *
Drank
Drop
Duur
Fles *
Fruit *
Geld *
Ham *
Kaas *
Kers *
Kip *
Kist *
Klant *
Koek *
Kok *
Kool *
Kraam *
Krat *
Kwark
Licht *
Mand *
Markt *
Meel *
Melk *
Pak
Peer *
Prijs
Reep *
Rek *
Rij *
Rijst *
Saus *
Schap *
Schort *
Sla *
Snack
Snoep *
Taart *
Tas *
Thee *
Ui *
Vers
Vis *
Vla *
Vlees *
Wijn *
Worst *
IJs *
Zak *
Zwaar *
2 lettergrepen:
Aardbei *
Agent *
Appel *
Bakker *
Balie *
Banaan *
Biljet *
Bloemen *
Bloemkool *
Boeken *
Bouwmarkt *
Café *
Citroen *
Croissant *
Dieren *
Drogist *
Druiven *
Eten *
Euro *
Folder *
Friet *
Frisdrank *
Gangpad *
Gebak
Gehakt
Gezond
Goedkoop
Groente *
Ijskar *
Ingang
Kapper *
Kassa *
Kiwi *
Kleding *
Koeling *
Koffie *
Kopen *
Korting *
Laden *
Logo *
Lolly *
Lossen *
Mandje *
Marktkraam
Melkboer *
Meloen *
Munten *
Ober *
Open *
Paprika *
Pasje *
Patat
Peper *
Pinnen *
Pinpas
Pizza *
Prijslijst
Prijzen
Pudding
Radijs *
Roltrap *
Ruilen *
Scanner *
Schoenen *
Shampoo *
Slager *
Slagroom
Sluiten
Snackbar *
Snoepgoed
Spaarpot *
Speelgoed *
Spiegel *
Stelen *
Stokbrood *
Suiker
Tellen *
Tomaat *
Toonbank *
Voorraad
Vriezer
Water
Webshop *
Weegschaal *
Wegen *
Winkel *
Wortel *
Yoghurt
Zout *
Zuivel
3 lettergrepen:
Aanbieding *
Aardappel *
Afdeling
Ananas *
Apotheek *
Bakkerij *
Barcode *
Betalen *
Bezorgen *
Bezorger *
Boodschappen
Caissiere *
Eieren *
Feestwinkel *
Gamewinkel *
Gesloten
Groenteman *
Ijscokar *
Inpakken *
Inpakker *
Internet
Juwelier
Kantine
Kapsalon *
Kassabon
Keukenzaak *
Kledingrek *
Kookwinkel *
Krentenbol
Macaroni
Magazijn *
Makelaar *
Marktkoopman *
Marktkoopvrouw *
Meubelzaak *
Ongezond
Openen
Opening *
Parkeerplaats *
Pashokje *
Pindakaas
Postkantoor *
Prijskaartje *
Reclame
Reisbureau *
Rekenen *
Rekening
Restaurant *
Rommelmarkt *
Serveerster *
Slagerij *
Slijterij *
Snoepwinkel *
Soepstengel
Sorteren *
Spaghetti
Sportwinkel *
Supermarkt *
Tankstation *
Tuincentrum *
Verkoopster *
Verkopen
Verkoper *
Verpakking
Vrachtwagen *
Wasmiddel *
Warenhuis *
Winkelen
Wisselen
4 of meer lettergrepen:
Afrekenen
Afwasmiddel *
Autodealer *
Babywinkel *
Badkamerzaak *
Bloemenafdeling
Bloemenwinkel *
Boekenwinkel *
Boodschappenlijst *
Boodschappentas
Boodschappenwagen
Brillenwinkel *
Broccoli *
Broodafdeling
Chocolade *
Chocolaterie *
Computerwinkel *
Dierenwinkel *
Electronica winkel *
Emballage
Etalage *
Etalagepop *
Fietsenmaker *
Groente en fruitafdeling
Groentewinkel *
Hobbywinkel *
Houdbaarheidsdatum
Huishoudwinkel *
Ijsverkoper *
Inpakpapier *
Karbonade
Kampeerwinkel *
Klantenservice
Kledingwinkel *
Komkommer *
Kringloopwinkel *
Lopende band
Muziekwinkel *
Pannenkoek
Pinautomaat *
Pizzeria *
Portemonnee *
Rekenmachine *
Schoenenwinkel *
Schoonmaakmiddelen
Sieradenwinkel *
Sinaasappel *
Snoepwinkel *
Souvenirwinkel *
Speelgoedwinkel *
Streepjescode
Telefoonwinkel *
Vakkenvuller *
Visafdeling
Vleesafdeling
Vleeswaren
Voedingsmiddelen
Vrachtwagenchauffeur *
VVV kantoor *
Wereldwinkel
Winkelbediende
Winkelcentrum *
Winkeljuffrouw
Winkelmandje
Winkelwagen *
Zuivelafdeling
Woordkaarten
Woordkaarten zijn kaarten met een afbeelding en soms ook het woord erop.
Woordkaarten zijn uitermate geschikt om een thema in te leiden.
Ze vergroten o.a. de woordenschat en gespreksvaardigheid en brengen de kinderen in aanraking met letters. Er zijn echter nog veel meer activiteiten mogelijk met de woordkaarten. Meer hierover lees je in mijn blog: Activiteiten met woordkaarten
Zorg altijd voor een veelvoud van de kaarten, zodat je ze ook kunt inzetten voor allerlei coöperatieve spelen.
Deze woordkaarten (met lidwoord) kun je gebruiken bij het thema de winkel.
Deze download bestaat uit de woorden uit bovenstaande woordenlijst waar sterretjes achter staan. Van de woorden zonder een sterretje(-s) is geen woordkaart in de download aanwezig.
Woordenschat
Een woordveld
Benodigdheden:
- Vel papier
- Een stift.
Activeer de voorkennis en vergroot de woordenschat van de kinderen met behulp van een woordveld. Wat weten de kinderen bijvoorbeeld al over de winkel? Laat ze bijvoorbeeld in tweetallen nadenken over woorden die bij het thema horen en vertellen wat ze bedacht hebben. Laat ze ook beredeneren waarom ze vinden dat het woord erbij hoort.
Werk gedurende het thema verder vanuit dit woordveld. Schrijf de woorden op een vel papier. Welk lidwoord hoort ervoor? Je kunt hiervoor ook de woordkaarten bij het thema gebruiken. Laat de kinderen zinnen bij de woorden bedenken en klap de woorden.
Als er een letter van de week centraal staat, kun je deze letter met de kinderen opspeuren in het woordveld en er een cirkel omheen zetten.
Maak tekeningen bij de woorden, plak er afbeeldingen bij of laat de kinderen deze er zelf bij maken. Hang het woordveld op. Herhaal moeilijke woorden gedurende de week om de woordenschat uit te breiden. Probeer de woorden die ze aandragen ook te groeperen op bijvoorbeeld groenten, fruit, vlees, vis, zuivel etc.
Mindmappen
Benodigdheden:
- Een woordveld
- Een aantal hoepels.
Een mindmap is een techniek om je gedachten en denkpatronen in beeld te brengen.
De onderlinge relaties en aspecten worden zo duidelijk.
Je kunt de woordkaarten, maar bijvoorbeeld ook een prentenboek als uitgangspunt nemen.
Laat de kinderen nadenken over welke woorden bij elkaar in een hoepel moeten komen te liggen of spreek al een categorie af en laat de kinderen daar woorden bij zoeken.
Vraag steeds na waarom kinderen deze keuze maken.
Druk de woorden met afbeeldingen nogmaals af en laat de kinderen tijdens de werkles in tweetallen nog eens met de mindmap aan de slag gaan of geef ze juist de opdracht om een compleet nieuwe mindmap te maken. Bekijk meer voorbeelden van mindmappen met kleuters op de website: mindmappen met kleuters
Een digitale mindmap
Benodigdheden:
- Maak gebruik van een mindmap app, zoals iMindMap kids.
Zorg dat je van te voren verschillende plaatjes op je computer hebt staan die te maken hebben met het prentenboek of onderwerp. Wanneer je de iPad aansluit op het digibord kun je alle kleuters mee laten kijken.
Tweetallen
Benodigdheden:
- Een papieren boodschappenwagen
Verdeel de groep in tweetallen. Geef ieder tweetal een afbeelding van een boodschappenwagen. Laat ze om beurten aan elkaar vertellen wat ze al weten over de winkel. Het kind met de afbeelding begint. Hij noemt een woord en geeft de afbeelding aan het andere kind. Die noemt vervolgens ook een woord wat bij de winkel hoort. De kinderen gaan door totdat ze geen woorden meer weten of jij een teken geeft om te stoppen.
Afbeeldingen combineren met echte voorwerpen
Benodigdheden:
- Voorwerpen die te maken hebben met de winkel
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Laat de kinderen voorwerpen bij woordkaarten/afbeeldingen zoeken om er nog meer betekenis aan te geven. Zet de voorwerpen op de thematafel.
Echo
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
- Een knuffel
De knuffel roept de woorden die in het woordweb hangen. Hij is alleen een beetje in de war en roept soms ook andere woorden. De kinderen helpen hem.
Als hij een woord uit het woordweb roept, dan gaan de kinderen zo snel mogelijk staan en roepen ze het woord ook hardop.
Betekenis geven aan woorden
Benodigdheden:
- Midden in de kring staat een kist met spullen die te maken hebben met de winkel.
De spullen worden uitgedeeld aan tweetallen.
Zij bespreken samen waar de spullen voor nodig zijn. Dit delen ze in de kring.
Vang de bal
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
- Een bal
Geef ieder kind een woordkaart. Deze leggen ze voor hun voeten neer. Noem een woord en gooi de bal naar het kind dat deze woordkaart heeft. Het kind wat de bal vangt noemt ook weer een woord en gooit de bal naar het kind met de betreffende woordkaart.
Boodschappen doen
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Eén kind gaat boodschappen doen, maar er is 1 probleem. Hij is vergeten wat hij moest halen. De kinderen in de klas weten het nog wel. Zij gaan het kind aanwijzingen geven, maar ze mogen het woord écht niet gebruiken. Kan het kind het raden? Houd voor dit spel een woordkaart boven het kind. Het kind kan het zelf niet zien, maar de andere kinderen wel.
Dit is de boodschap. Nu kunnen de kinderen omschrijvingen gaan geven.
Stoelendans
Benodigdheden
- Muziek
- Woordkaarten thema winkel (dubbel uitprinten) Download hier!
De kinderen krijgen allemaal een woordkaard en leggen deze goed zichtbaar op hun stoel.
Vervolgens gaan ze dansen. Zodra de muziek stopt zoeken ze zo snel mogelijk een stoel.
De leerkracht trekt een woordkaart uit de stapel met alle woordkaarten. Het kind die op de stoel is gaan zitten waar de woordkaart op ligt is af. Hij/zij mag mee blijven spelen, maar als de muziek stopt alleen nog op een stoel gaan zitten waar geen woordkaart op ligt.
Welke hoort er (niet) bij?
Benodigdheden:
- Eventueel woordkaarten thema winkel Download hier!
- Een groot vel papier
- Een stift.
Noem steeds een rijtje woorden die bij elkaar horen. Kunnen de kinderen vertellen waarom deze bij elkaar horen? Bijv. winkelwagen-tas-bon
Variatie: Welk woord hoort er niet bij? Zet er een woord tussen die er niet bij past.
Woorden clusteren
Benodigdheden:
- Papier
- een stift
Cluster de woorden over de winkel in een woordkast, woordparaplu of een woordtrap. Welke woorden horen bij elkaar en waarom? Het is een aanrader om deze woordclusters zichtbaar op te hangen, zodat het woord elk moment van de dag in beeld blijft en er meerdere keren per dag aandacht aan kan worden geschonken. Maak de woorden die die dag centraal staan zichtbaar door een poster ervan op te hangen: "Het woord van de dag'.
De kookwekker
Benodigdheden:
- Een boodschappentas
- Een kookwekker
Noem een categorie (bijv. fruit) en vraag aan de kinderen om een woord in gedachten te nemen, die binnen deze categorie valt. Zet daarna de kookwekker en geef de boodschappentas aan het eerste kind. Hij zegt zijn woord en geeft het daarna door aan de volgende. Zo gaat de tas de kring rond, net zolang totdat de kookwekker afgaat.
Kinderen die geen woord weten herhalen een woord dat al is geweest. Wanneer de kookwekker afgaat stopt de ronde. Hoeveel woorden zijn er gevonden?
Daarna ga je verder met een andere categorie.
Het kind die het voorwerp als laatste vast had mag dan beginnen.
Goed of fout?
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Jij vertelt iets over de woordkaart, passende bij het thema. Als dit waar is, mogen de kinderen gaan staan. Vertel jij iets wat helemaal niet klopt, dan blijven de kinderen zitten.
Bijv. In de supermarkt koop je macaroni
In de kledingwinkel haal je een brood
Bij de viswinkel haal je lekkerbekjes
Aardappelen koop je in een zak
In de vriezer zit een appel
Wasmiddelen haal je bij de slager
Op het boodschappenlijstje staan boodschappen
De slager bakt koekjes in de slagerij
Ik ga naar de koeling en haal een pak koekjes
In de portemonnee stop je de boodschappen
Rara, wat is het?
Benodigdheden:
- Een boodschappentas
- Verschillende producten
Stop een aantal producten in een boodschappentas. Omschrijf iets wat in de tas zit.
Laat de kinderen raden. Wanneer een kind het goed raadt, mag dat kind in de tas komen kijken en het product eruit halen. De kinderen willen vast ook wel producten omschrijven. Laat één kind in de tas spieken en een product omschrijven aan de klas.
Variatie: Leg een aantal producten in de kring. Neem één product in gedachten. De kinderen mogen 10 vragen stellen om erachter te komen wat jij in gedachten hebt. Antwoord alleen met ja of nee.
Spel: Wie/wat ben ik?
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
- Een hoofdband
- Een mand
- Echte voorwerpen
- Plakband
- Wasknijpers
Neem een woord in gedachten en omschrijf dit, de kinderen raden.
De kinderen mogen 10 ja/nee vragen stellen. De leerkracht beantwoordt deze.
Later kan een kind in gedachten nemen en mag de klas ja/nee vragen stellen.
Variatie 1:
Leg de woordkaarten met de afbeeldingen naar beneden op tafel.
Plaats een hoedenstrook op je hoofd, pak zonder te kijken één woordkaart van tafel en bevestig deze met een knijper vast op de hoed. Vertel de kinderen dat zij niet mogen verklappen welk dier jij straks op je hoed zet, omdat jij gaat proberen dit te raden. Stel gesloten vragen aan de kinderen waar zij alleen met hun duim omhoog of hun duim naar beneden op mogen reageren. Op deze kan iedereen meedenken en meedoen. Je ziet ook meteen wie het spel begrijpen en wie het nog lastig vinden. Doordat jij degene bent met de hoed op, leren de kinderen veel van de gesloten vragen die jij stelt. Stel vooral vragen met ‘Heb ik…’, ‘Ben ik…’, ‘Kan ik…”. Wanneer je dit een aantal keer hebt gespeeld, is een goede vervolgstap een kind op jouw stoel plaats te laten nemen. Zet een kaartje vast op de hoedenstrook en laat het kind nu de vragen stellen.
Variatie 2:
Vraag een leerling even naar de gang te gaan en spreek met de groep een woord af.
Daarna komt de leerling terug de klas in en geeft de groep aanwijzingen zonder het woord te zeggen.
Variatie 3:
Stop voorwerpen behorende bij dit thema in een mand en omschrijf ze één voor één en/of laat de kinderen dit doen. De andere kinderen raden vervolgens om welk voorwerp het gaat. De voorwerpen die geraden zijn, worden in de kring gelegd.
Variatie 4:
Eén kind zit op de stoel van de juf/meester. De leerkracht houdt een afbeelding of voorwerp boven dit kind, zodat de klas het kan zien, maar het kind zelf niet. De klas geeft het kind op de stoel omschrijvingen. Kan het kind raden wat/wie hij/zij is? Of het kind stelt de klas vragen en de klas mag alleen met ja en nee antwoorden.
Variatie 5:
Dit spel speel je in tweetallen. Plak met plakband of bevestig met een wasknijper bij ieder kind een woordkaart achterop de rug. Ieder kind moet nu raden wat hij/zij is.
Laat de kinderen door elkaar lopen en door middel van een hand omhoog-tweetal een maatje vinden om een vraag aan te stellen. De vragen mogen alleen met ja of nee beantwoord worden. Om snelheid in het spel te houden, kun je zorgen voor meerdere kaartjes. Zo kan ieder kind meteen weer meespelen als het kaartje geraden is.
Variatie 6:
Leg alle woordkaarten van je thema zichtbaar op de tafel. Het kind met de hoofdband stelt vragen. Bijvoorbeeld: "Is het groen?" Als het antwoord nee is, dan worden de kaarten met groene afbeeldingen op tafel omgedraaid, net zolang totdat er eentje over is en/of het kind met de hoofdband het heeft geraden.
Rara, welk woord zoek ik?
Benodigdheden:
- Een woordveld over de winkel
Gebruik de woorden op het woordveld. Omschrijf er eentje aan de hand van een raadsel. Weten de kinderen welk woord er wordt bedoeld?
Laat ze zelf ook een woord kiezen en omschrijven.
Spel: Mag ik van jou?
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Geef ieder kind een woordkaart over de winkel.
Zorg ervoor dat ze dit kaartje goed zichtbaar voor hun buik houden, zodat iedereen het plaatje kan zien. Herhaal zo nodig aan het begin even alle woorden bij de plaatjes, zodat iedereen weer weet, wat zijn of haar woord is. Eén kind heeft geen kaartje.
Dat kind vraagt ... (naam), mag ik van jou…(het woord)?” Nu stelt het kind zonder kaartje en ander kind een soortgelijke vraag. Gaat dit spel klassikaal goed, dan kun je het ook in kleinere groepjes spelen, zodat de kinderen sneller aan de beurt zijn.
Raad het plaatje
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Een kind pakt een kaartje met hierop het themawoord. Hij/zij tekent dit woord.
De andere kinderen proberen het woord zo snel mogelijk te raden.
Ik zie, ik zie...
Benodigdheden:
- De spullen op de thematafel
Speel het spelletje. "ik zie, ik zie, wat jullie niet zien en het is (bijv. rood)"
Sta op als...
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Deel de kaarten uit en benoem ze. Zeg daarna: Sta op als je een ... hebt.
Houd het tempo daarbij hoog en laat de kaarten regelmatig doorgeven, zodat ze een andere kaart hebben.
Trefwoord
Benodigdheden:
- Een verhaal, waarin het aangeboden woord over de winkel meerdere keren voorkomt.
Lees het verhaal voor. Steeds wanneer de kinderen een aangeboden woord horen klappen, springen of stampen ze. Stel daarna vragen over het verhaal.
Een versje
Benodigdheden:
- Een versje, waarin het aangeboden woord over de winkel meerdere keren voorkomt.
Bied het versjes aan en bedenk een beweging, die de kinderen kunnen maken, steeds wanneer ze het aangeboden woord horen.
De bom!
Je hebt nodig:
- Een keukenwekker
- Het woordveld over de winkel
Hoeveel woorden van het woordveld kunnen de kinderen opnoemen voordat de keukenwekker afgaat?
Zoek het woord!
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Deel de woordkaarten uit.
Geef een kind nu de opdracht: Zoek de woordkaart met daarop een...
Flitsen
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Flits de woordkaarten. De kinderen moeten zo snel mogelijk roepen wat ze daarop zien.
Bingo
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Speel bingo met de woordkaarten.
Surprise
Benodigdheden:
- Een ingepakte doos, met daarin een voorwerp uit de winkel
Geef de doos de kring rond en laat de kinderen vragen stellen die u met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoordt. Na enkele vragen mogen de kinderen raden wat het cadeau is.
Zinsbouw
Zinnen maken
Benodigdheden:
- Een hoed
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Zorg voor een hoed en verstop hier woordkaarten uit het thema winkel in.
Tover iets uit de hoed tevoorschijn en laat de kinderen er een zin mee bedenken.
Breid het uit door twee dingen uit de hoed te toveren.
Zinnen langer maken
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier!
Geef de kinderen het begin van een zin en laat ze de zin langer maken.
Bijv. In de winkelwagen ligt…
In de koeling staat…
Ik koop...
Een pak melk kost…
De boodschappen zijn …
De slager snijdt …
In de supermarkt loopt …
De winkel gaat...
De klant zoekt...
Papa tilt de boodschappen …
In de folder staat…
In de tas zit …
Bij de broodafdeling haal ik …
Bij de kassa …
Ik lust graag …
Zelf een verhaal verzinnen
Benodigdheden:
- Woordkaarten thema winkel Download hier! of een prentenboek over de winkel
De kinderen bedenken zelf een verhaal bij de woordkaart of het prentenboek.
Gebruik je een prentenboek?
Lees dit niet voor! Laat wel de platen zien. De klas gaat het verhaal nu zelf bedenken.
Wat zien de kinderen? Wat gebeurt er allemaal? Hoe zou het verder gaan? etc.
Dobbel een verhaal
Benodigdheden:
- Een dobbelsteen
- Een blad met per aantal ogen een personage, plaats en gebeurtenis
- Rollenkaarten
Laat de kinderen 3x met de dobbelsteen gooien.
De eerste keer gooien ze voor een personage. Gooi je bijv. 5 dan neem je de personage dat bij 5 vermeld is. De tweede keer gooi je voor een plaats waar het verhaal zich gaat afspelen. De derde keer gooi je voor een gebeurtenis waar het hele verhaal om draait. Soms kunnen dit hele lachwekkende combi’s zijn, een andere keer is de combi vergezocht maar kan er toch een heel leuk verhaal uit ontstaan. De kinderen bedenken het verhaal. Zo kunnen er verrassende verhalen ontstaan en mogen de kinderen de details zelf invullen.
Spreekwoorden
Spreekwoorden
Benodigdheden:
- Geen
Wat zijn dat spreekwoorden?
Kennen de kinderen de volgende spreekwoorden?
Er is werk aan de winkel - er moet nog van alles gebeuren
Ergens geen boodschap aan hebben - zich er niets van aantrekken
Je mening geven
Wat vind jij?
Benodigdheden:
- Geen
Laat de kinderen door de kring lopen. Op jouw teken zoeken ze een maatje en beantwoorden ze een vraag:
Als je de baas van een winkel zou zijn, welke winkel zou je dan willen hebben en waarom?
Welke winkel zou je niet willen hebben en waarom?
Ze zoeken steeds weer een nieuw maatje om een gesprek mee te beginnen!
Dilemma's
Benodigdheden:
- Geen
Wat als je moest kiezen? Noem steeds twee dingen op en laat de kinderen er eentje kiezen door naar de afgesproken kant van het lokaal te lopen. Wie kiest wat en waarom?
Laat enkele kinderen verwoorden waarom ze juist voor die hebben gekozen.
Bijvoorbeeld:
Je bent voor een dag vakkenvuller of je bent voor een dag caissière
Je mag zoveel mogelijk snoepgoed uitkiezen als je wil of je mag zoveel toetjes uitkiezen als je wil
Je mag heel de dag boodschappen doen of je mag de hele dag liedjes zingen
Jij mag alle snoepjes hebben of jij krijgt een snoepje en je broer of zus twee
Enzovoort...
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
..
.
Comments