Woordkaarten zijn uitermate geschikt om een thema in te leiden.
Ze vergroten o.a. de woordenschat en gespreksvaardigheid en brengen de kinderen in aanraking met letters. Er zijn echter nog veel meer activiteiten mogelijk met de woordkaarten. In deze blog geef ik je een aantal suggesties per ontwikkelingsgebied.
Bewegen op muziek/bewegend leren
Stoelendans
Benodigdheden
- Muziek
- Woordkaarten (dubbel)
De kinderen krijgen allemaal een woordkaard en leggen deze goed zichtbaar op hun stoel.
Vervolgens gaan ze dansen. Zodra de muziek stopt zoeken ze zo snel mogelijk een stoel.
De leerkracht trekt een woordkaart uit de stapel met alle woordkaarten. Het kind die op de stoel is gaan zitten waar de woordkaart op ligt is af. Hij/zij mag mee blijven spelen, maar als de muziek stopt alleen nog op een stoel gaan zitten waar geen woordkaart op ligt.
Dansen
Benodigdheden:
- Een vrolijk muziekje
- Hoepels
- Eventueel linten
- Woordkaarten
Leg de kaarten verspreid door de speelzaal in de hoepels. Zet een vrolijk muziekje op.
De kinderen dansen (eventueel met een lint in hun handen). Als de muziek stopt roep je een woord en rennen de kinderen zo snel mogelijk naar de juiste hoepel.
Drama en rollenspel/hoekenspel
Rollenkaarten
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Gebruik de woordkaarten waar personen op staan als rollenkaarten voor je huishoek.
Vraag voorafgaande aan het rollenspel aan de kinderen wie ze willen zijn.
Maak er een ketting (bijv. aan een sleutelkoord) of een kroon van, zodat de kinderen steeds aan hun rol worden herinnerd.
Drama en rollenspel/kring
Hints
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Speel hints.
Gebruik de woordkaarten om de afbeeldingen door de kinderen uit te laten beelden.
Gecijferdheid/hoekenspel
Dobbelspel
Benodigdheden:
- Een dobbelsteen.
- 40 woordkaarten
- 2 manden
Leg de plaatjes op tafel. Laat de kinderen om de beurt met de dobbelsteen gooien.
Gooien ze 3, dan mogen ze 3 afbeeldingen in hun mand leggen.
Gooien ze 2, dan gebeurt er niks. Gooien ze 1, dan moeten ze een afbeelding terugleggen.
Ga door totdat alle plaatjes op zijn. Welk kind heeft de meeste?
Geletterdheid/hoekenspel
Speuren naar woorden
Benodigdheden:
- Letterkaarten
- Woordkaarten
- Een bak met papiersnippers of een andere droge vulling. Verstop de letters of de woordkaarten tussen de gekleurde snippers papier en laat ze door de kinderen zoeken.
Ze leggen de woordkaarten bij de bijbehorende letterkaart (beginklank).
Woorden bouwen
Benodigdheden:
- Afwasbare stiften, letterkaartjes of stickers
- Duploblokken
- Woordkaarten
Schrijf met afwasbare stift letters op Duploblokken en laat de kinderen hiermee sorteren of namen en woorden bouwen.
Variatie 1: Je kunt ook kant en klare letterblokken gebruiken.
Variatie 2: Plak letterstickers of letterkaartjes op de blokken
Scheerschuim
Benodigdheden:
- Scheerschuim
- Rustige muziek
- Woordkaarten
- Letterkaarten
Geef de kinderen scheerschuim en zet rustige muziek op.
De eerste keer voer je de bewegingen uit in de lucht.
Daarna mogen de kinderen de rondes in het scheerschuim maken.
Laat de kinderen ook letters of woorden in het scheerschuim maken.
Sorteren met woordkaarten
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Letterkaarten
Laat de woordkaarten sorteren op beginletter.
Alle woorden met dezelfde beginletter worden bij elkaar gelegd.
Als je met een letter van de week werkt kun je de woordkaarten ook alleen op deze letter laten sorteren. Alle kaarten met bijv. de letter K vooraan komen dan in een doosje of iets dergelijks en de rest niet.
Laat de kinderen een woordkaart zoeken dezelfde letters als in zijn/haar naam (of neem alleen de beginletter)
Namen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen een woordkaart zoeken die met dezelfde letter als zijn/haar naam begint.
Woordslinger
Benodigdheden:
- Woordkaarten
De kinderen maken een slinger van de woordkaarten.
Ze beginnen bijv. met het woord 'poes' en kijken welke letter ze bij dit woord achteraan zien. Vervolgens zoeken ze een woordkaart, die met deze letter begint en gaan zo steeds verder.
Stempelen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de woordkaarten op een blad met voldoende stempelruimte na stempelen en maak er eventueel een stempelboekje van door de bladen te bundelen. De kinderen doen op deze manier ervaringen op met letterherkenning. Leer de kinderen hierbij aan dat ze links beginnen en begin met korte woorden.
Zoek het woord!
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Print de kaarten dubbel uit, plastificeer ze en knip van één set de woorden los van de kaarten. De kinderen zoeken de juiste woordjes weer bij de plaatjes. Maak het moeilijker door de losse woorden en woordkaarten verder uit elkaar te leggen. De kinderen mogen de woordjes dan niet meenemen (hiermee doe je nog meer een beroep op het visueel geheugen). Voor kinderen die al kunnen lezen laat je de set met de woorden eraan vast achterwege. Zij zoeken het woord bij de plaatjes door de woorden te lezen.
Variatie: Maak het moeilijker door de losse woorden en woordkaarten verder uit elkaar te leggen. De kinderen mogen de woordjes dan niet meenemen (hiermee doe je nog meer een beroep op het visueel geheugen). Voor kinderen die al kunnen lezen laat je de set met de woorden achterwege. Zij zoeken het woord bij de plaatjes door de woorden te lezen.
Memory
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Woordkaarten met alleen een afbeelding
Speel een lettermemory, waarbij op de ene kaart de afbeelding en op de andere kaart het bijbehorende woord staat.
Om de kleuters die al kunnen lezen extra uitdaging te geven, kun je een memoryspel aanbieden, waarbij ze de plaatjes met het juiste woord bij elkaar moeten zoeken.
Teken het plaatje
Benodigdheden:
- Woordkaarten waar alleen de woorden op vermeld staan (zonder plaatje dus).
De kinderen tekenen het juiste plaatje erbij.
Naleggen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de woordkaarten na leggen met lettermaterialen, zoals magnetische letters of de letterdoos.
Naschrijven
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de woordkaarten naschrijven op een whiteboard.
Loose Parts
Benodigdheden:
- Woordkaarten
De kinderen leggen woorden van dit thema met allerlei verschillende spullen die in de klas te vinden zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld ook eens aan schelpen, glaskralen, steentjes, nootjes, knopen, fiches, takjes en andere Loose Parts enz.
Hoeveel letters?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen tellen uit hoeveel letters het woord op de woordkaart bestaat. Is het een lang of kort woord? Welk woord is het langste? Welke woorden zijn even lang? Welk woord is net zo lang als je naam?
Zand- of zouttekentafel
Benodigdheden:
- Een diep dienblad
- Een fijn laagje zand of zout
- Woordkaarten, letterkaarten
Vul het dienblad met een dun laagje zand of zout.
De kinderen kunnen hier met hun vinger in schrijven.
Is je blad vol? Dan veeg je 'm gewoon weer glad.
Variatie 1: Een laagje gekleurde rijst.
Variatie 2: Schrijven met een kwastje
Eitje leggen
Benodigdheden:
- Kunststof eieren. Schrijf letters op de eieren.
- Eierdozen voor zes eieren
- Woordkaarten
De kinderen pakken een woordkaart, kijken naar het woord en leggen dit na in een eierdoos.
Hoeveel letters?
Benodigdheden:
- Lego/Duplo
- Naamkaarten en/of woordkaarten
Laat de kinderen voor elke letter in een woord een blok neerleggen.
Blokletters
Benodigdheden:
- Blokjes
- Woordkaarten
- Naamkaarten
Laat de kinderen voor elke letter in hun naam een blokje neerleggen.
Wie heeft de langste naam?
Deze activiteit kan natuurlijk ook worden gedaan met de woordkaarten van een thema.
Laat de kinderen voor elke letter in een woord een blok neerleggen.
Speuren
Benodigdheden:
- Boek
- Woordkaarten
De kinderen gaan in het boek op zoek naar de woorden op de woordkaarten.
Speuren
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen woordkaarten in hun spel gebruiken. Wanneer zij bijvoorbeeld een dierentuin bouwen, dan kunnen zij de woordkaart boven de ingang plakken. Of met de dierennamen aangeven welk dier in welk hok woont. Ze kunnen deze met papier, schrijfgerei en plakband natuurlijk ook zelf schrijven en opplakken.
Geletterdheid/kring
Speurtocht
Benodigdheden:
- Een letterkaart
- Woordkaarten
Hang de letterkaart op en verstop kaartjes met afbeeldingen in het lokaal of plein.
Begint het woord met de letter van de week, dan brengen kinderen deze naar het plaatje van de letter toe.
Letteryoga
Benodigdheden:
- Letterkaart
- Woordkaarten
Ga in een kring zitten. Ga met beide voeten op de grond en met gesloten ogen rechtop in je stoel zitten. Adem rustig in en uit. Wijs een kind aan, die een themaletter, bijvoorbeeld de letter "h" van heks op iemands rug gaat ‘schrijven’ met zijn of haar vinger. Het voelt als een ‘massage’ tijdens de ontspanning. Als variant kun je woordkaarten van je thema uitdelen en de kinderen de eerste letter van het woord laten ‘schrijven’.
Klankbewustzijn/bewegend leren
Dansen
Benodigdheden:
- Een vrolijk muziekje
- Hoepels
- Eventueel linten
- Woordkaartjes
Leg de kaarten verspreid door de speelzaal in de hoepels. Zet een vrolijk muziekje op.
De kinderen dansen (eventueel met een lint in hun handen). Als de muziek stopt hak je een woord en rennen de kinderen zo snel mogelijk naar de juiste hoepel.
Hoepel springen
Benodigdheden:
- Leg voor elk team tien hoepels op een rij
- Woordkaarten
Leg in elke hoepel een woord.
Het eerste kind begint en springt met twee voeten tegelijk van hoepel naar hoepel.
Hij/zij zegt daarbij steeds een bijbehorend rijmwoord van het woord dat in de hoepel staat.
Na de laatste hoepel mag hij/zij zo hard als hij kan terugrennen en als hij/zij terug is mag de volgende vertrekken. Het team dat als eerste klaar is heeft gewonnen.
Stuiteren
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Pionnen
- Een bal
Zet de pionnen steeds drie meter uit elkaar en leg er een kaart naast.
Laat de kinderen in slalom stuiterend langs de pionnen lopen. Als ze langs een kaart lopen dan roepen ze een rijmwoord bij wat erop de kaart staat.
Rollen
Benodigdheden:
- Een bal
- Woordkaarten, waarop te rijmen is.
Dit spel speel je in tweetallen. Geef ieder duo een bal (het ei) en laat ze met hun benen wijd tegenover elkaar zitten. Geef de kinderen een woordkaart. Steeds wanneer ze de bal naar de overkant rollen roepen ze er een rijmwoord bij (dat nog niet is genoemd).
Hoe ver kunnen ze komen?
Klankbewustzijn/hoekenspel
Rijmtwister
Benodigdheden:
- Een twister spel
- Woordkaarten
Twister bestaat uit een speelkleed en een draaischijf. De draaischijf heeft een verdeling met kleuren en lichaamsdelen: rechterhand, linkerhand, rechtervoet, linkervoet. Je draait de schijf en ziet nu op welke kleur je welk lichaamsdeel moet plaatsen. Je mag nu niet meer loslaten, maar moet later wel weer een ander lichaamsdeel verplaatsen. Je kunt dit spel op verschillende manieren spelen: opdrachten voor de hele groep of voor een enkel kind.
Dit spel is een variatie op het Twister spel. Bevestig woordkaartjes op de gekleurde stippen.
Geef nu deze opdracht: zet je (draai de draaischijf) op een woord dat rijmt op…
Een hak/plak hoek
Benodigdheden:
- Grote vellen papier met de cijfers 1 t/m 6 erop
- Dozen met de cijfers 1 t/m 6 erop
- Woordkaarten of tijdschriften
Hang grote vellen papier op met daarop de getallen 1 t/m 6.
Zet er dozen bij, ook met de getallen 1 t/m 6 erop. Leg tijdschriften neer.
De kinderen kijken goed naar de woordkaarten of zoeken in tijdschriften plaatjes.
Ze klappen de woorden en plakken het plaatje op het juiste vel papier.
Bijvoorbeeld de afbeelding van een au-to in de doos met de 2 erop.
Klankbewustzijn/kring
Rijmen met...
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Fiches of vouwrondjes
- Een knuffel.
Leg een route met steeds 5 fiches of vouwrondjes tussen de woordkaarten. Vertel de kinderen dat dit de route is die de knuffel aflegt om naar huis te komen. Steeds wanneer hij een rijmwoord bij de woordkaart die hij tegenkomt kan verzinnen mag hij een fiche of vouwrondje verder. Bijv. Rood: poot-noot-stoot-groot-dood. Vervolgens komt de knuffel bij de volgende woordkaart, waarop hij moet rijmen. Lukt het hem om naar de overkant te komen? Schrijf de rijmwoorden evt. op de vouwcirkels. Kinderen zien dan dat bij rijmen de achterkant van een woordje steeds hetzelfde blijft, maar dat het begin verandert.
De knuffel loopt de route ook weer terug, maar nu moeten de kinderen raden waar hij staat. Bijvoorbeeld: 'De knuffel stootte zijn poot, die was toen helemaal .... (rood)'
Welk woord heb jij?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
De kinderen bestuderen hun kaart en leggen deze daarna omgekeerd onder hun stoel. Noem nu steeds een kaart op.
Het kind met de genoemde kaart gaat bij het horen van zijn kaart staan.
Het wordt lastiger als je de kinderen een aantal keer van kaart of van plaats laat wisselen.
Woorden herhalen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Oefen het auditief geheugen van de kinderen door bijvoorbeeld twee, drie, vier of vijf woordkaarten van dit thema hardop te benoemen, laat de kinderen deze reeks woorden vervolgens herhalen en daarbij de genoemde kaarten in de juiste volgorde neerleggen.
Variatie 1: Coöperatief leren is ook heel goed in te zetten om leerstof onder de knie te krijgen. Met deze oefening oefenen de kinderen hun auditieve geheugen.
Maak tweetallen. Om de beurt noemen ze 3 of 4 woorden, die het maatje in precies dezelfde volgorde moet nazeggen.
Variatie 2: Gebruik een papegaaien handpop om de woorden na te laten zeggen.
Wie de papegaai krijgt mag het woord na-papegaaien.
Het ontbrekende woord
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Leg een reeks van een aantal woordkaarten van dit thema neer en noem er eentje niet op. Welk woord heb je niet gehoord? Wijs het aan!
Variatie: Zeg twee maal dezelfde reeks woorden op, maar laat de tweede keer een woord weg. Horen de kinderen zonder visuele ondersteuning welk woord je hebt weggelaten?
Zelf rijmwoorden bedenken
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen rijmwoorden verzinnen bij de woordkaarten van dit thema.
Kies bij voorkeur voor eenlettergrepige woorden.
Keerom
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Geef elk kind een woordkaart. De kinderen bestuderen hun kaart en leggen deze daarna omgekeerd onder hun stoel. Noem nu steeds een kaart op. Het kind met de genoemde kaart gaat bij het horen van zijn kaart staan. Het wordt lastiger als je de kinderen een aantal keer van kaart of van plaats laat wisselen.
Een verhaal
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Leg niet teveel kaarten in een volgorde en vertel een verhaal waarin je de woorden verwerkt. Elke keer als de kinderen het woord horen, gaan ze staan. Je kan ook een woord vergeten. De kinderen moeten dan raden welk woord er niet is genoemd.
Beginklank/eindklank:
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat een woordkaart, behorende bij dit thema, zien en horen.
De kinderen benoemen de beginklank of de eindklank.
Je kunt dit eenvoudiger maken door de keuze te beperken en te vragen:
Begint/eindigt dit woord wel met de “(letter)” of niet?
Variatie: Of noem een begin-/eindklank en laat de kinderen een woordkaart zoeken die daarbij hoort.
Klappen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Teldopjes of cijferkaarten
Klap de woorden op de woordkaarten in lettergrepen en laat de kaarten bij het juiste aantal leggen. Dit kunnen bijvoorbeeld dopjes of cijferkaarten zijn. (of houd het simpeler en laat ze sorteren op lange of korte woorden). Draai het ook eens om en vraag om een kaart waarbij je twee keer moet klappen.
Zoemen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Zoem de woorden in klanken en laat de kinderen raden om welk woord het gaat.
Gebruik hier klankzuivere woorden voor.
Hakken en plakken
Benodigdheden:
- Woordkaarten, passende bij dit thema (bestaande uit 1 lettergreep)
Verdeel de kinderen in duo’s. Kind 1 start bij het startpunt, ander kind staat bij tussenpunt.
Op de route naar het tussenpunt kun je ook nog wat beweegmoeilijkheden toevoegen om het extra spannend te maken (een bank, hoepel, blokjes enz...).
Kind 1 pakt bij het startpunt een kaartje met een woordkaart, bekijkt hem en rent naar kind 2 bij het tussenpunt. Kind 1 laat de kaart niet zien maar mag zelf wel nog een keer kijken.
Hij hakt vervolgens het woord in klanken. Kind twee plakt de woorden vervolgens tot een woord en zegt het woord. Is het goed? Kind 1 laat dan de afbeelding zien.
Kind twee rent met de afbeelding naar het startpunt en hakt het woord voor de leerkracht. Na goedkeuring rent leerling twee naar het beginpunt en start het proces weer opnieuw.
Wie van de drie?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Een knuffel
De knuffel heeft honger. Wat gaat hij opeten? Leg drie woordkaarten in de kring en zoem een van de woorden in klanken. Vraag de kinderen welke woordkaart daar bij hoort.
een van de kinderen krijgt de knuffel op schoot. Laat hem/haar de juiste kaart weghalen en leg een nieuwe woordkaard op de plek. Zeg nu het volgende woord in stukjes en geef de knuffel weer aan iemand anders. Ga door totdat de knuffel genoeg heeft gegeten.
Woorden hakken en plakken
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Dopjes of cijferkaarten
Zoem de woorden op de woordkaarten, in lettergrepen en laat de kinderen raden welk woord het is. Gebruik hier alleen de klankzuivere woorden voor. Laat de kaarten daarna bij het juiste aantal leggen. Dit kunnen bijvoorbeeld dopjes of cijferkaarten zijn (of houd het simpeler en laat ze sorteren op lange of korte woorden).
Draai het ook eens om en laat de kinderen de lettergrepen weer verbinden tot woorden of vraag om een kaart waarbij je bijv. twee keer moet klappen.
In welk hok?
Benodigdheden:
- Plastic dieren of woordkaarten
- Blokken
- Cijferkaarten.
Bouw drie hokken in de kring. Een klein hok, een middelgroot hok en een groot hok.
Leg hier cijferkaartjes van 1, 2 en 3 bij. Laat een dier zien en vraag de kinderen de naam van dit dier in klankgroepen te klappen. Vraag de kinderen uit hoeveel klankgroepen dit woord bestaat en leg het dier in het juiste hok. Zet alle dieren op deze manier in het juiste hok.
Ritme-bouwstenen
Benodigdheden:
- Instrumenten
- Woordkaarten
Spreek de woordkaarten ritmisch voor en laat de kinderen deze nazeggen, bijvoorbeeld: var-ken, var-ken, poes, poes, hond, hond, ko-nijn. Zorg er daarbij voor dat je de cadans van de muziek door laat gaan. Op die manier krijg je een doorgaande serie bouwstenen.
In de tweede stap herhaal je het voorgaande, maar combineer je spreken met klappen. Tijdens de derde stap blijft alleen het klappen over, wat gevolgd kan worden door het spelen van de ritmebouwstenen op instrumenten en het improviseren ermee.
Door middel van deze werkvorm leren kinderen verschillende ritmes uitvoeren en worden ze zich bewust van de vormaspecten herhaling, contrast en variatie.
Het langste woord
Benodigdheden:
- Een kleine en een grote afbeelding
- Woordkaarten
Noem steeds twee woorden op. Horen de kinderen welk woord het langste is?
Gebruik de woorden van de woordenlijst en/of woordkaarten bij het thema.
Leg de woordkaarten ervan bij een kleine afbeelding (korte woorden) en een grote afbeelding (lange woorden)
Wie heeft het woord?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Ieder kind heeft een woordkaart, behorende bij dit thema, in de hand. De leerkracht verzint een verhaal met de woorden op deze woordkaartjes. Zodra hij/zij een woord noemt wat bij iemand op het kaartje staat, moet diegene het kaartje in de lucht steken.
Eerst-middelste-laatste letter of woord
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Noem steeds een kort woord (bij voorkeur met drie letters).
Wat was de eerste/middelste/laatste letter?
Noem steeds drie woorden van de woordkaarten.
Wat was het eerste/middelste/laatste woord?
Wie heeft het woord?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Ieder kind heeft een woordkaart, behorende bij dit thema, in de hand. De leerkracht verzint een verhaal met de woorden op deze woordkaartjes. Zodra hij/zij een woord noemt wat bij iemand op het kaartje staat, moet diegene het kaartje in de lucht steken.
Logisch denken/kring
Welke hoort er (niet) bij?
Benodigdheden:
- Eventueel woordkaarten
- Een groot vel papier
- Een stift.
Noem steeds een rijtje woorden die bij elkaar horen. Kunnen de kinderen vertellen waarom deze bij elkaar horen? Bijv. ei-nest-kuiken
Variatie: Welk woord hoort er niet bij? Zet er een woord tussen die er niet bij past.
Sorteren
Benodigdheden:
- Woordkaarten of voorwerpen passende bij dit thema
- Hoepels.
Leg een aantal of afbeeldingen in de kring. We gaan deze sorteren.
Wat hoort er bij elkaar. Classificeer de voorwerpen bijvoorbeeld op kleur, op aantal poten, op soort of wat je ermee kan doen. Leg de voorwerpen/afbeeldingen in hoepels.
Van welke zijn er het meest/minst? Zijn er ook overlappende kenmerken? Plaats de hoepels dan een beetje over elkaar heen, zodat er een levend venndiagram ontstaat. In het overlappende deel kun je dan de materialen met overlappende kenmerken neerleggen.
Variatie: Maak het abstracter door het diagram op een papier te maken en de afbeeldingen erin te leggen/plakken.
Mondelinge taal/hoekenspel
Snap!
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Speel het spel "Snap" (spreek uit als 'snep') in viertallen. Zorg steeds voor vier dezelfde woordkaarten. Schud ze en verdeel ze in dichte stapels over de vier spelers.
De eerste speler legt een kaart neer en zegt hoe het woord heet. De volgende speler legt zijn kaart erop en benoemt deze ook. Als het dezelfde kaart is, dan wint hij ze allebei.
Wie weet de meeste kaarten te bemachtigen?
Halli Galli
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Een bel
Sla op de bel wanneer iemand de kaart met … neerlegt.
Twister
Benodigdheden:
- Een twister spel
- Woordkaarten
Twister bestaat uit een speelkleed en een draaischijf. De draaischijf heeft een verdeling met kleuren en lichaamsdelen: rechterhand, linkerhand, rechtervoet, linkervoet. Je draait de schijf en ziet nu op welke kleur je welk lichaamsdeel moet plaatsen. Je mag nu niet meer loslaten, maar moet later wel weer een ander lichaamsdeel verplaatsen. Je kunt dit spel op verschillende manieren spelen: opdrachten voor de hele groep of voor een enkel kind.
Dit spel is een variatie op het Twister spel. Bevestig woordkaartjes op de gekleurde stippen.
Wanneer een kind een lichaamsdeel moet plaatsen benoemt de het kind de afbeelding.
Je kan hem of haar ook een zin laten maken met dit woord.
Duo
Benodigdheden:
- Print woordkaartentwee maal uit en sorteer ze over twee stapels.
Leg er van elk duo eentje open op de tafel. Een kind trekt een kaart van de stapel en omschrijft wat hij ziet. De andere spelers gaan op zoek naar de juiste kaart.
Degene die die kaart vindt mag beide kaarten houden.
Het vliegenmepperspel
Benodigdheden:
- Vliegenmeppers
- Woordkaarten
Leg de woordkaarten op de tafel. Noem een woord.
Wie het woord weet slaat met de vliegenmepper op het plaatje.
Mondelinge taal/kring
Spel: Wie/wat ben ik?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Een hoofdband
- Een mand
- Echte voorwerpen
- Plakband
- Wasknijpers
Neem een woord in gedachten en omschrijf dit, de kinderen raden.
De kinderen mogen 10 ja/nee vragen stellen. De leerkracht beantwoordt deze.
Later kan een kind in gedachten nemen en mag de klas ja/nee vragen stellen.
Variatie 1: Leg de woordkaarten met de afbeeldingen naar beneden op tafel.
Plaats een hoedenstrook op je hoofd, pak zonder te kijken één woordkaart van tafel en bevestig deze met een knijper vast op de hoed. Vertel de kinderen dat zij niet mogen verklappen welk dier jij straks op je hoed zet, omdat jij gaat proberen dit te raden. Stel gesloten vragen aan de kinderen waar zij alleen met hun duim omhoog of hun duim naar beneden op mogen reageren. Op deze kan iedereen meedenken en meedoen. Je ziet ook meteen wie het spel begrijpen en wie het nog lastig vinden. Doordat jij degene bent met de hoed op, leren de kinderen veel van de gesloten vragen die jij stelt. Stel vooral vragen met ‘Heb ik…’, ‘Ben ik…’, ‘Kan ik…”. Wanneer je dit een aantal keer hebt gespeeld, is een goede vervolgstap een kind op jouw stoel plaats te laten nemen. Zet een kaartje vast op de hoedenstrook en laat het kind nu de vragen stellen.
Variatie 2: Vraag een leerling even naar de gang te gaan en spreek met de groep een woord af. Daarna komt de leerling terug de klas in en geeft de groep aanwijzingen zonder het woord te zeggen.
Variatie 3: Stop voorwerpen behorende bij dit thema in een mand en omschrijf ze één voor één en/of laat de kinderen dit doen. De andere kinderen raden vervolgens om welk voorwerp het gaat. De voorwerpen die geraden zijn, worden in de kring gelegd.
Variatie 4: Eén kind zit op de stoel van de juf/meester. De leerkracht houdt een afbeelding of voorwerp boven dit kind, zodat de klas het kan zien, maar het kind zelf niet. De klas geeft het kind op de stoel omschrijvingen. Kan het kind raden wat/wie hij/zij is? Of het kind stelt de klas vragen en de klas mag alleen met ja en nee antwoorden.
Variatie 5: Dit spel speel je in tweetallen. Plak met plakband of bevestig met een wasknijper bij ieder kind een woordkaart achterop de rug. Ieder kind moet nu raden wat hij/zij is.
Laat de kinderen door elkaar lopen en door middel van een hand omhoog-tweetal een maatje vinden om een vraag aan te stellen. De vragen mogen alleen met ja of nee beantwoord worden. Om snelheid in het spel te houden, kun je zorgen voor meerdere kaartjes. Zo kan ieder kind meteen weer meespelen als het kaartje geraden is.
Variatie 6: Leg alle woordkaarten van je thema zichtbaar op de tafel. Het kind met de hoofdband stelt vragen. Bijvoorbeeld: "Is het groen?" Als het antwoord nee is, dan worden de kaarten met groene afbeeldingen op tafel omgedraaid, net zolang totdat er eentje over is en/of het kind met de hoofdband het heeft geraden.
Zoek het woord!
Benodigdheden:
- Voor ieder kind een woordkaart
Deel de woordkaarten uit.
Geef een kind nu de opdracht: Zoek de woordkaart met daarop een...
Mag ik van jou?
Benodigdheden:
- Geef ieder kind een woordkaart
Zorg ervoor dat ze dit kaartje goed zichtbaar voor hun buik houden, zodat iedereen het plaatje kan zien. Herhaal zo nodig aan het begin even alle woorden bij de plaatjes, zodat iedereen weer weet, wat zijn of haar woord is. Eén kind heeft geen kaartje.
Dat kind vraagt ... (naam), mag ik van jou…(het woord)?” Nu stelt het kind zonder kaartje en ander kind een soortgelijke vraag. Gaat dit spel klassikaal goed, dan kun je het ook in kleinere groepjes spelen, zodat de kinderen sneller aan de beurt zijn.
Raad het plaatje
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Een kind pakt een kaartje met hierop het themawoord. Hij/zij tekent dit woord.
De andere kinderen proberen het woord zo snel mogelijk te raden.
Flitsen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Flits de woordkaarten. De kinderen moeten zo snel mogelijk roepen wat ze daarop zien.
Bingo
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Speel bingo met de woordkaarten.
Boodschappen doen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Eén kind gaat boodschappen doen (of koken), maar er is 1 probleem. Hij is vergeten wat hij moest halen. De kinderen in de klas weten het nog wel. Zij gaan het kind aanwijzingen geven, maar ze mogen het woord écht niet gebruiken. Kan het kind het raden? Houd voor dit spel een woordkaart boven het kind. Het kind kan het zelf niet zien, maar de andere kinderen wel. Dit is de boodschap. Nu kunnen de kinderen omschrijvingen gaan geven.
Goed of fout?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Jij vertelt iets over de woordkaart, passende bij het thema. Als dit waar is, mogen de kinderen gaan staan. Vertel jij iets wat helemaal niet klopt, dan blijven de kinderen zitten.
Echo
Benodigdheden:
- Woordkaarten van je huidige thema
- Een knuffel
De knuffel roept de woorden die in het woordweb hangen. Hij is alleen een beetje in de war en roept soms ook andere woorden. De kinderen helpen hem.
Als hij een woord uit het woordweb roept, dan gaan de kinderen zo snel mogelijk staan en roepen ze het woord ook hardop.
Zinnen langer maken
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Geef de kinderen het begin van een zin en laat ze de zin langer maken.
Lidwoorden
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Welk lidwoord hoort er voor het woord op de woordkaart?
Voorwerpen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen echte voorwerpen bij de woordkaarten zoeken om er nog meer betekenis aan te geven.
Sta op als...
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Deel de kaarten uit en benoem ze. Zeg daarna: Sta op als je een ... hebt. Houd het tempo daarbij hoog en laat de kaarten regelmatig doorgeven, zodat ze een andere kaart hebben.
Zinnen bedenken
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen een zin bedenken bij het woord op de woordkaart.
In de lucht
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Ieder kind heeft een woordkaartje in de hand. De leerkracht verzint een verhaal met de woorden van de woordkaartjes. Zodra hij/zij een woord noemt wat bij iemand op het kaartje staat, moet diegene het kaartje in de lucht steken.
Vang de bal
Benodigdheden:
- Woordkaarten
- Een bal
Geef ieder kind een woordkaart. Deze leggen ze voor hun voeten neer. Noem een woord en gooi de bal naar het kind dat deze woordkaart heeft. Het kind wat de bal vangt noemt ook weer een woord en gooit de bal naar het kind met de betreffende woordkaart.
Muziek/kring
Plaatjes
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Zing het liedje stukje voor stukje en vraag welke woorden de kinderen hebben gehoord. Teken ze of zoek de woordkaart erbij. Wijs deze tijdens het zingen van het hele lied aan.
De stem opwarmen
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Gebruik allerlei geluiden en klanken om de stem wakker te maken.
Doe allerlei ademhalingsoefeningen in verhaalvorm: Laat de kinderen voor of tijdens het zingen bijvoorbeeld voorover buigen om aan een bloem te ruiken en/of laat ze alle pluisjes van de bloem in ademstootjes wegblazen.
Klanken
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Laat de kinderen in klanken zingen. Bedenk geluiden bij woordkaarten. Wijs daarna een of meerdere woordkaarten aan. De kinderen maken vervolgens het geluid dat past bij dat plaatje of bij die plaatjes.
Een ritmepartituur
Benodigdheden:
- Woordkaarten of ritmebouwstenen: Dit zijn kaartjes met daarop afbeeldingen en het het bijbehorende woord in lettergrepen
- Muziekinstrumenten. Heb je die niet? Vervang ze door bodysounds.
Maak een partituur, waarin je ook rondom het ritme aan de slag gaat. Door middel van deze werkvorm leren kinderen verschillende ritmes uitvoeren en worden ze zich bewust van de vormaspecten herhaling, contrast en variatie. Gebruik woordkaarten of ritmebouwstenen en laat de kinderen de lettergrepen spelen of klappen. Zeg de woorden ritmisch voor en laat de kinderen deze nazeggen, bijvoorbeeld: var-ken, var-ken, poes, poes, hond, hond, ko-nijn. Zorg er daarbij voor dat je de cadans van de muziek door laat gaan. Op die manier krijg je een doorgaande serie bouwstenen. In de tweede stap herhaal je het voorgaande, maar combineer je spreken met klappen. Tijdens de derde stap blijft alleen het klappen over, wat gevolgd kan worden door het spelen van de ritmebouwstenen op instrumenten en het improviseren ermee.
Spel/hoekenspel
Hoekenspel
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Leg de woordkaarten ook eens in je hoeken. Denk aan je zandtafel, de bouwhoek, de constructiehoek, je huishoek, je taalhoek, je leeshoek, je thematafel enz...
Laat de kinderen er vrij mee spelen of geef ze bijvoorbeeld de opdracht om de kaart te koppelen aan concrete voorwerpen in hun hoek.
Zintuiglijk waarnemen/hoekenspel
Memory
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Print de woordkaarten dubbel uit, plastificeer ze en maak er een memoryspel van.
Kaartspel
Benodigdheden:
- Woordkaarten, dubbel uitgeprint
Speel dit spel met 2-4 kinderen. Verdeel alle woordkaarten over de kinderen.
Om de beurt mogen zij een kaart bij een ander kind trekken en aan hun eigen kaarten toevoegen. Wanneer het kind dezelfde kaart in zijn hand heeft, legt hij dit setje op de tafel. Wie is als eerste al zijn kaarten kwijt?
Pak het!
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Leg alle kaartjes omgekeerd op tafel. Het eerste kind begint met het omdraaien van de kaartjes en mag net zo lang doorgaan totdat hij een afgesproken afbeelding tegenkomt. Dan telt hij zijn kaartjes en mag een ander kind weer net zolang omdraaien totdat hij de afbeelding tegenkomt. Wie kan de meeste kaartjes pakken voordat hij de afgesproken afbeelding pakt?
Paartjes vormen
Benodigdheden:
- Woordkaarten, iedere kaart wordt 2x uitgeprint
De kaarten worden geschud. De eerste speler mag vier kaarten open leggen op de tafel.
Als er twee dezelfde kaarten liggen, dan mag de speler deze hebben.
Voor elk paartje dat wordt weggenomen worden ook twee nieuwe kaarten neergelegd. Vervolgens wordt er weer gekeken of er een paartje is. Is er geen paartje, dan worden er vier nieuwe kaarten neergelegd.
Zintuiglijk waarnemen/kring
Kimspel
Benodigdheden:
- Leg ongeveer 5 verschillende voorwerpen of afbeeldingen/woordkaarten, passende bij dit thema, in de kring.
De kinderen doen hun ogen dicht en je haalt er eentje weg. Welke is er verdwenen? Je kunt ook een leerling even naar de gang sturen.
Variatie 1: Verwissel de voorwerpen of afbeeldingen van plek. Welke zijn er verwisseld?
Variatie 2: Leg woordkaarten in de kring. Steeds eentje meer.
Variatie 3: Leg de voorwerpen onder een doek. Bespreek ze en benoem ze.
Doe daarna het doek er weer overheen. Wie weet nog wat er onder ligt?
Kunnen de kinderen benoemen welke kaarten er liggen?
Levend memory
Benodigdheden:
- Woordkaarten, in tweevoud, passende bij het thema
Speel dit spel steeds met een deel van de klas.
Geef elk kind een afbeelding. Daarna mogen ze rondlopen en zoeken ze met een high five een ander kind op. Ze bekijken samen hun plaatje. Hebben ze niet hetzelfde plaatje, dan lopen ze verder en gaan ze op zoek naar een ander kind. Kunnen de kinderen de plaatjes vinden, die bij elkaar horen?
Variatie: Speel het spel in de kring: De kinderen verstoppen allemaal een memorykaartje achter hun rug. Noem de naam van een kind. Hij/zij laat zijn/haar kaartje zien en benoemt het. Hierna noemt hij een andere naam. Ook dit kind laat zijn kaartje zien. Zijn de kaartjes hetzelfde dan mag het kind nog een naam noemen. Hij/zij mag net zo lang doorgaan totdat hij/zij op een ander plaatje stuit. Dan wordt er geteld hoeveel plaatjes hij heeft gevonden. Daarna begint het spel opnieuw en mag degene die het andere plaatje liet zien beginnen.
Variatie: Leg het spelprincipe van memory uit. Laat daarna vier kinderen, in duo’s van twee, naar de gang gaan. In de klas maken de andere kinderen tweetallen. Tip: doe zelf mee bij een oneven aantal kinderen in de groep. Elk tweetal spreekt samen een gebaar of beweging af, bijvoorbeeld: linkervoet optillen, duim omhoog enz. Vervolgens gaan de kinderen in een halve cirkel door elkaar zitten. Ze leggen hun beide handen op hun benen.
De twee spelduo’s komen terug van de gang. Om de beurt wijst een duo na elkaar twee kinderen aan (‘de levende memorykaartjes’) die het afgesproken gebaar maken.
Welk van de twee spelduo’s ‘wint’ de meeste kinderen?
Welke is weg?
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Welke is weg? Leg drie of meer kaarten neer. De kinderen bekijken deze kaarten goed. Daarna doen ze hun ogen dicht en haal je een kaart weg. De kinderen proberen te raden welke kaart ontbreekt.
Tekening raden
Benodigdheden:
- Tekenbord
- Krijt
- Of papier en een stift
- Woordkaarten
Een kind krijgt de opdracht iets bij dit thema te tekenen op het tekenbord.
Gebruik de woordkaarten van je thema als opdrachtkaarten.
De anderen proberen zo snel mogelijk te raden wat hij aan het tekenen is.
Degene die het goed raadt wordt de nieuwe tekenaar.
Woordkaartstukjes
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Vergroot de woordkaarten en knip ze in een aantal (2-4) stukken. Laat een stukje zien.
Welke woordkaart is dat? Laat net zoveel stukken zien totdat het woord is geraden.
Op zoek naar meer?
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën in een reactie op deze blog te delen!
Bronnen
.
.
.
Comments