Het is belangrijk, om tijdens het plannen van een thema, als leerkracht goed na te denken over de startactiviteiten. Startactiviteiten moeten ervoor zorgen dat de kinderen enthousiast worden voor een thema. Het is dan ook belangrijk dat de activiteiten, die je kiest pakkend en betekenisvol zijn en nieuwsgierigheid opwekken.
Wanneer kinderen zelf enthousiast zijn voor een thema, zullen zij meer tot leren komen. Ook zijn de startactiviteiten belangrijk om de voorkennis te activeren en leervragen voor het thema op te stellen. Door het opstellen van de leervragen en het maken van een plan kan vervolgens de rest van het thema worden vormgegeven.
Thema’s kunnen op veel verschillende manieren gestart en afgesloten worden.
In deze blog geef ik je suggesties om het thema kleding te openen en/of af te sluiten.

De belevingswereld van de kinderen
Vertrek vanuit de belevingswereld van de kinderen. Vraag de kinderen bijvoorbeeld:
Wat draag je het liefst?
Waar haal jij jouw kleren?
Wie mag er 's morgens zelf kiezen wat hij aandoet?
Voor wie liggen de kleren al klaar? Wie legt de kleren klaar?
Wie doet er zelf zijn kleren aan?
Hebben de kinderen ook een eigen kledingkast?
Thematafel
Richt een thematafel rondom kleding in. Denk hierbij aan:
Boeken over kleding
Afbeeldingen over kleding
Een paspop
Kleding, hoeden, ceintuurs, tasjes, kleding uit allerlei landen enz.
Allerlei lapjes stof
Knutselwerkjes van de kinderen
Woordkaarten, thema kleding
Maak tijdens je thema foto's van de activiteiten en hang deze op.
Creëer hiervoor een stukje projectmuur. Op die manier kun je met de kinderen terugkijken op een thema en kunnen ze elkaar vertellen over hun activiteiten en elkaar inspireren.
Aankleding van de klas
Breng je lokaal in de sfeer van het thema kleding. Denk hierbij aan:
Een raamschildering: Beschilder de ramen of hang grote geplastificeerde A3 afbeeldingen over kleding op. Gebruik raamverf of krijtstiften. Krijtstift kan je gemakkelijk van de ramen afvegen met alleen een nat doekje. Voor het opzetten vergroot je een afbeelding onder het kopieerapparaat en plak deze aan de andere kant van het raam. Trek deze vervolgens over.
Laat de kinderen zelf een raamschildering over kleding maken/inkleuren
Voorwerpen
Haal allerlei voorwerpen de klas in, die met kleding te maken hebben en waarmee je de nieuwsgierigheid van de kinderen kunt opwekken.
De kinderen komen de klas binnen en zien deze voorwerpen liggen.
Vervolgens zal een gesprek ontstaan over deze voorwerpen. Wat zijn dit voor voorwerpen? Wat kunnen we met deze voorwerpen doen?
De kinderen vinden bijvoorbeeld een hoed in de klas. Van wie zou dit kunnen zijn? Iedereen denkt mee en maakt er een tekening van. De volgende dag wordt er een tipje van de sluier opgelicht met behulp van een brief of filmpje of een andere hint. Langzamerhand wordt gedurende het project duidelijk van wie de hoed is.
De voorwerpen kunnen in een verkleedkist, doos of koffer geplaatst worden. Deze geheimzinnige doos staat in de klas als de kinderen binnen komen. Iedere keer komt er een voorwerp of een boek over kleding uit de doos tevoorschijn. Wat is het? Wat kunnen we er mee doen? De kinderen zullen op ideeën komen en nieuwsgierig zijn naar de rest van de voorwerpen.
Een verhalend ontwerp
Start het thema kleding met een verhalend ontwerp. Dit betekent dat je een thema uitwerkt aan de hand van een verhaal of een verhaallijn, die de rode draad voor je lessen vormt en waarbij leerlingen actief meedoen en zelf ontdekkend leren, door op zoek te gaan naar oplossingen. Enkele variaties:
Er komt een handpop op visite. Hij heeft een vraag of probleem. Hij moet bijvoorbeeld naar een feest, maar heeft geen feestkleding en vraagt de kinderen om deze te ontwerpen en/of te maken.
De kinderen ontvangen een brief, waarin hen om hulp wordt gevraagd bij een probleem rondom kleding. De kinderen bedenken zelf een oplossing voor het probleem en kiezen met welk materiaal ze dit gaan doen. Na afloop presenteren de kinderen hun werk aan de groep.
Drama
Drama kan op diverse manieren worden ingezet bij het openen/afsluiten van een thema. Enkele variaties:
De leerkracht komt verkleed of met een bijzonder kledingstuk de klas binnen
De leerkracht beeldt samen met een aantal leerkrachten een boek over kleding uit.
Een poppenkastvoorstelling over kleding.
De kinderen kunnen zelf een voorstelling over kleding verzorgen.
Een boek
Start het thema met het voorlezen van een boek over kleding.
Vraag kinderen uit de hogere groepen om (in groepjes) te komen voorlezen uit een boek over kleding.
De kinderen presenteren hun lievelingsboek over kleding.
Houd een boekverkiezing. Leg een collectie van boeken over kleding aan. Vraag hiervoor kinderen om boeken mee te nemen van thuis, duik in de schoolbibliotheek en leen boeken bij de openbare bibliotheek. Laat de kinderen in de boeken snuffelen en houd dan een verkiezing. Wat is het beste boek?
Laat de kinderen samen een boek over kleding maken. Stel groepjes samen van ongeveer vier kinderen. Neem de tijd om aan het boek te werken. Reserveer bijvoorbeeld gedurende een week elke dag een uur om aan het boek te werken.
Dag 1: Bekijk eerst samen een bestaan prentenboek. De jongste kleuters kunnen de wie- en waar-vragen beantwoorden. Iets oudere kinderen kunnen een onderscheid maken in ‘begin’, ‘midden’ en ‘eind’ van het verhaal en op zoek gaan naar het ‘probleem’ dat zich vaak afspeelt in de verhalen en de bijbehorende oplossingen.
Dag 2: Wanneer de kinderen een prentenboek beter hebben bekeken gaan ze zelf aan de slag. Ze bedenken eerst hoe de hoofdpersoon uit hun boek eruit ziet en hoe hij zich gedraagt. Ze geven hem een naam en bedenken waar hij woont. De kinderen gaan daarna aan de slag met verschillende teken-, schilder- en knutselmaterialen en maken de hoofdpersoon.
Dag 3: Vervolgens bedenken ze een begin voor hun prentenboek. Op de eerste bladzijde van een prentenboek wordt uitgelegd over wie het verhaal gaat en waar deze persoon woont. De karaktereigenschappen van de hoofdpersoon worden soms ook al duidelijk. Wanneer je merkt dat de kinderen niet goed verder komen, kunt je voorstellen de verhaallijn van een bestaand prentenboek te gebruiken.
Dag 4: Vandaag wordt het midden van het verhaal gemaakt. Dit kunnen meerdere pagina's zijn. In het midden ontstaat een probleem. Wanneer de kinderen het moeilijk vinden, laat je ze naar bestaande prentenboeken kijken.
Dag 5: De kinderen maken de laatste bladzijde(n) van het verhaal, waarin het probleem opgelost wordt. Laat ze ook nu weer kijken naar bestaande prentenboeken. Laat de kinderen controleren of de teksten kloppen en of alle
afbeeldingen in de goede volgorde liggen. Laat ze het verhaal eens van begin tot eind hardop te lezen, om te controleren of het goed klinkt.
Dag 6: Het boek krijgt een kaft met een titel en een titelblad waarop de naam van de kinderen staan die aan het boek gewerkt hebben.
Dag 7: De kinderen mogen hun prentenboek presenteren. Je kunt de zelfgemaakte boeken daarna ook in je leeshoek leggen of laten rouleren.
Het is ook bijzonder leerzaam om met kinderen een boek over kleding te maken waarin ze zelf de hoofdrol spelen. Laat de kinderen nadenken over een interessant onderwerp. Voor kleuters is het handig om beeldmateriaal als uitgangspunt te nemen. Laat de kinderen foto’s of kopieën meenemen naar school. Ze bepalen eerst de volgorde van het verhaal dat ze willen vertellen. Welke foto komt aan het begin van het boek en welke als laatste? De foto’s kunnen leidend zijn voor het verhaal dat ze willen vertellen. Laat de kinderen beschrijven wat ze op de foto’s zien en schrijf de tekst erbij. Eventueel kunnen er nog tekeningen bij gemaakt worden. Als laatste maken de kinderen de kaft. Deze moet in één oogopslag laten zien dat het boek over dat ene kind gaat. Als alle boeken klaar zijn, kan er een boekpresentatie zijn. Plan twee keer per dag kort een moment waarop de kinderen hun boek aan de rest van de groep presenteren. Op die manier kunnen ze de keuzes die ze gemaakt hebben verantwoorden. Daarnaast kunnen de kinderen met hun boek ook anderen inspireren. Laat het een boek worden waar ze echt trots op zijn.
Een speurtocht
Organiseer een speurtocht in of rondom de school.
Enkele variaties:
Vossenjacht: Een aantal leerkrachten/volwassenen lopen verkleed in en om de school heen. De kinderen zoeken de personages op. Het personage geeft ze vervolgens een letter of een deel van een plaatje. Nadat alle personages gevonden zijn, wordt de naam of het plaatje in elkaar gepuzzeld.
De verkoper van de kledingwinkel is verdrietig. Er is een dief in zijn winkel geweest, die tien kledingstukken heeft gestolen. Kunnen de kinderen deze in of rondom de klas terugvinden? Doe foto's van de kledingstukken die gezocht moeten worden in een envelop.
In de klas, school of rondom de school hangen overal afbeeldingen van kledingstukken. De kinderen zoeken deze. Bij iedere afbeelding vinden ze bijvoorbeeld een stukje van een puzzelplaatje.
Het hoedje van de klassenhandpop is kwijt. De kinderen moeten een speurtocht doorlopen, die hen naar de vindplaats leidt. Schrijf in een brief dat de kinderen de hoed moeten gaan zoeken. Laat aanwijzingen achterin de brief. Als ze die opvolgen dan zullen ze de hoed kunnen vinden. Print op gekleurd papier de cijfers 1 tot en met 10 uit. Stop de cijfers in insteekhoesjes. Maak ook een foto van de vindplaats en print de foto uit en knip deze in tien stukken. Stop in ieder hoesje een stuk van de foto. Laat de kinderen in de klas of door de school op zoek gaan naar de cijfers. Zodra ze allemaal zijn gevonden maakt de groep de puzzel om de vindplaats te achterhalen.
Geef de kinderen (of per groepje) een ‘afstreepblad’, met allerlei kledingstukken erop. Verspreid door de school hangen kaarten, met daarop een van die kledingstukken.
Dat kledingstuk is omcirkeld. En dat betekent, dat de kinderen dit kledingstuk op hun ‘afstreepblad’ moeten afstrepen. Bovendien staat er op die kaart: een afbeelding van de actuele locatie (dus waar de kinderen nu zijn; bijvoorbeeld: het klimrek) en een pijl, met daarachter een afbeelding van de plaats, waar de volgende kaart zich bevindt (dus waar de kinderen vervolgens naartoe moeten; bijvoorbeeld: de huishoek). Op iedere plek moeten de kinderen een opdracht uitvoeren. Als de kinderen alle gevonden kledingstukken op hun ‘afstreepblad’ hebben doorgestreept, houden ze één kledingstuk over. De vraag is dan natuurlijk of ze het juiste kledingstuk hebben overgehouden! Uiteraard begint elk groepje bij een andere kaart. Als kinderen bij hun beginkaart terug zijn, dan weten ze, dat ze kunnen stoppen met zoeken. Laat de kinderen in kleine groepjes, onder begeleiding van bijvoorbeeld een kind uit de bovenbouw of een ouder, de zoektocht maken.
Een gast
Nodig eens een gast uit, die de kinderen meer kan vertellen over dit thema.
Denk bij dit thema eens aan:
Een verkoper van een kledingwinkel
Een modeontwerper
Iemand die kleding maakt
Misschien werkt een ouder uit je groep wel als kledingverkoper, modeontwerper of kledingmaker of kennen ze iemand?
Bedenk vooraf, samen met de kinderen leervragen, zoals:
Hoe word je een ...?
Wilde u altijd al ... worden?
Wat is er leuk aan?
Wat is er niet zo leuk aan?
Waar moet je goed in zijn ?
Wat doe je allemaal als ...r?
Een uitstapje
Maak eens een uitstapje. De kinderen kunnen het thema dan al direct van dichtbij beleven en ervaren en er later verder over praten.
Denk bij dit thema eens aan:
Een kledingwinkel
Regel het bezoek van tevoren.
Een leergesprek
Bij het opstarten van een thema is het belangrijk dat de voorkennis wordt geactiveerd.
Deze kan bijvoorbeeld geactiveerd worden door het maken van een woordweb of het houden van een leergesprek. De inzet van leervragen zorgt voor betrokkenheid bij het thema en wakkert de eerste nieuwsgierigheid aan.
Deze weetjes kunnen op stroken visueel worden gemaakt en worden opgehangen bij: "wat weten we al?" Het woordveld wordt gedurende het thema verder aangevuld .
Als dit met een andere kleur gebeurt kunnen de kinderen hun eigen proces ook zien.
Stel vervolgens samen met de kinderen leervragen op. Ga in op wat ze zich afvragen.
Noteer deze vragen op (stroken op) de vragenwand: Wat willen we nog leren?
Je kunt ze ook visueel maken op een onderzoeksblad.
Vertel dat jullie gedurende het thema zoveel mogelijk van die vragen gaan proberen te beantwoorden. Laat de vragen zoveel mogelijk uit de kinderen komen en stimuleer ze met startvragen zoals:
Waarom...?
Hoe...?
Welke...?
Wanneer....?
Wat als...?
Waar...?
Hoe kun je...?
Als....dan....?
In de praktijk zie ik je overigens wel vaak dat kinderen in groep 2 dit zonder enige moeite kunnen en met de meest fantastische vragen komen, maar dat dit voor groep 1 soms nog lastig is en om een meer sturende rol vraagt (geef bijvoorbeeld zelf voorbeelden van mogelijke leervragen, benoemt een aantal onderwerpen die passend kunnen zijn bij het thema en zet beeldmateriaal of concreet materiaal in om leervragen uit te lokken).
Het komt ook wel voor dat een kind graag wil aansluiten bij een vraag van een klasgenoot, dat is ook prima.
Bespreek vervolgens hoe we de antwoorden op deze vragen zouden kunnen vinden?
Deel ze eventueel daar op in:
Wat kun je opzoeken in een boek of op internet?
Wat kun je navragen bij een ouder of deskundige?
Wat kun je zelf gaan onderzoeken?
Waar kun je iets voor ontwerpen?
Maak ook een opzoekhoek bij de vragenmuur. Zet daar bijv. boeken en tablets, waarop de kinderen bijv. video's kunnen kijken. Laat de kinderen zoveel mogelijk zelf op zoek gaan en begeleid wanneer dat nodig is het proces verder om de kinderen een volgende stap te kunnen laten zetten in hun onderzoek.
Naarmate de kinderen meer over het thema kleding leren, kunnen ze deze vragen vervangen door de feiten. Laat de onderzoekers hierover vertellen.
Verplaats deze stroken dan naar: "Dit zijn we te weten gekomen".
Zo kun je met de hele klas zien hoe de antwoorden op de leervragen groeien.
Tip: Denk ook eens aan een digitaal "onderzoek boek", zoals "Evernote". Op die manier kun je ook media toevoegen, zoals foto's, een filmpje of een geluidsopname.
Een praatplaat
Je kunt ook een leergesprek voeren aan de hand van een praatplaat over kleding.
Laat de kinderen vertellen wat zij daarop zien. Stel ook vragen, zoals: waar zie je...?
Wat doet... ? Hoeveel... zijn er? enz.
Als afsluiting kun je een leuk spelletje doen, zoals "Ik zie, ik zie wat jij niet ziet" of raadsels bedenken over dingen op de praatplaat.
Quiz
Organiseer een quiz over kleding Wat weten ze al of nog van het onderwerp af?
Verzamel boeken bij het thema kleding (bij voorkeur die in de klas voorgelezen zijn). Leg de boeken in de kring. Verdeel de kinderen in groepjes en geef elk groepje een teldopje. Speel een boekenquiz, waarbij de kinderen antwoord op een vraag geven door een dopje op een van de boeken te leggen. Suggesties voor kijkopdrachten: een gekopieerde afbeelding uit een van de boeken, een voorwerp dat in een boek voorkomt, een voorwerp dat bij een boek past. Suggesties voor vragen: een vraag over een van de verhalen of enkele kernwoorden uit een boek. De groepjes overleggen over het juiste antwoord en leggen hun dopje op het boek van hun keuze. De groepjes die goed geantwoord hebben, verdienen een snoephartje. Het groepje dat het eerst vijf snoephartjes verzameld heeft, wint de quiz.
Een feest
Sluit het thema eens feestelijk af.
Zorg voor versiering, zoals slingers, confetti en ballonnen.
Maak een uitnodiging.
Zorg voor muziek.
Laat de kinderen verkleed naar school komen. Organiseer een modeshow. Laat de kinderen over een rij van tafels of een rode loper hun verkleedkleding showen. Speel zelf de omroeper of laat een kind vertellen over de outfits van je klas.
Organiseer een Photoshoot.
Speel bingo, maar in plaats van getallen staan er plaatjes van kledingstukken op de bingokaart. Je kunt deze heel simpel zelf maken. Zoek naar 30 leuke plaatjes en verwerk 15 plaatjes in meerdere bingokaarten. Zet alle plaatjes op een andere plek en op de ene kaart staan weer een paar andere plaatjes dan op de andere. Zo voorkom je dat je hele klas tegelijk bingo heeft. Doe de 30 bijbehorende plaatjes in een zakje en trek steeds een plaatje.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
.
.
Bình luận