Kleuters zijn meestal nog te veel op zichzelf gericht om zich in te kunnen leven in de ander. Ze gaan ervan uit, dat de ander net zo denkt en voelt als zij. Als een kleuter in groep 1 binnenkomt speelt hij/zij vaak nog naast andere kinderen. Langzamerhand beginnen kleuters overeenkomsten en verschillen op te merken en zie je ook steeds meer sociale contacten ontstaan. Er kunnen verschillende oorzaken zijn waardoor de omgang met anderen voor sommige kinderen niet als vanzelf verloopt. Daarom is het belangrijk om problemen op tijd te signaleren en kinderen de begeleiding te bieden die zij nodig hebben. Op een gepaste manier contact kunnen en durven maken is essentieel voor de sociale ontwikkeling van kinderen. In deze blog vertel ik je er meer over.

De ontwikkeling van de relatie met andere kinderen
Kleutervriendschappen zijn anders dan bijvoorbeeld hechte vriendschappen tussen schoolkinderen of volwassenen. Om vriendschap te kunnen sluiten, is het namelijk nodig dat een kind zich eerst kan inleven in een ander. Voor volwassenen is een vriendschap een band die je met iemand hebt over een langere periode en die een zekere wederkerigheid inhoudt. Vriendschap heeft bij jonge kinderen een hele andere invulling. Voor kleuters is een vriendje of vriendinnetje iemand, die samen wil spelen en die dezelfde dingen leuk vindt.
Jonge kleuters spelen nog vaak naast elkaar. Soms hebben ze even contact en gaan daarna weer met hun eigen spel verder. Oudere kleuters kunnen al wat langer met een leeftijdgenootje spelen. Ze kunnen vaak al een spel bedenken en rekening met elkaar houden. Ze kunnen ook overleggen in hun spel. “Ik ben de vader en dan ben jij het kind”. Zo wordt spelen náást elkaar, langzamerhand steeds vaker spelen mét elkaar.
Vanaf een jaar of vijf spreken de meeste kinderen voor het eerst over een "vriendje".
Een vriendje is dan iemand die bij ze in de buurt woont, naar dezelfde school gaat of speelgoed heeft waarmee het kind mag spelen. Vriendschap is in deze fase nog vrij vergankelijk; wie vandaag een vriendje is, is dat morgen misschien niet meer.
In de praktijk zie je dat de beginsituatie van kleuters op dit gebied erg veel kan verschillen. De ene kleuter die net op school komt, is al beter in staat om contacten te leggen met andere kinderen en daarbij rekening te houden met hun wensen en verwachtingen, dan de andere. Om te observeren waar het kind ergens in zijn/haar ontwikkeling staat is het gebruik van ontwikkellijnen een handig hulpmiddel en houvast.
Je vindt deze in mijn blog: De sociale ontwikkeling
Het opbouwen van positieve relaties met klasgenootjes is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van kinderen. Zo heeft onderzoek laten zien dat kinderen die sociaal worden geaccepteerd zich gelukkiger voelen, beter presteren op school en meer sociaal gedrag laten zien dan kinderen die worden afgewezen. Daarnaast is het bekend dat sociale afwijzing juist negatieve effecten heeft: kinderen die worden afgewezen door klasgenoten laten vaker storend gedrag zien, zijn minder betrokken op school en hebben later meer risico op depressie.
Voorkeuren
Net als volwassenen hebben ook kinderen al een voorkeur voor met wie zij wel en niet een sociale relatie willen opbouwen en onderhouden. Als veel kinderen graag met een bepaald kind spelen, dan is de kans groot dat dit kind goed in de groep ligt.
Maar waarom spelen kinderen liever met de een dan met de ander?
Op basis waarvan worden sociale relaties in de klas gevormd?
Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan van sociale relaties tussen mensen.
Twee belangrijke theorieën zijn:
De sociale uitwisselingstheorie
Deze theorie gaat ervan uit dat we relaties opbouwen met mensen van wie we verwachten dat ze iets voor ons kunnen betekenen. Met andere woorden: we gaan relaties aan met mensen als we verwachten dat die relaties ons iets opleveren. Mensen bij wie we ons prettig voelen, die ons emotionele steun bieden en ons een gevoel van nabijheid geven.
Deze theorie betekent dat we geneigd zijn relaties op te bouwen en te onderhouden met mensen die bepaalde positieve eigenschappen of kenmerken hebben. Van mensen die veel kennis hebben, kunnen we bijvoorbeeld veel leren en met mensen die humor hebben, kunnen we lachen.
Het principe van gelijkenis
Deze theorie gaat ervan uit dat we relaties opbouwen met mensen die op ons lijken . Natuurlijk zijn er ook vriendengroepen die gekenmerkt worden door diversiteit, maar over het algemeen zijn ze juist relatief homogeen. We kiezen mensen uit op basis van gedeelde kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, etnische achtergrond en sociaaleconomische status.
En natuurlijk ook op basis van gedeelde interesses en hobby’s. De vraag binnen dit principe is: Wie lijkt op mij? De onderliggende aanname is dat mensen die op ons lijken onze identiteit, keuzes, behoeften en verlangens bevestigen (en dat vinden we over het algemeen aangenaam).
Kinderen gaan vaker relaties aan, die hen wat opleveren en zijn eerder geneigd om te kiezen voor klasgenootjes uit die op hen lijken. Hierdoor zie je bijvoorbeeld vaak dat kinderen minder geneigd zijn om interacties aan te gaan met klasgenootjes met een lager taalniveau.
Moeite met sociale contacten
Je wilt natuurlijk het liefst dat alle kinderen in de groep met elkaar spelen, dat niemand wordt buitengesloten en elk kind genoeg vriendjes en vriendinnetjes heeft.
Helaas is dat niet altijd de realiteit.
Niet alle kinderen maken even gemakkelijk en op dezelfde manier contact met anderen.
Er zijn veel gedragsmanieren die hierbij kunnen opvallen.
Het kan bijvoorbeeld zijn dat een kind teruggetrokken en verlegen is, ook al kent hij/zij zijn/haar klasgenoten goed. Dat kan voorkomen als een kind niet goed weet op welke manier hij/zij contact moet maken, of als hij/zij bang is om door anderen te worden afgewezen.
Een kind kan ook juist te veel aanwezig zijn in de omgang met anderen.
Constant aan het woord zijn, steeds de baas spelen of te weinig afstemmen op de ander kan tot negatieve reacties van andere kinderen leiden.
Wanneer dat lang aanhoudt, vinden zij het op den duur minder leuk om met hun drukke klasgenoot samen te werken of te spelen.
Het kan ook voorkomen dat een kind niet opvalt in de manier waarop hij met andere kinderen omgaat, maar dat juist het contact met volwassenen moeizaam verloopt.
Het kind gedraagt zich bijvoorbeeld distantie loos en is brutaal. Of hij/zij is juist heel verlegen en durft niet om hulp te vragen. Als dat langere tijd aanhoudt, kan dat negatieve gevolgen hebben voor het leerproces en de didactische resultaten van dat kind.
Oorzaken
Problemen in de omgang met anderen kunnen verschillende oorzaken hebben.
In sommige gevallen hangen ze samen met de aanwezigheid van een stoornis.
Zo kunnen kinderen met autisme of ADHD moeite hebben om tijdens een gesprek rekening te houden met de ander. Kinderen met ADHD of ODD kunnen de neiging hebben om de bedoelingen van een ander negatief te interpreteren, waardoor ze boos of brutaal reageren. Kinderen met een angststoornis kunnen juist zeer teruggetrokken gedrag laten zien.
Maar het hoeft lang niet altijd zo te zijn dat er sprake is van een stoornis.
Het kan ook voorkomen dat een kind (tijdelijk) wat meer moeite heeft met contact maken, zonder dat er op andere ontwikkelingsgebieden iets aan de hand is.
Hij heeft dan een zetje nodig om de volgende stap in zijn sociale ontwikkeling te maken.
Gevolgen
Wanneer een kind het lastig vindt om op een gepaste manier met anderen om te gaan, kan dit op den duur leiden tot problemen bij het opbouwen en onderhouden van (vriendschappelijke) relaties. Het is daarom belangrijk om problemen op dit gebied op tijd te signaleren. Probeer duidelijk te krijgen wat een kind precies nodig heeft om op een gepaste manier contact te kunnen maken en relaties aan te kunnen gaan.
Door hulp te bieden die nauw op deze behoeften aansluit, kun je een kind verder helpen in zijn/haar sociale ontwikkeling. Gericht observeren en het gedrag bespreken met een collega, met de ouders van het kind en met het kind zelf, kunnen helpen om het gedrag beter in kaart te brengen. Dat geeft vaak aanknopingspunten om de juiste onderwijsbehoefte te benoemen.
Onderwijsbehoeften zijn over het algemeen nogal abstract geformuleerd.
Zo ook de behoefte aan begeleiding bij het maken van contact.
Het is niet direct duidelijk wat je als leerkracht zou kunnen doen tijdens de les om aan deze behoefte tegemoet te komen. Daarvoor is het nodig om een aanpak te formuleren.
Die geeft in concrete bewoordingen weer hoe je een kind kunt helpen.
Er zijn verschillende aanpakken mogelijk. Voor welke je kiest, is afhankelijk van jouw eigen voorkeuren en van de mogelijkheden binnen uw school. Ik geef je een aantal voorbeelden.
Tips
Hoe stimuleer je kleuters tot het aangaan van positieve sociale contacten?
Stimuleer het samen spelen en werken!
Plan momenten in waarop kinderen met elkaar moeten samenwerken, of waarop ze in tweetallen met elkaar moeten spelen en zorg ervoor dat ze elkaar daarbij nodig hebben. Varieer daarbij de samenstelling ook regelmatig. Kinderen die het lastig vinden om uit zichzelf contact te maken, zijn van deze momenten afhankelijk om hun sociale vaardigheden te oefenen. Stel tijdens deze momenten een positief verloop van het contact als doel; laat het didactische doel even achterwege.
Dat kan bijvoorbeeld zo:
Vertel de kinderen dat ze (buiten) gaan spelen, maar dat dat vandaag wel anders gaat. Deel willekeurig (of met voorbedachte rade) verschillende kleurenkaarten uit. Laat de kinderen de andere kinderen opzoeken met dezelfde kleur en vertel dat zij vandaag maatjes zijn en gaan samenspelen. Vraag na afloop hoe het is gegaan. Doe dit regelmatig om het samenspel te stimuleren. Houd de groepjes wel klein (maximaal 4 kinderen). Houd het kort en gebruik een timer. Daarna mogen de kinderen weer vrij spelen. Variatie: Stel zo de groepjes samen voor het hoekenspel of de koppels voor in de rij.
Of introduceer een 'Maatjesdag'. Doe van ieder kind een foto (of naamkaartje) in de doos. Trek steeds twee foto's (of namen) uit een doos. Deze tweetallen gaan elkaar de hele dag helpen en met elkaar spelen.
Speel veel spelletjes, waarbij de kinderen moeten samenwerken. Zie hiervoor mijn blog: Coöperatieve spelletjes
Vraag bijvoorbeeld alle meisjes met hun ogen dicht een kiesbordkaartje te pakken van de jongens in de groep. Zo doorbreek je het veel geziene patroon waarin jongens alleen met jongens spelen en meisjes alleen met meisjes spelen.
Koppel bewust!
Als leerkracht is het belangrijk om goed na te denken over hoe je kinderen bijvoorbeeld plaatst in de kring. Wie zet je naast wie? Hetzelfde geldt voor spelen in de hoeken: welke kinderen laat je met elkaar in een hoek spelen en werken?
Probeer groepjes kinderen vooral op zo’n manier samen te stellen dat alle kinderen van elkaar kunnen leren en alle kinderen de mogelijkheid hebben om relaties op te bouwen waarin ze bijvoorbeeld hun taalvaardigheid kunnen ontwikkelen.
Creëer een wij-gevoel!
Probeer een wij-gevoel te creëren. Dan kan bijvoorbeeld door:
De groep verantwoordelijk te maken voor het netjes houden van de klas.
Kinderen ook bij het maken van afspraken te betrekken. Hierdoor geef je ze verantwoordelijkheid en wordt het iets van hen samen.
Je waardering uit te spreken voor de hele groep en bijvoorbeeld een compliment te geven wanneer de kinderen elkaar goed hebben geholpen.
Leer kinderen naar elkaar te kijken!
Stimuleer de kinderen om naar elkaar (en naar jou als leerkracht kijken) om zo emoties te leren herkennen. Stel daarbij vragen als: Wat zie je? Hoe zou het andere kind zich voelen?
Betrek ouders in het maken van sociale contacten!
Ook ouders spelen een belangrijke rol in de sociale processen in de klas. Geef ouders, wanneer een kind buiten de groep dreigt te vallen, bijvoorbeeld het advies om speelafspraken te maken.
Houd een kringgesprek!
Houd een gesprekje over hoe het zou zijn om helemaal alleen op de wereld te leven.
Waarom en waarbij hebben we elkaar nodig?
Kringgesprekken bieden ook een mooie context om elkaar beter te leren kennen.
Kinderen maken vaak makkelijker contact als ze iets van elkaar weten.
Bespreek situaties voor waarbij een kind moet samenwerken of spelen
Geef van tevoren aan dat er een moment komt waarop een kind iets met een ander moet doen. Vraag of hij/zij in een klein groepje wil, of liever met één ander kind.
Bespreek stap voor stap hoe het werken of spelen kan verlopen en wat het kind kan doen. Benoem ook verschillende belangrijke vaardigheden, zoals delen, de leiding nemen, naar de ander luisteren en afspraken maken. Bespreek hoe het kind daarmee om zal gaan.
Bespreek de mogelijke reacties van anderen
Problemen met contact maken kunnen voortkomen uit een gebrek aan inlevingsvermogen. Kinderen die zich onvoldoende inleven in anderen, staan soms helemaal niet stil bij hoe hun gedrag op een ander kan overkomen. Het is belangrijk om dit te bespreken, zodat kinderen zich hier bewust van worden. Anderzijds kan het zijn dat een kind zich wel voldoende kan inleven, maar van tevoren altijd negatieve reacties op zijn gedrag verwacht.
Zorg er in dat geval voor dat het kind zich ervan bewust wordt dat anderen ook positief op hem kunnen reageren.
Oefen in rollenspellen
Vraag een kind wat hij lastige situaties vindt in de omgang met anderen. Oefen deze in een rollenspel. Doe dit in een veilige omgeving, dus liever op een apart moment buiten de klas dan voor de groep. Betrek hierbij eventueel een klasgenoot bij wie de leerling zich op zijn gemak voelt. Oefen ook gemakkelijkere situaties, zodat een kind succeservaringen kan opdoen. De organisatie van de aanpak, klassikaal, in kleine groepjes of individueel, is afhankelijk van de samenstelling van de groep. Wanneer er meerdere kinderen in de groep zijn die baat kunnen hebben bij begeleiding bij het contact maken, kan het praktisch zijn om dit als onderwerp tijdens de SoVa-lessen te bespreken of terug te laten komen.
Bespreek situaties na!
Blik regelmatig terug op de sociale omgang tussen kinderen: wat gaat er goed en wat kan er beter? Laat de kinderen na afloop van het werken of spelen bijvoorbeeld vertellen hoe het is gegaan. Vraag hem/haar waar hij/zij tevreden over was en wat er minder goed ging.
Hoe zou hij dit een volgende keer aanpakken?
Schakel externe hulp in!
Wanneer het samenspelen moeizaam verloopt kun je bijvoorbeeld ook een SoVa-leerkracht of een onderwijsassistent inschakelen om zo met kleinere groepjes te oefenen.
Lees boeken over vriendschappen!
Lees samen met de kinderen boeken over vriendschappen. Enkele suggesties voor boeken:
Kinderen hoeven natuurlijk niet met iedereen vriendjes te zijn en mogen natuurlijk ook best alleen spelen als ze dat willen, maar spreek af dat ze wel tegen iedereen aardig moeten doen en niemand buitensluiten, zodat iedereen met een fijn gevoel naar school kan komen..
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke aanvullingen of suggesties? Laat dan een reactie achter!
Bronnen
Kleuterouders.blog. (Jaartal onbekend). Vriendschappen.
Geraadpleegd op 31 oktober 2022.
ThiemeMeulenhoff. HJK. (Jaartal 2023). Wie speelt met wie?
Geraadpleegd op 30 september 2023.

.
.
Comments