site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken

Thema lente: Opening/afsluiting

Foto van schrijver: Juf AngeliqueJuf Angelique

Bijgewerkt op: 1 mei 2024

Het is belangrijk, om tijdens het plannen van een thema, als leerkracht goed na te denken over de startactiviteiten. Startactiviteiten moeten ervoor zorgen dat de kinderen enthousiast worden voor een thema. Het is dan ook belangrijk dat de activiteiten, die je kiest pakkend en betekenisvol zijn en nieuwsgierigheid opwekken.

Wanneer kinderen zelf enthousiast zijn voor een thema, zullen zij meer tot leren komen.

Ook zijn de startactiviteiten belangrijk om de voorkennis te activeren en leervragen voor het thema op te stellen. Door het opstellen van de leervragen en het maken van een plan kan vervolgens de rest van het thema worden vormgegeven.

Thema’s kunnen op veel verschillende manieren gestart en afgesloten worden.

In deze blog geef ik je suggesties om het thema lente te openen en/of af te sluiten.



De belevingswereld van de kinderen


Vertrek vanuit de belevingswereld van de kinderen. Vraag de kinderen bijvoorbeeld:

  • Staan er al bloemen in jouw tuin?

  • Wat is jouw lievelingsbloem?

  • Wat vind je van de lente?

  • Wat vind je het leukst van de lente?

  • Wat trek jij in de lente aan?

 

Thematafel


Richt een thematafel in. Denk hierbij aan:

  • Knuffels van kriebelbeestjes of boerderijdieren.

  • Boeken over de lente.

  • Posters/afbeeldingen over de lente.

  • Voorwerpen, zoals: een nest, eieren, bloemen enz.

Maak tijdens je thema foto's van de activiteiten en hang deze op.

Creëer hiervoor een stukje projectmuur. Op die manier kun je met de kinderen terugkijken op een thema en kunnen ze elkaar vertellen over hun activiteiten en elkaar inspireren.

 

Aankleding van de klas


Breng je lokaal in de sfeer van het thema. Denk hierbij aan:

  • Een raamschildering: Beschilder de ramen of hang grote geplastificeerde A3 afbeeldingen op. Gebruik raamverf of krijtstiften. Krijtstift kan je gemakkelijk van de ramen afvegen met alleen een nat doekje. Voor het opzetten vergroot je een afbeelding onder het kopieerapparaat en plak deze aan de andere kant van het raam. Trek deze vervolgens over.

  • Een deurversiering: Versier de deur met een "gordijn" van repen crêpepapier. Hang er eventueel kartonnen bloemen aan.

  • Laat de kinderen plastic bloemen meenemen en versier daar je lokaal mee.

 

Voorwerpen


Haal allerlei voorwerpen de klas in, die met de lente te maken hebben en waarmee je de nieuwsgierigheid van de kinderen kunt opwekken.

De kinderen komen de klas binnen en zien deze voorwerpen liggen.

Vervolgens zal een gesprek ontstaan over deze voorwerpen. Wat zijn dit voor voorwerpen? Wat kunnen we met deze voorwerpen doen?

  • De kinderen vinden bijvoorbeeld een ei in de klas. Van wie zou dit kunnen zijn? Iedereen denkt mee en maakt er een tekening van. De volgende dag wordt er een tipje van de sluier opgelicht met behulp van een brief of filmpje of een andere hint. Langzamerhand wordt gedurende het project duidelijk van wie het voorwerp is.

  • De voorwerpen kunnen in een doos of koffer geplaatst worden. Deze geheimzinnige doos staat in de klas als de kinderen binnen komen. Iedere keer komt er wat uit de doos tevoorschijn. Wat is het? Wat kunnen we er mee doen? De kinderen zullen op ideeën komen en nieuwsgierig zijn naar de rest van de voorwerpen.

  • Laat de kinderen zelf spullen over de lente meenemen en daarover vertellen.

 

Een verhalend ontwerp


Start het thema met een verhalend ontwerp. Dit betekent dat je een thema uitwerkt aan de hand van een verhaal of een verhaallijn, die de rode draad voor je lessen vormt en waarbij leerlingen actief meedoen en zelf ontdekkend leren, door op zoek te gaan naar oplossingen. Enkele variaties:

  • Er komt een handpop (lentefee, boerderijdier, een insect)op visite. Hij heeft een vraag of probleem.

  • De kinderen ontvangen een brief van een boerderijdier of een insect, waarin hen om hulp wordt gevraagd bij een probleem. De kinderen bedenken zelf een oplossing voor het probleem en kiezen met welk materiaal ze dit gaan doen. Ze kunnen bijv. bouwen in de bouwhoek, iets maken van constructiematerialen, iets knutselen enz... Na afloop presenteren de kinderen hun werk aan de groep.

  • Er komt een pakketje binnen voor de klassenpop. Hoe komt dat pakketje hier? Wie zou de afzender zijn? Hoe kom je dat te weten? Maak het pakketje open. Er zit bijvoorbeeld een shirt en een brief van oma in, waarin ze schrijft dat ze het shirt opstuurt, omdat het in de lente warmer gaat worden. Lees de brief voor en wijs de woorden aan als je ze voorleest. Vraag de kinderen daarna of ze zelf ook andere kleren aanhebben dan een poosje geleden.

 

Drama


Drama kan op diverse manieren worden ingezet bij het openen/afsluiten van een thema. Enkele variaties:

  • De leerkracht komt als een lentefee, insect of boerderijdier de klas binnen

  • De leerkracht beeldt samen met een aantal leerkrachten een boek over ... uit.

  • Een poppenkastvoorstelling over ...

  • De kinderen kunnen zelf een voorstelling over ... verzorgen.

 

Een boek

  • Start het thema met het voorlezen van een boek over...

  • Vraag kinderen uit de hogere groepen om (in groepjes) te komen voorlezen over de lente.

  • De kinderen presenteren hun lievelingsboek over de lente.

  • Houd een boekverkiezing. Leg een collectie van boeken over de lente aan. Vraag hiervoor kinderen om boeken mee te nemen van thuis, duik in de schoolbibliotheek en leen boeken bij de openbare bibliotheek. Laat de kinderen in de boeken snuffelen en houd dan een verkiezing. Wat is het beste boek?

  • Laat de kinderen samen een boek over de lente maken. Stel groepjes samen van ongeveer vier kinderen. Neem de tijd om aan het boek te werken. Reserveer bijvoorbeeld gedurende een week elke dag een uur om aan het boek te werken.

Dag 1: Bekijk eerst samen een bestaan prentenboek. De jongste kleuters kunnen de wie- en waar-vragen beantwoorden. Iets oudere kinderen kunnen een onderscheid maken in ‘begin’, ‘midden’ en ‘eind’ van het verhaal en op zoek gaan naar het ‘probleem’ dat zich vaak afspeelt in de verhalen en de bijbehorende oplossingen.

Dag 2: Wanneer de kinderen een prentenboek beter hebben bekeken gaan ze zelf aan de slag. Ze bedenken eerst hoe de hoofdpersoon uit hun boek eruit ziet en hoe hij zich gedraagt. Ze geven hem een naam en bedenken waar hij woont. De kinderen gaan daarna aan de slag met verschillende teken-, schilder- en knutselmaterialen en maken de hoofdpersoon.

Dag 3: Vervolgens bedenken ze een begin voor hun prentenboek. Op de eerste bladzijde van een prentenboek wordt uitgelegd over wie het verhaal gaat en waar deze persoon woont. De karaktereigenschappen van de hoofdpersoon worden soms ook al duidelijk. Wanneer je merkt dat de kinderen niet goed verder komen, kunt je voorstellen de verhaallijn van een bestaand prentenboek te gebruiken.

Dag 4: Vandaag wordt het midden van het verhaal gemaakt. Dit kunnen meerdere pagina's zijn. In het midden ontstaat een probleem. Wanneer de kinderen het moeilijk vinden, laat je ze naar bestaande prentenboeken kijken.

Dag 5: De kinderen maken de laatste bladzijde(n) van het verhaal, waarin het probleem opgelost wordt. Laat ze ook nu weer kijken naar bestaande prentenboeken. Laat de kinderen controleren of de teksten kloppen en of alle

afbeeldingen in de goede volgorde liggen. Laat ze het verhaal eens van begin tot eind hardop te lezen, om te controleren of het goed klinkt.

Dag 6: Het boek krijgt een kaft met een titel en een titelblad waarop de naam van de kinderen staan die aan het boek gewerkt hebben.

Dag 7: De kinderen mogen hun prentenboek presenteren. Je kunt de zelfgemaakte boeken daarna ook in je leeshoek leggen of laten rouleren.

  • Het is ook bijzonder leerzaam om met kinderen een boek over de lente te maken waarin ze zelf de hoofdrol spelen. Laat de kinderen nadenken over een interessant onderwerp. Voor kleuters is het handig om beeldmateriaal als uitgangspunt te nemen. Laat de kinderen foto’s of kopieën meenemen naar school. Ze bepalen eerst de volgorde van het verhaal dat ze willen vertellen. Welke foto komt aan het begin van het boek en welke als laatste? De foto’s kunnen leidend zijn voor het verhaal dat ze willen vertellen. Laat de kinderen beschrijven wat ze op de foto’s zien en schrijf de tekst erbij. Eventueel kunnen er nog tekeningen bij gemaakt worden. Als laatste maken de kinderen de kaft. Deze moet in één oogopslag laten zien dat het boek over dat ene kind gaat. Als alle boeken klaar zijn, kan er een boekpresentatie zijn. Plan twee keer per dag kort een moment waarop de kinderen hun boek aan de rest van de groep presenteren. Op die manier kunnen ze de keuzes die ze gemaakt hebben verantwoorden. Daarnaast kunnen de kinderen met hun boek ook anderen inspireren. Laat het een boek worden waar ze echt trots op zijn.

 

Een speurtocht


Organiseer een speurtocht in of rondom de school.

Enkele variaties:

  • Vossenjacht: Een aantal leerkrachten/volwassenen verkleden zich als insect, boerderijdier of lentefee en lopen in en om de school heen. De kinderen zoeken de personages op. Het personage geeft ze vervolgens een letter of een deel van een plaatje. Nadat alle personages gevonden zijn, wordt de naam of het plaatje in elkaar gepuzzeld.

  • In de klas, school of rondom de school hangen overal afbeeldingen van de lente. De kinderen zoeken deze. Bij iedere afbeelding vinden ze bijvoorbeeld een stukje van een puzzelplaatje.

  • De kinderen volgen een spoor van insecten. Onderweg moeten zij allerlei opdrachten uitvoeren. Aan het eind wacht een insect (een volwassene die verkleed is en klaar zit) met een mooi prentenboek over de lente om voor te lezen.

  • Het ei is kwijt. De kinderen moeten een speurtocht doorlopen, die hen naar de vindplaats leidt. Schrijf in een brief dat de kinderen het ei moeten gaan zoeken. Laat aanwijzingen achterin de brief. Als ze die opvolgen dan zullen ze het ei kunnen vinden. Print op gekleurd papier de cijfers 1 tot en met 10 uit. Stop de cijfers in insteekhoesjes. Maak ook een foto van de vindplaats en print de foto uit en knip deze in tien stukken. Stop in ieder hoesje een stuk van de foto. Laat de kinderen in de klas of door de school op zoek gaan naar de cijfers. Zodra ze allemaal zijn gevonden maakt de groep de puzzel om de vindplaats te achterhalen.

  • Geef de kinderen (of per groepje) een ‘afstreepblad’, met allerlei figuurtjes erop. Verspreid door de school hangen kaarten, met daarop een van die figuurtjes (bijvoorbeeld bloemen, insecten enz). Dat figuurtje is omcirkeld. En dat betekent, dat de kinderen dit figuurtje op hun ‘afstreepblad’ moeten afstrepen. Bovendien staat er op die kaart: een afbeelding van de actuele locatie (dus waar de kinderen nu zijn; bijvoorbeeld: het klimrek) en een pijl, met daarachter een afbeelding van de plaats, waar de volgende kaart zich bevindt (dus waar de kinderen vervolgens naartoe moeten; bijvoorbeeld: de huishoek). Op iedere plek moeten de kinderen een opdracht uitvoeren. Als de kinderen alle gevonden figuurtjes op hun ‘afstreepblad’ hebben doorgestreept, houden ze één figuurtje over. De vraag is dan natuurlijk of ze het juiste figuurtje hebben overgehouden! Uiteraard begint elk groepje bij een andere kaart. Als kinderen bij hun beginkaart terug zijn, dan weten ze, dat ze kunnen stoppen met zoeken. Laat de kinderen in kleine groepjes, onder begeleiding van bijvoorbeeld een kind uit de bovenbouw of een ouder, de zoektocht maken.

  • De lentefee is verdrietig. Er is een dief in haar tuin geweest, die tien bloemen heeft gestolen. Kunnen de kinderen deze in of rondom de klas terugvinden?

 

Een gast


Nodig eens een gast uit, die de kinderen meer kan vertellen over dit thema.

Denk bij dit thema eens aan:

  • Een boer/boerin

  • Een tuinman

Misschien werkt een ouder uit je groep wel als boer(-in) of tuinman of kennen ze iemand?


Bedenk vooraf, samen met de kinderen leervragen, zoals:

  1. Hoe word je een ...?

  2. Wilde u altijd al ... worden?

  3. Wat is er leuk aan?

  4. Wat is er niet zo leuk aan?

  5. Waar moet je goed in zijn ?

  6. Wat doe je allemaal als ...?

 

Een uitstapje


Maak eens een uitstapje. De kinderen kunnen het thema dan al direct van dichtbij beleven en ervaren en er later verder over praten.

Denk bij dit thema eens aan:

  • De (kinder-)boerderij

  • De sloot

  • De omgeving van de school

 

Een kabouter pad


Een kabouter pad is een ontdek pad in een natuurlijke, waarbij kabouters de weg wijzen en leerlingen vertellen over de bijzonderheden die daar te beleven zijn. Het is een werkvorm waarbij leerlingen in groepjes onder begeleiding met opdrachten de omgeving verkennen.

Er zijn door het hele land kant en klare kabouter paden, maar je kunt er ook zelf eentje in de omgeving van school of in het bos een kabouter pad uitzetten. Maak in dat geval kabouters met opdrachten en bevestig ze aan een boom of op houten paaltjes. Je kunt ook houten kabouters maken, bijvoorbeeld van een stukje boomstam en deze onderweg 'verstoppen'.

In plaats van kabouters onderweg kun je de kinderen ook een zoekkaart meegeven en ze vragen om te zoeken naar alle dingen die op hun kaart staan. Dat kunnen bijvoorbeeld allerlei soorten/kleuren paddenstoelen zijn of allerlei andere dingen die je in de omgeving ziet. Verdeel de kinderen in groepjes en vraag ouders om de groepjes te begeleiden.

Extra leuk: Vraag de kinderen om verkleed te komen als kabouter of zorg zelf voor kaboutermutsen. Begin bijvoorbeeld met een gezamenlijk verhaal over een kabouter en een kort gesprek over kabouters. Wat zijn kabouters? Waar wonen ze? enz.

Vervolgens leg je de bedoeling van het kabouter pad uit aan de kinderen.

Bij elke kabouter die ze tegenkomen is een opdracht of spel te doen. Enkele ideeën:

In deze download vind je een introductieverhaal en opdrachtenkaarten voor een kabouter pad in de lente.

 

Een leergesprek


Bij het opstarten van een thema is het belangrijk dat de voorkennis wordt geactiveerd.

Deze kan bijvoorbeeld geactiveerd worden door een leergesprek.


Inventariseer wat de kinderen al weten en nog willen leren over de lente.

Daarna kan er een woordveld worden gemaakt of kunnen de weetjes op stroken worden genoteerd en opgehangen bij: wat weten we al?

Dit woordveld wordt gedurende het thema verder aangevuld . Als dit met een andere kleur gebeurt kunnen de kinderen hun eigen proces ook zien.


Stel vervolgens samen met de kinderen leervragen op. Ga in op wat ze zich afvragen.

Noteer deze vragen op (stroken op) de vragenwand: Wat willen we nog leren?

Vertel dat jullie gedurende het thema zoveel mogelijk van die vragen gaan proberen te beantwoorden. Laat de vragen zoveel mogelijk uit de kinderen komen en stimuleer ze met startvragen zoals:

  • Waarom...?

  • Hoe...?

  • Welke...?

  • Wanneer....?

  • Wat als...?

  • Waar...?

  • Hoe kun je...?

  • Als....dan....?

Bespreek hoe we de antwoorden op deze vragen zouden kunnen vinden?

Deel ze eventueel daar op in:

  • Wat kun je opzoeken in een boek of op internet?

  • Wat kun je navragen bij een ouder of deskundige?

  • Wat kun je zelf gaan onderzoeken?

  • Waar kun je iets voor ontwerpen?

Maak ook een opzoekhoek bij de vragenmuur. Zet daar bijv. boeken over de lente en tablets, waarop de kinderen bijv. video's kunnen kijken.


Naarmate de kinderen meer over de lente leren, kunnen ze deze vragen vervangen door de feiten. Verplaats deze stroken dan naar: "Dit zijn we te weten gekomen".

 

Een praatplaat


Je kunt ook een leergesprek voeren aan de hand van een praatplaat over de lente.

Laat de kinderen vertellen wat zij daarop zien. Stel ook vragen, zoals: waar zie je...?

Wat doet... ? Hoeveel... zijn er? enz.

Als afsluiting kun je een leuk spelletje doen, zoals "Ik zie, ik zie wat jij niet ziet" of raadsels bedenken over dingen op de praatplaat.

 

Quiz


  • Organiseer een quiz over de lente. Wat weten ze al of nog van het onderwerp af?

  • Verzamel boeken bij het thema de lente (bij voorkeur die in de klas voorgelezen zijn). Leg de boeken in de kring. Verdeel de kinderen in groepjes en geef elk groepje een kunstbloem. Speel een boekenquiz, waarbij de kinderen antwoord op een vraag geven door een bloem op een van de boeken te leggen. Suggesties voor kijkopdrachten: een gekopieerde afbeelding uit een van de boeken, een voorwerp dat in een boek voorkomt, een voorwerp dat bij een boek past. Suggesties voor vragen: een vraag over een van de verhalen of enkele kernwoorden uit een boek. De groepjes overleggen over het juiste antwoord en leggen hun bloem op het boek van hun keuze. De groepjes die goed geantwoord hebben, verdienen een snoephartje. Het groepje dat het eerst vijf snoephartjes verzameld heeft, wint de quiz.

 

Een feest


Sluit het thema eens feestelijk af.

  • Zorg voor versiering, zoals gele slingers, confetti en ballonnen.

  • Maak een uitnodiging.

  • Zorg voor lentemuziek.

  • Organiseer een minidisco

  • Houd een lente-stoelendans.

  • Laat de kinderen verkleed als lentefee, insect of boerderijdier naar school komen. Organiseer een modeshow. Laat de kinderen over een rij van tafels of een rode loper hun verkleedkleding showen. Speel zelf de omroeper of laat een kind vertellen over de outfits van je klas.

  • Organiseer een lentephotoshoot.

  • Speel "Ezeltje prikje" met een ezel en een staart. Maak op een groot bord een ezel zonder staart. Die mogen de kinderen er met een blinddoek om op gaan prikken. Maak de staart uit van papier en plak er klittenband op. Vervolgens mogen de kinderen proberen de staart op de juiste plek op het bord te plakken.

  • Ga sjoelen. Je kunt het gewone sjoelen omtoveren in lente-sjoelen door iedere sjoelsteen te versieren met een bloemenplaatje of door deze op de puntentelling te (poortjes) te plakken.

  • Speel bingo, maar in plaats van getallen staan er plaatjes van de lente op de bingokaart. Je kunt deze heel simpel zelf maken. Zoek naar 30 leuke plaatjes en verwerk 15 plaatjes in meerdere bingokaarten. Zet alle plaatjes op een andere plek en op de ene kaart staan weer een paar andere plaatjes dan op de andere. Zo voorkom je dat je hele klas tegelijk bingo heeft. Doe de 30 bijbehorende plaatjes in een zakje en trek steeds een plaatje.

  • Speel spelletjes met gele ballonnen: De kinderen staan in een cirkel en er is een ballon opgeblazen. Het kind met de ballon in zijn of haar handen gooit de ballon omhoog en roept dan de naam van het kindje die de ballon moet vangen. Als hij hem gevangen heeft, mag hij de ballon weer omhoog gooien en iemand roepen. Niet gevangen? Dan mag het kindje gaan zitten. Diegene die als laatste over blijft, heeft gewonnen. In tweetallen overspelen, een ballon hoog houden, lummelen of een opgeblazen ballon laten leeglopen, wegvliegen en opvangen, is ook leuk. De kinderen kunnen met een ballon tussen hun knieën een parcours afleggen. Een andere variant daarop is om de ballon tussen de buiken van twee kinderen te laten klemmen.

  • Organiseer een lente-picknick. Schakel bijvoorbeeld de hulp van bovenbouw leerlingen in om te helpen met het klaarmaken van hapjes en drankjes. De kinderen maken in groepjes wat lekkers klaar. Elk groepje zorgt voor een andere lekkernij. Denk hierbij aan prikkers met zoete of hartige hapjes, broodjes, sandwiches, minipizza’s (een pitabroodje beleggen), versierde cupcakes, koekjes, fruitsalade, worstjes in bladerdeeg, appelflappen en ontbijtkoek. Zorg voor een mooi kleed dat je buiten neerlegt voor de picknick.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!



.

.





954 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments

Rated 0 out of 5 stars.
No ratings yet

Add a rating

© 2020 by juf Angelique. This website has been designed using resources from Freepik.com

bottom of page