In kleuterklassen waarin het aanbod tijdens het schooljaar voornamelijk gestuurd wordt door de leerkracht, sluipt al snel ‘aangeleerde hulpeloosheid’ binnen.
Kinderen hoeven geen plannen te maken of na te denken wat ze gaan doen, ze moeten gewoon luisteren en uitvoeren wat van hen wordt verwacht. Onderwijs dat vooral gebaseerd is op extrinsieke motivatie, waarbij je als leerkracht alles uit de kast haalt om je kleuters te boeien. Maar ondertussen weten we wel beter. Als we kinderen optimaal willen stimuleren in hun ontwikkeling moeten we op zoek gaan naar een aanpak en een aanbod dat vanuit intrinsieke motivatie hoge betrokkenheid uitlokt. Daarvoor is het belangrijk dat kinderen zoveel mogelijk zelf aan het stuur mogen zitten. In deze blog vertel ik je er meer over.

Wat is zelfsturing?
Zelfsturing is het zelfstandig kunnen reguleren van het eigen gedrag.
De mate waarin kinderen in staat zijn om doelgericht hun eigen gedrag te sturen, is van invloed op de manier waarop zij leren en op sociaal-emotioneel vlak functioneren.
Kinderen die goed in staat zijn hun eigen gedrag te reguleren, hebben daar voordeel van bij het aanleren van vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen.
Dat proces verloopt bij kinderen met een goed zelfsturend vermogen sneller en effectiever dan bij kinderen die hun gedrag minder goed kunnen sturen.
Ook is het sociale gedrag van zelfsturende kinderen in de groep beter.
Vaardigheden die te maken hebben met zelfsturing zijn bijvoorbeeld:
Uitsteltolerantie (behoeften uitstellen)
Concentreren op een taak
Vooruitkijken (plannen en doelen stellen)
Monitoren (tijdens spel of een taak je koers bijstellen)
Terugkijken (reflecteren op het eigen handelen)
Problemen oplossen, samenwerken
Empathie (verplaatsen in een ander)
Flexibiliteit (gemakkelijk van rol of taak kunnen wisselen)
Regels volgen en deze kunnen toepassen in nieuwe situaties
Dit zijn in principe denkvaardigheden, die het gedrag sturen.
Kinderen die dit soort vaardigheden beheersen, kunnen hun gedrag beter reguleren en zijn beter in staat hun denken en geheugen te structureren.
Visie op eigenaarschap
Onderwijs heeft als doel dat de leerlingen meer los komen te staan van een leerkracht en steeds meer zelf de regie leren voeren over hun eigen leren.
Wanneer kinderen eigenaar worden van hun eigen leerproces moeten zij hun eigen leerwensen kunnen aangeven en sturen. Er zijn grofweg twee meningen te onderscheiden als het gaat over eigenaarschap geven aan kinderen.
Zodra kinderen zelf keuzes mogen maken en mogen bijdragen, zijn ze gemotiveerder en daarmee worden de leerresultaten verhoogd. Op het moment dat een kind intrinsiek gemotiveerd is, komt de motivatie vanuit zichzelf en niet vanuit de leerkracht. Dit zorgt ervoor dat een kind vanuit een hoge mate van nieuwsgierigheid aan de slag gaat. Het kind gaat op zoek naar antwoorden op zijn eigen vragen, de leerkracht neemt hierbij een ondersteunende rol aan.
Aan de andere kant zijn er ook kinderen zijn die niet weten waar ze moeten beginnen, zodra ze de ruimte krijgen om zelf keuzes te maken en daardoor niet zonder hulp en inbreng van de leerkracht van start kunnen. In sommige onderzoeken wordt ook benoemd dat kinderen maar beperkt in staat zijn om zelf sturing te geven aan hun leerproces en dat kinderen het best leren door expliciete instructie en begeleide inoefenen met de leerkracht.
In allebei de meningen zit een kern van waarheid. Kinderen zijn gebaat bij eigenaarschap, maar het is niet genoeg om alleen te zeggen ‘doe jij het dan maar zelf’.
Een misvatting is dan ook, dat je zelfsturing ook ‘zelfsturend’ moet leren.
Vrij kleuterinitiatief is niet gelijk aan machtsovername door kleuters en ook niet aan het maar moeten aanmodderen en het zelf uitzoeken.
Het belang van zelfsturing
Zelfsturing ontwikkelen is erg belangrijk, omdat het een rol speelt bij alles wat je doet.
Zelfsturing heeft namelijk te maken met het kunnen plannen, het aanpassingsvermogen en met zelfcontrole. Het is een voorwaarde om dingen te kunnen leren.
Als kinderen deze vaardigheid op jonge leeftijd leren, dan kunnen ze later beter met anderen samenwerken, beter met teleurstellingen omgaan, plannen die ze hebben gemaakt goed uitvoeren en langere tijd geconcentreerd hun aandacht vasthouden.
Wanneer je insteekt op ruimte voor initiatief resulteert dat in heel wat voordelen voor de kleuter:
De motivatie stijgt
De motivatie stijgt, doordat je aansluit bij hun innerlijke drive en exploratieve ingesteldheid van de kleuter, waardoor een kind ook duurzamer leert. Hoge betrokkenheid is een sterke voorspeller van groei en ontwikkeling.
Groei in zelfsturing en ondernemingszin
Doordat kleuters vanuit vertrouwen van de leerkracht ruimte krijgen om hun eigen plannen uit te voeren, groeien ze in zelfsturing en ondernemingszin.
Een sterke, evenwichtige relatie met de leerkracht
Wanneer er ruimte is voor initiatief, dan is de relatie meer evenwaardig. Er is dan een soort van wederkerigheid, waardoor het kind een eigen identiteit kan ontwikkelen.
De ontwikkeling van zelfsturing
Kunnen kleuters al zelfsturend leren? Het antwoord is ja!
Kleuters zijn van nature al van binnenuit gedreven om de wereld om zich heen te verkennen, op prikkels in te spelen en betekenis te geven aan wat zij tegenkomen. Kleuters willen zaken ontdekken, zelf ervaren en zelf doen. Om het enthousiasme, waarmee klueters groep 1 binnenkomen te behouden, hebben ze ruimte nodig; letterlijk ruimte om te bewegen en figuurlijke ruimte van de leerkracht in de vorm van vertrouwen, geduld en enthousiasme voor hun plannen en ruimte om te kunnen experimenteren en te exploreren.
Ruimte bieden voor eigen initiatieven, sluit dus het beste aan bij de manier waarop kleuters leren en ontwikkelen. Het spontaan en ongeremd initiatief nemen lijkt op latere leeftijd geleidelijk af te nemen. Dat heeft alles te maken met hoe de omgeving reageert en die ruimte vaak inperkt vanuit veiligheidsoverwegingen, gebrek aan tijd of om het haalbaar te houden en steeds meer gaat bepalen waarmee het kind bezig moet zijn.
Kleuters verschillen echter wel enorm in de mate waarin ze hun eigen gedrag kunnen sturen.
Het ene kind is al heel erg zelfgestuurd, het andere kan nog doelloos en hulpeloos zitten wachten op een eerste signaal van de leerkracht.
Om de vaardigheden die nodig zijn voor het ontwikkelen van zelfsturing te stimuleren is het dus allereerst belangrijk om de ontwikkeling van zelfsturing bij de kinderen goed te observeren en te kijken naar wat kinderen al kunnen, zodat je jouw aanbod beter kunt afstemmen op hun eigen ontwikkelingsniveau.
Bij zelfsturing gaat het bij jonge kinderen net als bij het leren fietsen: eerst hebben ze een fiets met zijwieltjes en oefenen ze op veilig terrein. Als ze dat onder de knie hebben, is het tijd voor een fiets zonder zijwieltjes. Daarna gaan ze het verkeer in, maar nog steeds met hulp van een volwassene. Tenslotte kunnen ze helemaal zelf ‘sturen’.
De leeftijd van een kind is daarbij ook van belang.
De mate waarin kinderen in staat zijn tot zelfsturing groeit namelijk naarmate ze ouder worden. Oudere kinderen hebben dus andere begeleiding nodig dan jonge kinderen en ook kinderen van dezelfde leeftijd verschillen onderling weer van elkaar.
Kleuters met een lage zelfsturing maken op school moeilijker keuzes en werken minder scenario's uit in hun spel. Het is dan aan de leerkracht om leerkansen te bieden, die deze zelfsturende vaardigheden helpen te ontwikkelen.
Wanneer je insteekt op ruimte voor initiatief resulteert dat eveneens in heel wat voordelen voor de leerkracht:
Een beter beeld van wie het kind is
Wanneer een kind vanuit eigen initiatief aan de slag gaat, krijgt de leerkracht een correcter beeld van wie het kind is en wat zijn interesses en mogelijkheden zijn.
Een aanbod op maat
Doordat een kleuter vanuit eigen initiatief aan de slag gaat, krijgt hij een aanbod die aansluit op zijn eigen interesses en moeilijkheidsgraad, waarbij de leerkracht hem kan ondersteunen om op zoek te gaan naar de zone van de naaste ontwikkeling.
Dat is differentiatie ten voeten uit.
Meer tijd
Doordat de kleuter vanuit eigen initiatief aan de slag gaat, krijgt de leerkracht meer mogelijkheden om de eigen tijd efficiënter in te zetten (bijvoorbeeld ondersteuning bieden bij kinderen die die ondersteuning nodig hebben).
Grotere voldoening
Kinderen die de ruimte krijgen om op een fijne manier bezig te zijn met het verkennen van hun eigen grenzen, zijn vaak helemaal opgeslorpt door de activiteit. Het geeft veel voldoening om te zien hoe ze groeien en bevestigt de zinvolheid van wat de leerkracht doet.
Eigenaarschap begeleiden
Zelfsturend leren houdt in dat kleuters ruim de kans krijgen om in de loop van de dag heel wat activiteiten zelf te bepalen en in te plannen, afhankelijk van hun eigen interesse, maar wel onder het toeziend oog van de leerkracht, die dit proces bewaakt om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling niet eenzijdig verloopt en met duidelijk afspraken, omdat kleuters soms het hele klassengebeuren nog niet kunnen overzien. De leerkracht doet er bij zelfsturend leren dus wel degelijk ook toe en helpt een kind te leren hoe hij zichzelf kan sturen in het leerproces. Hij of zij biedt op geregelde tijdstippen prikkels aan, maar de betrokkenheid van de kleuter bepaalt wat er dan verder gebeurt. Soms zal een kleuter enthousiast aansluiten bij de voorstellen van de leerkracht, maar soms ook niet.
De leerkracht zorgt voor een veilige, rijke en georganiseerde speel-/leeromgeving, geeft feedback, is rolmodel als het moet en ondersteunt dit proces met gepaste verwoordingen van wat er gebeurt.
Het is overigens niet nodig om speciale lesjes zelfsturing aan te bieden om kinderen op weg te helpen bij het aanleren van dit soort vaardigheden.
Als je weet wat zelfsturing is en welke vaardigheden daarbij horen, zal je gedurende een dag meerdere kansen zien om er doelgericht mee aan de slag te gaan. Gewoon binnen het reguliere aanbod! Dat kan op verschillende momenten en op diverse manieren.
Waarschijnlijk doe je dit zelfs al, bewust of onbewust.
De controle loslaten en vertrouwen
Kleuters brengen veel ideeën mee naar de klas. Om activiteiten aan te laten sluiten op de behoeften van kleuters zouden deze moeten aansluiten op hun eigen ideeën en vragen en niet, zoals in veel gevallen helaas wel gebeurt, op de voorbereiding en verwachtingen van de leerkracht. Als leerkracht moet je dus zo min mogelijk leerkracht gestuurd werken, de controle uit handen durven te geven en erop durven vertrouwen, dat kinderen zelf weten waar hun leerhonger om vraagt en dat ontwikkeling zich ook zonder jouw aansturing of controle ontplooit. Veel leerkrachten vinden het soms nog moeilijk om hun eigen ideeën los te laten en te vertrekken vanuit of in te spelen op wat kinderen in het ‘hier en nu’ bezighoudt. Enkel als een kind dit vertrouwen krijgt, zal het zelfvertrouwen ontwikkelen en zich beter kunnen ontwikkelen. Te veel controle door de leerkracht zal kinderen verlammen om initiatief te nemen en leiden tot volgzaamheid en aangeleerde hulpeloosheid. Kinderen richten zich dan naar de leerkracht en wachten op een signaal of instructie om aan de slag te gaan en verliezen hun spontaniteit. Na verloop van tijd zullen ze niet meer aan de slag kunnen, willen of durven zonder de leerkracht. Door controle heel belangrijk te maken binnen je klassenorganisatie, maak je jezelf ook onmisbaar. En dat kan heel intensief zijn voor jezelf.
Structuur, regels en rituelen
De controle loslaten betekent evenwel niet dat er een chaos moet heersen. Integendeel! Het opzetten van een duidelijke structuur met rituelen en regels geeft kleuters, die nog niet zo uitgesproken een beroep kunnen doen op zelfsturing, veiligheid en houvast en een vaste basis van waaruit ze de wereld en zichzelf kunnen gaan ontdekken. Je biedt de kinderen houvast, zonder ze vast te houden. Houvast door gewoontes, grenzen, afspraken en aanbod, met daarbinnen steeds meer ruimte voor eigen initiatief.
Ze hoeven op die manier niet telkens afhankelijk te zijn van de leerkracht voor iedere stap die ze zetten. Bovendien zijn minimale regels ook nodig om het spelen en werken in een groep leefbaar te houden. Het moet natuurlijk aangenaam blijven voor iedereen.
Eigen initiatief nemen moet zoveel mogelijk gestimuleerd worden, maar mag natuurlijk niet ten koste gaan van anderen en anderen niet schaden.
Een stevige structuur schept helderheid over drie aspecten:
Ruimte: Waar kan gespeeld worden? Welke hoeken zijn er beschikbaar? Waar is welk materiaal te vinden? Kunnen kinderen aan de buitenzijde zien wat de inhoud van een bak/doos/kast is?
Tijd: Is de volgorde van activiteiten duidelijk? Weten de kinderen welke activiteit eraan komt? Weten ze hoeveel tijd er ter beschikking is, zodat ze een inschatting kunnen maken of ze nog een andere activiteit aan kunnen gaan? Weten de kinderen hoe de komende week eruit ziet en welk specifiek aanbod of welke speciale momenten er in het verschiet liggen?
Afspraken: Wat mag wel/niet ten aanzien van jezelf, de ander, voorwerpen/materialen.
Om te zorgen dat de kinderen de rituelen en regels goed begrijpen en onthouden, maak je deze zoveel mogelijk visueel binnen jouw lokaal. Daardoor krijgen de kinderen inzicht in de dagelijkse gang van zaken. Ze leren vooruitkijken (Wat gaan we vandaag doen?) en terugkijken (Wat hebben we vandaag gedaan?). In feite ondersteun je het kind hier door gebruik te maken van wat Lev Vygotsky ‘psychologische tools’ noemt.
Dit zijn instrumenten die we kunnen gebruiken om ons geheugen en ons denken te structureren. Voorbeelden van veelgebruikte tools zijn onze taal en spraak, symbolen, pictogrammen, een dagritmepakket, een agenda, labels, een klasklok, plattegronden en verkeersborden. Voor het ontwikkelen van het zelfsturend vermogen van kinderen zijn deze tools onmisbaar.
Wees wel zuinig met regels en afspraken. Beter minder heldere regels, dan veel regels. Kleuters kunnen teveel afspraken ook nog niet altijd aan. Vraag je bij het opstellen van regels ook steeds af waarom je deze regel in het leven wil roepen en of er rekening is gehouden met het kleuterinitiatief of dat het eerder een controlemaatregel betreft.
Stel ze bij voorkeur samen met de kinderen op en leg ook uit waarom je deze afspraken maakt.
Een open organisatievorm
In een open organisatievorm proberen we situaties te creëren, waar zowel de leerkracht met al zijn/haar ervaring, ideeën en kennis en de kleuters met hun eigenheid, eigen interesses en ontwikkelingsniveau aan zet zijn. Het is als het ware een pingpongspel tussen de input van de leerkracht en de reacties van de kleuters en visa versa. De leerkracht geeft een aanbod waarbij de kleuter getriggerd wordt om zijn eigen spel te spelen. Dit spel geeft op zijn beurt weer inspiratie aan de leerkracht om het kind verder uit te dagen in zijn zone van naaste ontwikkeling. De leefwereld van het kind wordt dus gerespecteerd, maar ook uitgebreid.
Een rijke speel leeromgeving
Een rijke speel leeromgeving waarin het kind zelfstandig ontdekt en speelt is essentieel voor het ontwikkelen van zelfsturing.
Jouw rol als leerkracht gaat echter verder dan het creëren van een veilige en inspirerende speelleeromgeving. Uitgangspunt bij zelfsturing is het initiatief van het kind.
De fase 'het zelf willen doen', begint al bij de peuters, maar geldt net zo goed voor kleuters. Door de wil om het zelf te doen, kunnen kinderen vaak meer dan we denken. We moeten ze er dan echter wel de kans voor geven. Dat betekent niet alle scharen op tafel klaarzetten, maar je klas zo inrichten dat ze zonder jouw hulp bij de scharen kunnen. Je motiveert de kinderen om zichzelf doelen te stellen (wat wil ik doen en leren?) zelfstandig activiteiten uit te leren voeren en eigen keuzes te maken. Alles wat kinderen zelf kunnen, mag je niet voor ze doen. Deze manier van werken vraagt dat de leerkracht de sturende rol loslaat en zich focust op een coachende rol. Op deze manier geef je het kind ruimte om eigenaar te blijven van het proces. Zoals gezegd wordt door hun eigen inbreng de betrokkenheid vergroot en het resultaat is een hogere leeropbrengst. Daarnaast observeer je ze en geef je waar nodig steun op maat. Zo kan het kind ook zelf het initiatief behouden.
Zelf oplossen
Voor het ontwikkelen van zelfsturing is het belangrijk dat je problemen niet oplost voor de kinderen, maar kinderen deze problemen zelf zoveel mogelijk laat oplossen. In activiteiten die een beroep doen op hun probleemoplossend vermogen komen vaak veel verschillende aspecten van zelfsturing aan de orde. Laat de kinderen daarom regelmatig aan de slag gaan met een denkprobleem, bijvoorbeeld: Hoe kan ik de afstand tussen de kast en de tafel meten, als ik geen meetinstrument mag gebruiken? Allereerst gaat het in de activiteit om het oplossen van een probleem. Verder bedenken de kinderen hoe ze de opdracht gaan uitvoeren (plannen), houden ze tijdens de uitvoering in de gaten of het allemaal goed gaat (monitoren), werken ze samen en kijken ze na afloop terug op het hele proces (reflecteren). Door deze activiteit komen ze tot de ontdekking dat je hetzelfde probleem vaak op verschillende manieren kunt aanpakken en dat dat kan leiden tot verschillende oplossingen.
Als leerkracht heb je hierbij een voorbeeldfunctie. Modellen is niet voor niks zo effectief, kinderen leren immers door imiteren. Dit modellen kun je ook inzetten bij vragen stellen.
Laat kinderen het liefst zoveel mogelijk zelf met de antwoorden komen.
Op het moment dat de kinderen vastlopen geef je als leerkracht ook weer sturing in het proces door open vragen te stellen. Door een open vraag te stellen begeleid je kinderen als het ware ook in de goede richting. Geef kinderen wel genoeg tijd om na te denken over een vraag die vraagt om eigenaarschap. Soms hebben kinderen echter een extra steuntje in de rug nodig en help je de kinderen even op weg. Je kunt dan ook hardop denken en zelf het antwoord geven. Zo doe je voor wat er in je hoofd gebeurt als je een probleem tegenkomt. Hierdoor leer je kinderen dat ze ook zo gaan denken, bijvoorbeeld “mijn kwast is vies, wat zou ik daar nu mee moeten doen?”.
Reflecteren
Bij het werken aan eigenaarschap is reflecteren ook een belangrijk onderdeel.
Kinderen in de leeftijdsgroep van vier tot zeven jaar zullen niet allemaal tot dezelfde mate van reflectie in staat zijn. Dit vraagt dus ook reflectie van de leerkracht. Hoe geef je nu een goede reflectie aan een kleuter?
Voor jonge kinderen is het van belang om inzicht te krijgen in wat ze goed en wat ze nog niet goed kunnen. Hiervoor is goede procesgerichte feedback van belang. Kinderen moeten inzicht krijgen hoe ze zichzelf de volgende keer kunnen verbeteren. In plaats van te reageren met “goed zo” of “mooi”, geef je dus een reactie op het proces van het kind, bijvoorbeeld “wat heb je veel verschillende kleuren gebruikt in de tekening” of “je hebt je werkplek al helemaal opgeruimd, voordat je iets nieuws bent gaan kiezen”.
Bespreek voorafgaande aan het proces altijd de succescriteria en loop deze na wanneer een kind aangeeft klaar te zijn. Als ze één van deze vragen met ‘nee’ beantwoorden is er dus nog werk aan de winkel.
Eigenaarschap en thema's
Een thema plannen
In veel scholen worden de thema’s, activiteiten en de leeromgeving bepaald door de leerkracht en/of de methode. Door de eigenaarschap van kinderen te vergroten geef je ruimte voor creatieve ideeën en het bedenken van oplossingen voor complexe problemen. Door in je voorbereiding dus voldoende ruimte te houden voor eigen inbreng van kinderen krijgt het een compleet nieuwe dimensie. Het thema leeft meer met als gevolg dat je hierdoor nog verder de diepte in gaat met bepaalde onderwerpen.
Maak daarom eens gebruik van een (half-)open themaplanning, waarbij je ruimte laat voor de inbreng van kinderen door kinderen het thema te laten kiezen en/of gebruik te maken van leervragen van kinderen. Dit kun je aanpakken door goed naar het spel van kinderen te kijken, goed te luisteren naar wat hen bezighoudt.
Of door kinderen te laten kiezen. Doe daarvoor eerst samen met de kinderen inspiratie op, bijvoorbeeld met behulp van boeken, waar thema's in staan waarmee gewerkt kan worden of vraag de kinderen of ze zelf een idee hebben en schrijf/teken deze ideeën voor de keuze van een thema. Laat de kinderen hun idee ook eens tekenen (en er meteen bij bedenken wat we bij het thema zouden kunnen doen), Daarna kun je gaan stemmen welk thema het gaat worden. Gebruik daarbij een staafdiagram, zodat de kinderen ook kunnen zien welk thema de meeste stemmen heeft gekregen. Begin klein: bedenk samen met de kinderen een actieve thematitel. Je kunt vervolgens met de overgebleven thema's ook een jaarplanning maken en deze een zichtbare plek geven in de klas.
Onderzoekend leren
Bij het opstarten van een thema is het belangrijk dat de voorkennis wordt geactiveerd.
Deze kan bijvoorbeeld geactiveerd worden door het maken van een woordweb of het houden van een leergesprek.
Deze weetjes kunnen op stroken worden genoteerd en worden opgehangen bij: "wat weten we al?" Het woordveld wordt gedurende het thema verder aangevuld .
Als dit met een andere kleur gebeurt kunnen de kinderen hun eigen proces ook zien.
Stel vervolgens samen met de kinderen leervragen op. Ga in op wat ze zich afvragen.
Noteer deze vragen op (stroken op) de vragenwand: Wat willen we nog leren?
Je kunt ze ook visueel maken op een onderzoeksblad.
Vertel dat jullie gedurende het thema zoveel mogelijk van die vragen gaan proberen te beantwoorden. Laat de vragen zoveel mogelijk uit de kinderen komen en stimuleer ze met startvragen zoals:
Waarom...?
Hoe...?
Welke...?
Wanneer....?
Wat als...?
Waar...?
Hoe kun je...?
Als....dan....?
In de praktijk zie ik je overigens wel vaak dat kinderen in groep 2 dit zonder enige moeite kunnen en met de meest fantastische vragen komen, maar dat dit voor groep 1 soms nog lastig is en om een meer sturende rol vraagt (geef bijvoorbeeld zelf voorbeelden van mogelijke leervragen, benoemt een aantal onderwerpen die passend kunnen zijn bij het thema en zet beeldmateriaal of concreet materiaal in om leervragen uit te lokken).
Het komt ook wel voor dat een kind graag wil aansluiten bij een vraag van een klasgenoot, dat is ook prima.
Bespreek vervolgens hoe we de antwoorden op deze vragen zouden kunnen vinden?
Deel ze eventueel daar op in:
Wat kun je opzoeken in een boek of op internet?
Wat kun je navragen bij een ouder of deskundige?
Wat kun je zelf gaan onderzoeken?
Waar kun je iets voor ontwerpen?
Maak ook een opzoekhoek bij de vragenmuur. Zet daar bijv. boeken en tablets, waarop de kinderen bijv. video's kunnen kijken. Laat de kinderen zoveel mogelijk zelf op zoek gaan en begeleid wanneer dat nodig is het proces verder om de kinderen een volgende stap te kunnen laten zetten in hun onderzoek.
Naarmate de kinderen meer over het thema leren, kunnen ze deze vragen vervangen door de feiten. Laat de onderzoekers hierover vertellen.
Verplaats deze stroken dan naar: "Dit zijn we te weten gekomen".
Zo kun je met de hele klas zien hoe de antwoorden op de leervragen groeien.
Tip: Denk ook eens aan een digitaal "onderzoek boek", zoals "Evernote". Op die manier kun je ook media toevoegen, zoals foto's, een filmpje of een geluidsopname.
Het is belangrijk dat je voorafgaand aan het nieuwe thema als leerkracht je eigen doelen helder voor ogen hebt. Hier houd jij de leiding over.
Aan de hand van de inbreng van de kinderen en je vooropgestelde doelen maak je uiteindelijk een plan voor het project.
Plannen
Plan het thema in grote lijnen en leg je planning bij de kleuters neer.
Bespreek bijvoorbeeld welke themahoek zij zouden willen.
Bespreek vervolgens met de kinderen welke spullen er nodig zijn voor het thema en betrek de kinderen bij het maken en verzamelen van deze spullen.
Organiseren
Richt de activiteiten samen met de kinderen in.
Observeren
Observeer de betrokkenheid van kinderen.
Wanneer deze wegebt is het waarschijnlijk tijd voor iets anders. Check even of dat klopt, misschien is het onderwerp niet helemaal weg, maar is er nieuwe andere input nodig.
Of misschien zijn een aantal kinderen nog wel geboeid en willen zij, in beperkte vorm, het thema nog afwerken.
Terugblikken
Blik (eventueel met behulp van foto's) samen met de kinderen terug op het thema.
Wat vonden zij wel/niet leuk? Laat de kinderen bijvoorbeeld een emotiekaartje bij de foto van de activiteit hangen, die weergeeft hoe zij de activiteit hebben ervaren of laat ze erover tekenen. Of laat ze hun foto bij de activiteit hangen die ze het fijnst vonden.
Dit kun je ook per dag doen.
Het is belangrijk dat je voorafgaand aan het nieuwe thema als leerkracht je eigen doelen helder voor ogen hebt. Hier houd jij de leiding over.
Aan de hand van de inbreng van de kinderen en je vooropgestelde doelen maak je uiteindelijk een plan voor het project. Een thema samen met kleuters uitwerken is heel rijk, maar dan moet je er wel de tijd (minimaal 4-6 weken) voor nemen om het proces grondig met hen te doorlopen.
Eigenaarschap en hoekenspel
Ruimte voor vrij spel
De belangrijkste vraag die je je bij kleuters zou moeten stellen is hoeveel ruimte jij biedt voor (vrij) spel en meespelen. Wanneer je kinderen en jezelf deze ruimte gunt, geef je ze ruimte voor eigenaarschap en gebeuren er zulke mooie dingen.
Kies jij de activiteiten voor kinderen, of verleid je kinderen tot activiteiten?
Op veel scholen wordt gewerkt met circuitmodellen, waarbij kinderen iedere dag een andere activiteit uit moeten voeren en gedurende een week alle activiteiten doorlopen tijdens de werklessen. Maar waarom zou je willen weten wie waar speelt? Doe je dat om informatie te verzamelen over de kinderen of jouw aanbod?
Wanneer je kinderen vaker (of zelfs meestal) activiteiten laat kiezen stijgt de betrokkenheid. Je kunt als leerkracht vervolgens de doelen aan de gekozen activiteit koppelen, die passen bij de zone van naaste ontwikkeling van het kind. Laat kinderen ook gerust meerdere keren achter elkaar in een hoek spelen, zodat ze echt tot verdieping van het spel komen.
Een kiesbord
Een kiesbord geeft een mooi houvast om kleuters meer autonomie tijdens het hoekenspel te geven. Met het kiesbord krijgen ze de keuze om te doen wat zij interessant en zinvol vinden, in plaats van klassikaal die ene activiteit mee te volgen, waarin jij als leerkracht hebt voorzien. Je kunt daarbij als leerkracht het kiesbord opbouwen door de activiteiten waaruit de kinderen kunnen kiezen vast te leggen, maar je kunt ook een stapje verder gaan en voor een flexibel kiesbord kiezen, dat je samen met de kleuters opbouwt. Bij een flexibel kiesbord bepalen de kinderen wat erop komt. Zo is er uiteindelijk een kiesbord met de favoriete opties van de kinderen. Voorzie, ter inspiratie, in voldoende foto's van de mogelijk beschikbare activiteiten. Je kunt ook voor een combinatie kiezen, waarbij je bijvoorbeeld de helft van de activiteiten zelf kiest en de andere helft samen met de kinderen. Hierdoor blijf je met het aanbod steeds een evenwicht behouden tussen hun eigen uitgesproken voorkeuren en een nieuw aanbod vanuit doelen en interesses, inde zone van hun naaste ontwikkeling.
Ook leuk: Betrek kinderen ook eens bij de inhoud en uitwerking van je hoeken. Laat ze meedenken welke hoek er gecreëerd kan worden en hoe. Zelf daag ik dit in mijn klas uit door op mijn kiesbord een vakje leeg te houden en aan te geven dat kinderen hier zelf een hoek of activiteit bij mogen bedenken. Een krijtbord of een whiteboard zijn ook handig om eigen input van de kinderen te visualiseren. Reserveer een lege hoek of plek voor deze flexibele zelf bedachte hoek/activiteit, zodat plaatsgebrek geen belemmering hoeft te worden in de uitvoering van deze hoek/activiteit. Bespreek samen wat er nodig is voor deze hoek en wie deze spullen gaat meenemen of maken.
Het aantal kinderen in de hoeken
Soms wordt het kiesbord gebruikt om het aantal kleuters in een hoek onder controle te houden. Dit kan in sommige gevallen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld bij het gebruik van een tablet, waar je moeilijk met veel kinderen betrokken kunt blijven. Of bij een nieuwe hoek, waarbij veel kinderen het willen uitproberen. Maar wanneer je wilt vertrekken vanuit het doel om kinderen vanuit hun betrokkenheid verder tot ontwikkeling te brengen, dan moeten we kleuters niet teveel beperken met regels over aantallen in de hoeken. Vraag jezelf dus eens af bij welke hoeken een vast aantal vereist is en waarom en of een beperking qua aantallen in een hoek wel echt nodig is.
Hoeken verbinden
Verbind ook eens verschillende activiteiten/ hoeken aan elkaar, zodat kinderen verleid worden om ook andere activiteiten te ontdekken. Tijdens een zelfgekozen activiteit is het overigens vaak makkelijker om procesgerichte feedback te geven.
En feedback die gericht is op het proces in plaats van het product is een van de succesfactoren voor het vergroten van eigenaarschap bij kinderen.
Rollenspel
Rollenspel speelt een belangrijke rol bij het ontwikkelen van het zelfsturend vermogen van kinderen. De kinderen vervullen tijdens rollenspel in feite de rollen van anderen.
Door het invullen van de betreffende rollen, leren de kinderen steeds beter zichzelf aan te sturen: bij een rol hoort bepaald gedrag, ze gedragen zich conform de rol, stellen ander (impulsief) gedrag uit en sturen daarmee hun eigen handelen. Er zijn verschillende vormen van rollenspel. Zo is er ‘spontaan’ rollenspel zonder voorbedacht plan (zoals het voorbeeld over de supermarkt), maar ook het meer geavanceerde rollenspel. Daarbij spreken de kinderen vooraf af wie welke rol speelt. Daarnaast maken ze een plannetje waarin ze alvast bedenken hoe het spel gaat verlopen. Vervolgens gaan ze het spel spelen en houden zich hierbij aan het vooraf opgestelde plan. Hier zie je weer diverse belangrijke vaardigheden die van belang zijn voor de ontwikkeling van zelfsturing (plannen, samenwerken en empathie).
Taken
Je kunt kinderen bij het maken van taken ook meer eigenaarschap geven door niet alle kinderen aan dezelfde taak te laten werken. Maak bijvoorbeeld eens een thema instructiemuur, waar de kinderen inspiratie op kunnen doen en ga bijvoorbeeld iedere maandag eerst eens even met alle kinderen kort in gesprek wat ze die week gaan doen/maken. Laat ze ook zelf input leveren. Je kunt dit half sturen door de activiteiten per doel op te hangen. Zo kun je een kind toch zelf laten kiezen, maar wel aan doelen werken, die het nog niet onder de knie heeft. Daarnaast kunnen de kinderen die bepaalde doelen al behaald hebben en niet eindeloos meer jouw voorbeelden nodig hebben, op die manier zelf iets inbrengen en verder.
Eigenaarschap en beeldend onderwijs
Tekenen als taal van de kinderen
Tekenen is een taal van kinderen. De meeste kinderen vinden het ook leuk om te doen. Vaak vertrekken we bij het geven van complimenten vanuit wat we zelf in die tekening zien.
Bekijk de tekening ook eens vanuit het perspectief van het kind zelf door kinderen, als zij klaar zijn met tekenen, te vragen of zij willen dat je er iets bij schrijft en zo ja, wat je er dan bij moet schrijven en waar. Hierdoor geef je kinderen de kans om zelf te uiten wat zij belangrijk vinden in hun tekening en toon je hen dat wat zij denken en zeggen er écht toe doet.
Als leerkracht leer je op deze manier bovendien naar de tekening te kijken door de ogen van het kind en het kind daardoor ook beter kennen.
Eigenaarschap in de kring
Je kunt je afvragen of alle kleuters altijd mee moeten doen met een kringactiviteit.
Hoe goed je ook kunt differentiëren, sommige kringactiviteiten zijn nog te moeilijk of juist te makkelijk voor kinderen. Organiseer dus liever twee kleinere kringen waarbij je mooi aansluit bij het niveau, dan één grote kring waarbij je probeert alle niveaus aan te spreken.
Sommige kinderen vinden het echt nog lastig om een kwartier aan een kringactiviteit mee te doen. Voor deze kinderen (of misschien wel alle kinderen?) kun je het doel van je kringactiviteit wellicht beter koppelen aan een zelfgekozen activiteit.
Eigenaarschap en werkhouding
Om zelfstandig te kunnen werken is een goede werkhouding vereist.
Een kind met een goede werkhouding kan gedurende een bepaalde tijd, volgens instructies van de leerkracht werken, systematisch en netjes te werk gaan en zich niet laat afleiden door de omgeving. De manier waarop een kind werkt, is voor een belangrijk deel bepalend voor de prestatie. Een kind met een goede werkhouding zal meer profijt trekken van zijn mogelijkheden en betere prestaties leveren dan een kind met een zwakke werkhouding.
Hoe kun een kind toch eigenaar laten worden van het eigen leerproces als het dagelijks laat zien dat het geen kritische werkhouding heeft en niet taakgericht werkt ?
Welke middelen kun je daarvoor inzetten?
Breng structuur aan, zodat het kind bewust leert handelen.
Op het moment dat het kind leert binnen het gestructureerde kader te werken, richt het de aandacht op het zelfstandig aan de slag gaan hiermee. Het gaat er dus vooral om het kind zelf eigenaar te laten worden van de aangeboden structuur.
Dit kan bijvoorbeeld met behulp van de vier beertjes van Meichenbaum.
Die beertjes inzetten is een middel om kinderen extra aandacht te laten geven aan werkhouding en taakgerichtheid. De basisprincipes steunen op de cognitieve methode; het kind leert om bewust zijn handelingen te sturen. De vier beertjes zetten elk een stap:
Wat moet ik doen? (ik kijk goed naar de taak, zodat ik weet hoe ik moet werken).
Hoe ga ik het doen? (ik maak een plan, zodat ik de opdracht beter oplossen kan).
Ik ga volgens plan aan het werk (ik doe mijn werk Ik maak mijn werk stap voor stap, dan weet ik zeker dat ik elke stap snap).
Wat vind ik van mijn werk? (Ik kijk mijn werk na, voor ik mijn werk inleveren ga. Pas als ik zeg: mijn werk is oké, ben ik er klaar mee).

Die vier stappen kunnen kinderen prima helpen om stap voor stap hun werk aan te pakken. Je zou er de volgende twee stappen uit de theorie van zelfregulerend leren aan kunnen toevoegen om het compleet te maken:
Voorafgaande aan stap 1: Voorkennis activeren
Wat weet ik al? Ik denk eerst na en vertel daarna wat ik al weet.
Ook kijk en luister ik goed naar hoe de meester of juf de opdracht doet.
Na stap 5: Zelfreflectie
Ik denk na: wat ging er goed en wat is er wat ik een volgende keer verbeteren moet?
Het maken van eigen keuzes bevorder je door materialen zo in het lokaal op te stellen, dat ze uitlokken om ermee te spelen. Bied regelmatig nieuwe keuzemogelijkheden aan, zodat je de kinderen steeds nieuwe impulsen geeft.
Eigenaarschap en klassenmanagement
Geef de kinderen een stem binnen het klassengebeuren.
Regels en afspraken samen opstellen
Spreek samen af welke afspraken er nodig zijn om het fijn te hebben in de klas.
Een klassenraad
Geef de kinderen ook een kanaal om hun misnoegen en bedenkingen uit te drukken. Bespreek bijvoorbeeld iedere week op een vast moment wat er wel/niet goed gaat en geef kinderen de kans om mee te denken hoe we dat zouden kunnen veranderen. Of laat de kinderen op een bord met smileys aangeven of ze akkoord of niet akkoord gaan met de gang van zaken in de klas. Ze kunnen in dat geval hun symbool bij de groene lach smiley hangen als ze vinden dat het leuk is, zoals het nu is of bij de rode boze smiley als ze het niet leuk vinden en willen dat er iets verandert. Voeg daarnaast een vraagteken toe waarbij de kinderen hun symbool kunnen hangen als ze een goed idee voor de klas hebben.
Licht ouders ook in over de werking van zo'n "klasraad", zodat ze hun kind kunnen stimuleren hier gebruik van te maken, wanneer ze thuis wrevels voelen over school.
Fotowaardige momenten
Leerkrachten nemen vaak veel foto’s van het reilen en zeilen in hun klas om te delen met ouders. Je kunt het eigenaarschap van kleuters vergroten door ze zelf foto’s te laten maken van hun eigen of elkaars werk of spel. Dit kan perfect met een tablet. Nodig één of meerdere kleuters uit om ‘fotograaf van de dag’ te zijn en leer ze enkele eenvoudige kneepjes van het fotografen-vak. Denk aan praktische zaken, zoals: ‘je staat best stil als je je foto neemt’ of ‘vraag eerst even hun goedkeuring voordat je foto’s van mensen neemt’.
Deze foto’s zijn een visuele expressie van wat de kinderen interesseert, wat ze zelf opmerken of belangrijk vinden. Voor jou als leerkracht vormen ze een uitgelezen kans om hierop verder te bouwen in volgende activiteiten of thema’s. Laat de foto’s in de kring zien en laat de fotograaf en/of de kleuter wiens werk of spel in beeld komt, er eventueel kort iets bij vertellen.. Op die manier inspireren de kinderen elkaar en leren ze ook over de voorkeuren, talenten en interesses van alle anderen.
Kindgesprekken
Om ieder kind individueel recht te doen kun je in plaats van oudergesprekken, gesprekken houden, waar de kinderen bij aanwezig zijn.
Hoe je dit kunt aanpakken lees je in mijn blog Kindgesprekken
Op zoek naar meer?
Boekentip:
Kijk ook eens op mijn Pinterest
Hoe stimuleer jij het eigenaarschap van jouw kleuters?
Inspireer jouw collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
Bronnen

.
.
Comments