Jaarlijks krijgen meer dan 119.000 kinderen te maken met kindermishandeling, in de vorm van verwaarlozing of fysiek, psychisch of seksueel misbruik. Dat is gemiddeld minstens één kind per klas. Daarbij vinden er jaarlijks 113.000 gesprekken plaats bij de kindertelefoon en worden er 30.000 meldingen gedaan bij het AMK (Algemeen Meldpunt Kindermishandeling). De meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld is per 1 januari 2019 aangepast. Professionals hebben, als er sprake is van ernstige mishandeling of in een andere situatie van structurele en acute onveiligheid, een meldplicht bij het advies- en meldpunt Veilig Thuis. Hoe herken je als leerkracht signalen van kindermishandeling en wat kun en moet je ermee? Je leest er meer over in deze blog.

Kindermishandeling
Kindermishandeling is elke vorm van mishandeling die voor een kind bedreigend of gewelddadig is. Er zijn verschillende vormen van kindermishandeling:
Lichamelijke (fysieke) mishandeling:
Hieronder vallen alle vormen van lichamelijk geweld tegen een kind, zoals slaan, knijpen, aan de haren trekken en brandwonden toebrengen.
Emotionele (psychische/geestelijke) mishandeling:
Hieronder verstaan we het regelmatig vijandig of afwijzend reageren op een kind, zoals kleineren, (be-)dreigen en opsluiten. Ook het getuige zijn van partnergeweld tussen ouders of van mishandeling van andere kinderen in het gezin hoort hierbij.
Emotionele verwaarlozing is de meest voorkomende vorm van kindermishandeling.
Lichamelijke verwaarlozing:
Van de verschillende soorten kindermishandeling komt verwaarlozing het meest voor.
Bij lichamelijk verwaarlozing krijgt het kind langdurig niet de zorg en verzorging die het nodig heeft. Denk aan voeding, kleding, onderdak, bescherming en (medische) zorg.
Emotionele verwaarlozing:
Hieronder wordt een langdurig tekort aan positieve aandacht en het negeren van de behoeften van een kind aan warmte, geborgenheid, steun, structuur en (consequente) grenzen verstaan.
Seksueel misbruik:
Hieronder vallen seksuele handelingen die een kind worden opgedrongen.
Bij veel kinderen die worden mishandeld, hebben de ouders problemen.
Ze willen hun kinderen misschien niet slaan, uitschelden of verwaarlozen, maar ze zijn vaak heel moe of wanhopig. Van de kinderen die thuis te maken hebben met huiselijk geweld krijgt ongeveer de helft van de kinderen last van wat er thuis gebeurt.
Ze worden bang, slapen slecht of krijgen nachtmerries.
Een kind dat zelf mishandeld is, heeft naast persoonlijke schade, meer kans op een psychiatrische stoornis, depressie, angststoornissen, drugsgebruik en seksueel risicogedrag. Daarnaast zal het kind levenslang getekend zijn.
Meldcode kindermishandeling
Wanneer je vermoedens van mishandeling hebt, dan heb je een meldcode.
Deze meldcode is sinds 2013 ingesteld en helpt leerkrachten, zorgcoördinatoren, intern begeleiders, decanen en andere beroepsprofessionals zorgvuldig te handelen als zij vermoeden dat een leerling te maken heeft met huiselijk geweld, een verslaafde ouder, verwaarlozing of mishandeling.
Het doel van deze meldcode is dan ook dat er bij vermoedens van kindermishandeling zo snel en adequaat mogelijk hulp geboden kan worden.
In 2019 kwam slechts 3 procent van alle zorgmeldingen vanuit het onderwijs. Dat terwijl de rol van de leerkracht in het leven van een kind juist heel groot is. Uit onderzoek blijkt dat er gemiddeld zeven jaar zit tussen een eerste signaal of vermoeden van mishandeling en een daadwerkelijke melding bij Veilig Thuis, het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. En dat is alleen nog maar de melding. Er is dan niet meteen onderzoek gestart naar de aard van de melding en/of hulp opgestart om het geweld te doorbreken. Dat is natuurlijk veel te lang. Het betekent in dit geval dat een kind ruim zeven jaar van zijn jeugd onveilig opgroeit en zich niet vrij ontwikkelt. Daarom is het belangrijk om kindermishandeling bespreekbaar te maken en bij een onveilige thuissituatie sneller te handelen. Het onderwijs heeft een belangrijke rol in de preventie en het vroegtijdig signaleren van kindermishandeling.
Een kind brengt relatief veel tijd op school door. Daarom heeft de leerkracht een belangrijke rol in het vroegtijdig signaleren dat er iets mis is thuis.
Als er vermoedens zijn van kindermishandeling, is de handelingsverlegenheid bij leerkrachten groot. Dat is begrijpelijk. Toch hoeft het niet moeilijk te zijn, als leerkrachten altijd het belang van het kind voorop stellen.
Een band opbouwen met ouders en kinderen in de klas is ontzettend belangrijk. Als er iets mis is thuis, komt een kind niet aan leren toe.
Een huisbezoek kost tijd, maar levert tegelijkertijd ook veel op. Je krijgt als leerkracht letterlijk een kijkje achter de voordeur.
Even een praatje maken bij het haal- en brengmoment helpt ook om een band op te bouwen. Doe dit dan ook bewust met de ouders die niet iedere dag komen of niet zelf aandacht vragen.
Vijf stappen
De meldcode bestaat uit vijf stappen. De eerste drie stappen gaan over signalering.
Stap 4 en 5 betreffen de afweging en het besluit over de melding van het geval.
In 2019 is er een aanpassing in de laatste twee stappen gemaakt.
Het maken van een melding bij Veilig Thuis wordt hierdoor minder vrijblijvend.
Aan deze vijf stappen gaat vooraf dat je een omgeving creëert waarin kinderen merken dat ze mogen praten over dingen die niet fijn zijn en waarin ze ervaren dat ze gehoord en gezien worden. Dit is geen officiële stap van de meldcode. Om kinderen dit gevoel te geven, zijn openheid en het opbouwen van een band met ouders en kind van belang. Neem het initiatief tot een praatje met ouders, toon interesse in de hobby’s en bezigheden van een kind, ga op huisbezoek en stuur ouders een bericht als je iets positiefs te melden hebt. Besteed, bij voorkeur aan het begin van het schooljaar, op een neutrale manier ook aandacht aan het thema kindermishandeling.
Dit kun je bijvoorbeeld doen aan de hand van prentenboeken.
Bespreek wat een kind kan doen als er iets vervelends gebeurt en geef daarbij het signaal af dat er over alles gesproken mag worden met jou.
Stap 1: Het in kaart brengen van signalen
Mishandelde kinderen of degenen die hen mishandelen, zullen meestal niet uit zichzelf over de situatie vertellen. Daarom is het belangrijk dat personen in de omgeving van het kind alert zijn op signalen en actie ondernemen als zij vermoedens hebben van mishandeling of misbruik. Leerkrachten zijn daar een belangrijke schakel in. Tijdens het observeren van (de ontwikkeling van) de kinderen in je groep kunnen je zaken opvallen, omdat ze afwijken van het normale gedrag van het kind of zorgen bij je oproepen. Hierbij gaat het natuurlijk om vermoedens en niet om feiten. Het waarnemen van signalen hoeft natuurlijk nog niet te betekenen dat er daadwerkelijk sprake is van kindermishandeling.
Als er gedragsverandering is van het kind, kijk dan in ieder geval verder dan het gedrag alleen. Het kan het gevolg zijn van spanningen thuis. Klets met een kind die zich ineens anders gedraagt. Misschien kom je erachter of er meer aan de hand is.
Als je weet dat het kind thuis een lastige fase doormaakt, bijvoorbeeld doordat de ouders pas gescheiden zijn, informeer daar dan naar bij het kind. Vraag hoe het thuis gaat. Daardoor voelt het kind zich gezien en gehoord. Informeer bijvoorbeeld ook eens naar de hobby’s van een kind en hoe de voetbalwedstrijd in het weekend is gegaan.
Op deze manier bouw je een band op met het kind en zet je een ‘deurtje’ open.
Het kind weet dan dat het bij je terecht kan als er iets is.
Signalen van kindermishandeling kunnen bijvoorbeeld zijn:
Bang zijn en zich terugtrekken
Contactproblemen met andere kinderen hebben
Negatieve aandacht vragen
Lichamelijke klachten (buikpijn of lusteloos), blauwe plekken
Ongelukkig of depressief zijn
Geseksualiseerd en grensoverschrijdend gedrag vertonen
Als een kind zich veilig en gesteund bij je voelt, kan het ook gebeuren dat hij jou in vertrouwen neemt over zijn nare ervaringen.
Neem in zo'n gesprek een neutrale houding aan en vul niets in.
Toon oprechte interesse en stel eventueel verhelderende vragen. Daarmee laat je zien dat je aandacht voor het kind hebt en maak je tegelijk duidelijk dat het onderwerp van gesprek mag zijn en dat het serieus genomen wordt.
Het is belangrijk om de signalen te registreren volgens de afspraken die hiervoor op jouw school gelden. Op die manier kun je patronen in beeld brengen en later terughalen wanneer je precies wat hebt waargenomen. Beschrijf deze signalen zo concreet en feitelijk mogelijk. Beperk je tot de objectieve zaken die je hebt gezien, gehoord of geroken en geef in je registratie geen mening of conclusie. Als het signaal van het kind komt, schrijf je zo letterlijk mogelijk op wat het kind heeft verteld, zonder je eigen interpretaties.
Stap 2: Overleggen
Als je de signalen in kaart hebt gebracht en er komen aanwijzingen naar voren die duiden op vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld, ga je verder naar stap 2.
In deze stap vraag je om consultatie bij een collega met expertise op het gebied van de meldcode, bijvoorbeeld bij de aandacht functionaris huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldcodecoördinator of de intern begeleider. In het overleg:
Bespreek je de signalen
Bespreek je wat er nodig is alvorens het gesprek met ouders aan te gaan.
Ga je na of je voldoende informatie hebt
Ga je na of je feiten van meningen hebt gescheiden
Bespreek je hoe je de ouders uitnodigt voor een gesprek en schat je daarbij de veiligheid van het kind in.
Bespreek je of het wenselijk is dat het kind geïnformeerd wordt over het geplande gesprek met de ouders.
Mogelijk moeten er sporen veiliggesteld worden of is het van belang om stap 3 ook voor te bespreken met een deskundige.
Vraag bij twijfel over hoe te handelen advies aan Veilig Thuis. Veilig Thuis is het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Je kunt bij Veilig Thuis terecht voor informatie, advies en ondersteuning, om zorgen te bespreken en eventueel om een melding te doen. Je kunt ook anoniem contact met Veilig Thuis opnemen.
Consulteer bij signalen van seksueel misbruik zo snel mogelijk een deskundige op dit gebied, zoals het Centrum voor Seksueel Geweld. Centrum Seksueel Geweld biedt hulp en advies in situaties met (vermoedens van) seksueel geweld.
Je kunt ook anoniem contact opnemen met het centrum.
Stap 3: Een gesprek met de betrokkene(n)
Goede informatie-uitwisseling tussen ouders en leerkracht is belangrijk.
Als leerkracht ben je gewend om bijzonderheden rondom een kind aan ouders terug te koppelen. Bij signalen van onveiligheid voor het kind kan de impact van het delen hiervan echter groot zijn. Consulteer daarom bij signalen van onveiligheid altijd eerst een deskundige collega voordat je met ouders in gesprek gaat, zodat je een gesprek met ouders goed voor kunt bereiden. Signalen die nog verschillende oorzaken kunnen hebben en niet direct op onveiligheid duiden, zoals broekplassen of geen broodtrommel bij zich hebben, kun je als leerkracht zelf terugkoppelen aan ouders. Doe dit zo snel mogelijk, zodat ouders op de hoogte zijn, mee kunnen denken over oplossingen en zaken kunnen verhelderen.
Als er geen verbetering te zien is, er meer signalen komen of er een patroon ontstaat waarbij de signalen zich vaker voordoen, is het van belang om naar stap 2 en 3 over te gaan.
Bereid een gesprek met ouders/verzorgers samen met de geconsulteerde collega en/of de directie goed voor. Doe dit gesprek ook nooit alleen. Soms is het ook beter dat je als leerkracht niet aansluit, zodat je relatie met de ouders niet onder druk gezet wordt.
Weeg af wie er deelnemen aan het gesprek. Laat eventueel ook hulpverleners van het gezin aansluiten. Let wel op dat ouders hiervoor toestemming moeten geven.
Bespreek van tevoren ook ook of er sprake zou kunnen zijn van onveiligheid voor de deelnemers of het kind tijdens en na het gesprek.
Overleg met Veilig Thuis als er risico’s zijn op dit gebied.
Tijdens het gesprek met ouders/verzorgers:
Leg je het doel uit van het gesprek. Benoem dat er zorgen zijn om het kind.
Bespreek je zorgen vanuit het belang van het kind, dan sta je niet tegenover elkaar, maar heb je samen hetzelfde doel: het welzijn van het kind.
Blijf in dit soort gesprekken bij de feiten en beschrijf de situatie zoals die is. Beschrijf je de waarnemingen die zijn gedaan zonder waardeoordeel of eigen interpretatie. Benoem wat je ziet: dat je leerling vaak afwezig is, zich slecht kan concentreren of op een negatieve manier om aandacht vraagt bijvoorbeeld. Door bij de feiten te blijven en niet te oordelen, houd je het gesprek met de ouders open en win je vertrouwen. Het is goed om als leerkracht te beseffen dat je niet hoeft vast te stellen óf er sprake is van kindermishandeling. Dit neemt al een hoop zwaarte weg.
Nodig je ouders expliciet uit tot het geven van hun visie daarop.
Let je op je houding: neem ouders serieus. Toon oprechte belangstelling en luister zonder te oordelen of zelf in te vullen. Probeer samen met ouders te zoeken naar oplossingen. Ga ervan uit dat ouders het beste voor hebben met hun kind.
Vermijd je discussies over wat waar is: een school doet niet aan waarheidsvinding.
Spreek je af wat er verteld wordt aan het kind over de gemaakte afspraken en wie dat doet.
Geef je ruimte aan de emoties van de ouders/verzorgers door ze bijvoorbeeld te benoemen. Wees je daarbij wel bewust van je eigen grenzen in het contact en geef deze aan indien nodig. Soms kan een korte pauze in het gesprek helpend zijn.
Daarnaast is het ook van groot belang om in je achterhoofd te houden dat iedere ouder het beste wil voor zijn of haar kind.
Tenslotte: ondanks dat de kans bestaat dat er geen sprake is van mishandeling, is het wel heel belangrijk om erover te praten. Want wat als het wél zo is?
Leg het gesprek vast en laat het verslag, indien mogelijk, accorderen door alle aanwezigen.
Een gesprek met het kind is binnen de meldcode niet verplicht. Toch is het goed om kinderen te betrekken in de stappen die je zet en hen de mogelijkheid te geven om hun zegje te doen. Dit is echter wel maatwerk. Maak daarom eerst een afweging of een gesprek met het kind gezien de situatie en de ontwikkeling van het kind mogelijk is.
Als een kind zorgen met je deelt, ga je hierover in gesprek. Als de zorgen verband houden met de thuissituatie is het belangrijk om hierbij mee te nemen dat het niet aan school is om aan onderzoek of waarheidsvinding te doen. De taak van school is om te signaleren en hierop te acteren. Door een gesprek kun je duidelijker krijgen waar het kind mee zit en hoeveel last het ervaart. Ook laat je hiermee het kind zien dat je hem hoort en dat je de zorgen serieus neemt. Vervolgens is het aan deskundigen om na te gaan wat de oorzaak van de zorgen is en wat daarmee gedaan moet worden. Op deze manier kun je als school zoveel mogelijk neutraal blijven. Laat eventueel iemand bij wie het kind zich op zijn gemak voelt met het kind praten.
Tijdens het gesprek met een kind:
Stel je open vragen, zonder suggesties of oordelen. ‘Wil je er iets over vertellen?’ in plaats van ‘Wat erg, wat heeft hij gedaan?’ Leg de kinderen geen woorden in de mond. Dan kleur je het verhaal te veel in en doe je verder onderzoek teniet.
Het is ook niet aan leerkrachten om vast te stellen of er sprake is van kindermishandeling of niet. Mocht een kind met een onthulling komen, dan zijn voorbeelden van passende vragen: ‘Wat is er gebeurd?’ of ‘Wat vond je ervan?’ Of open het gesprek met de zin ‘Vertel eens …’ Wil een kind niet praten? Accepteer dat dan. Je hebt dan evengoed dat ‘deurtje’ opengezet. Weet dat het kind naar je toekomt op het moment dat het daaraan toe is.
Het is wel belangrijk dat het kind dat referentiekader heeft opgebouwd. Daarom is het praten over een onderwerp als kindermishandeling, op een manier die past bij de ontwikkeling van het kind, essentieel. Bij kleuters kan dit bijvoorbeeld aan de hand van een prentenboek of het spelen van een poppenkastverhaal, bespreek daarna met de kinderen wat er is gebeurd bij de verhalen. Tijdens een (kring)gesprek kun je praten over het verschil tussen leuke en verdrietige geheimpjes. Hoe je elkaar kunt troosten. Door te praten over wat ‘normaal’ is, geef je kinderen een referentiekader en maak je kindermishandeling of andere ingrijpende gebeurtenissen bespreekbaar. Want hoe weet je dat wat jou overkomt misschien niet ‘normaal’ is? Een van de manieren waarop je in de onderbouw aandacht kunt besteden aan kindermishandeling, is door de methode Schildje
Stem je af op de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Bedenk bijvoorbeeld welke woorden je gebruikt en hoelang het gesprek duurt.
Toon je betrokkenheid en belangstelling.
Vertel je het kind wat je al weet.
Respecteer je het als een kind niet verder wil praten of geen details wil vertellen.
Vraag je feitelijk naar wat er gebeurd is.
Beloof je geen geheimhouding, je kunt niet helpen als je niets mag doen.
Vertel je wat je gaat doen en betrek het kind bij je vervolgstappen.
Stap 4: Het wegen van huiselijk geweld of kindermishandeling.
Om leerkrachten te helpen bepalen wanneer ze te maken hebben met een ernstig geval is er een speciaal afwegingskader gemaakt voor het onderwijs. In het afwegingskader staan vijf vragen die onderwijsmedewerkers moeten stellen om te kijken of een melding noodzakelijk is omdat er sprake is van acute of structurele onveiligheid. Dat is bijvoorbeeld het geval als ouders verslaafd zijn, psychische problemen hebben, ze wapens bezitten of geweld gebruiken waarbij kinderen verwondingen oplopen. Alle vragen en voorbeelden staan in het afwegingskader dat je via deze link kunt downloaden. Dit afwegingskader is sinds 2019 verplicht om te gebruiken.
Stap 5: Beslissen over melden en/of hulp organiseren
De vijfde stap bestond voorheen uit twee keuzes: een melding maken bij Veilig Thuis over de situatie of zelf hulp organiseren om het slachtoffer te helpen. Per 1 januari 2019 is er echter geen keuze meer tussen een melding doen of zelf hulp organiseren en geldt er een meldplicht bij Veilig Thuis.
Elke school werkt verder met een op maat gemaakte meldcode, waarin beschreven staat welke stappen je moet doorlopen en bij wie je binnen jouw organisatie terecht kunt als je vragen hebt of signalen wilt delen. Weet jij hoe dit op jouw school is geregeld?
Ken jij de specifieke meldcode van jouw school?

Na een melding over kindermishandeling onderzoekt Veilig Thuis of er ook echt sprake is van kindermishandeling. Bij bijna 80 % van alle meldingen is dat het geval.
Op zoek naar meer?
Boekentips:
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!
Bronnen
Richtlijnenjeugdhulp.nl. (2023). Hoe vaak komt kindermishandeling voor?.
Geraadpleegd op 30 september 2023.
Linda Willemsen. Klasvanjuflinda.nl. (2011). Meldcode Kindermishandeling.
Geraadpleegd op 30 augustus 2022.
Leraar24. (Jaartal onbekend). Kindermishandeling: Hoe herken je het en wat moet je doen?
Geraadpleegd op 30 augustus 2022.
Nederlands Jeugdinstituut. (Jaartal onbekend). Wat is kindermishandeling?
Geraadpleegd op 30 augustus 2022.

Comments