Het nieuwe schooljaar start. Een aantal kinderen ken je misschien nog van vorig jaar, maar voor sommigen is het hun allereerste schooldag. Hoe laat je de kinderen kennismaken met hun nieuwe leerkracht, lokaal en klasgenoten? In deze blog vind je lessuggesties daarvoor.
Het lokaal verkennen
Rondleiding:
Benodigdheden:
- Geen
Geef de kinderen een rondleiding door de school.
Zoekopdracht
Benodigdheden:
- Papier en schrijfgerei
- Een fotocamera
- Een handpop
Teken een plattegrond van de klas of neem een foto (makkelijker).
De handpop is bang. Hij heeft zich verstopt.
Verstop de handpop iedere dag in een andere hoek van de klas en zet op deze plek een rood kruis op de plattegrond. Laat de plattegrond zien.
Weten de kinderen wat daarop te zien is?
Wanneer ze het niet herkennen kun je aanwijzen en benoemen. Wijs het rode kruis aan.
Wat zou dat betekenen? Laat een kind op de betreffende plek zoeken.
Of laat een kind een ander kind instructies geven en hem naar de plek van het kruis navigeren met de richtingsaanduidingen: naar rechts, links, rechtdoor, voorbij etc.
Als de handpop is gevonden houd je een kort gesprekje over de hoek: wat ligt er allemaal, wat kun je er doen en wat zijn de regels? Tip: Maak een foto van de handpop in de betreffende hoek en gebruik deze bijvoorbeeld op je planbord of als opruimfoto.
Op de verkeerde plek
Benodigdheden
- Voorwerpen uit de klas
Leg van tevoren verschillende voorwerpen uit de klas op de verkeerde plek en laat steeds een kind zoeken naar iets wat verkeerd ligt. Waar hoort het dan wel?
Of stuur een kind naar de gang en leg samen met de andere kinderen een voorwerp (of meerdere) uit de klas op een andere plek. Wat is er veranderd?
Waar hoort het?
Benodigdheden:
- Een aantal spullen uit de klas
Leg een aantal spullen uit de klas in de kring. Wat kun je ermee doen? Waar hoort het? Vraag steeds een kind het terug te brengen naar de juiste plek.
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet...
Benodigdheden:
- Geen
Speel het spel: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de kleur is...
Kunnen de kinderen raden wat jij uit de klas in gedachte hebt.
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet...
Benodigdheden:
- Geen
Speel het spel: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en de vorm is...
Kunnen de kinderen raden wat jij uit de klas in gedachte hebt?
Zoek de...!
Benodigdheden:
- Een whiteboard marker
- Een sponsje
De kinderen mogen niet kijken. Teken ergens in de klas met een whiteboard marker iets (bijvoorbeeld op de deur). Ogen open. Wie ziet het 't eerst?
Kennismaken met de leerkracht
Foto’s
Benodigdheden:
- Een foto's van jezelf op het Digibord
Laat foto’s van jezelf op het Digibord zien en vertel over jezelf.
Spullen
Benodigdheden:
- Spullen van jezelf
Neem spullen mee, die iets vertellen over jezelf. Verstop ze onder een laken of in een doos.
Omschrijf de spullen. Kunnen de kinderen raden wat het is? Laat ze eerst voelen of het klopt. Vertel daarna wat het voorwerp over jou vertelt. Herkennen de kinderen zich daar ook in? Wie heeft er bijvoorbeeld ook een kat.
Variatie 1: Neem spullen mee over je vakantie
Variatie 2: Geef de doos steeds mee aan een ander kind en laat ze er iets in verstoppen wat iets zegt over zichzelf.
Vragen voor de leerkracht
Benodigdheden:
- Geen
Vertel iets over jezelf zodat de kinderen de leerkracht beter leren kennen: geef het goede voorbeeld: bekend maakt bemind. Wie van de kinderen zou een vraag willen stellen?
Stellen kinderen rare vragen, dan kunt je beslissen daar geen antwoord op te geven.
Elkaar leren kennen
Stopbal
Benodigdheden:
- Een bal
De kinderen staan verspreid door de zaal.
Een kind gooit de bal hoog in de lucht en roept daar een naam bij. Het kind voor wie de bal bestemd is probeert deze zo snel mogelijk te pakken. Zodra hij de bal heeft roept hij "Stop!" en moeten de andere kinderen zo snel mogelijk stilstaan. Het kind probeert nu de andere kinderen af te gooien of te rollen. Wie geraakt wordt is af. Daarna mag hij de bal weer omhoog gooien en er een andere naam bij roepen.
Tik tik, wie ben ik?
Benodigdheden:
- Een blinddoek
Een ouderwets en welbekend spel om elkaars naam te leren kennen.
Een kind zit met een blinddoek om. Een ander kind komt op zijn rug tikken en zegt: 'tik, tik, wie ben ik?' Vervolgens moet het geblinddoekte kind raden wie het is.
Omdat het spel lekker kort is komen er veel kinderen aan de beurt.
Namenslinger
Benodigdheden:
- Geen
Laat de kinderen in een kring staan. Begin met je naam en maak er een beweging bij. Vervolgens maken alle kinderen deze beweging en zeggen je naam erbij.
Dan is het volgende kind, rechts van je, aan de beurt. Als hij of zij geweest is, zeggen alle
kinderen eerst jouw naam met beweging en dan van het kind en dan ga je naar het volgende kind. Zo wordt de slinger van namen en bewegingen steeds langer.
De dirigent
Benodigdheden:
- Een stokje
Alle kinderen staan in de kring. Een kind is de dirigent en staat in het midden.
Wanneer dit kind iemand aanwijst dan mogen de kinderen zelf weten hoe ze hun naam zeggen (toonhoogte, hard, zacht, interval). Als dit doorgaat wijst de dirigent verschillende kinderen aan, die pas weer stoppen met het noemen van hun naam als ze weer een keer worden aangewezen.
Namenspel
Benodigdheden:
- Geen
Vraag ieder kind om de beurt in de kring zijn naam duidelijk uit te spreken en er een eigen beweging bij te maken. Bijvoorbeeld een stap naar voren zetten of de handen om elkaar heen draaien. De andere kinderen doen dit na. In een tweede ronde zeggen de kinderen hun naam en vertellen ze iets over hun uiterlijk. Bijvoorbeeld: ‘Ik draag een blauwe trui.’
Hoe heet jij?
Benodigdheden:
- Geen
De stoelen staan in een kring. Alle kinderen zitten bij elkaar op de grond in het midden.
Eén kind zit op een stoel in de kring. Het kind staat op en stapt naar een kind in de groep toe, geeft het een hand en zegt: ‘Ik ben….(het kind noemt zijn naam). Wie ben jij?
Zeg gerust je naam aan mij!” Alle kinderen in de groep mogen het rijmpje mee opzeggen. Het kan ook gezongen worden. Het kind dat zijn naam gezegd heeft, komt nu naast het eerste kind in de ruimte buiten de groep staan. Het kiest op zijn beurt een kind uit de groep, geeft deze een hand en zegt het gedichtje op. De hele groep doet weer mee.
Het spel gaat door tot alle kinderen in een kring staan of zitten.
Hallo!
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen lopen door elkaar in de ruimte. Op een teken (bijvoorbeeld klappen in de handen) staan de kinderen stil en kijken naar de begroetingsvorm die je voordoet.
Knik bijvoorbeeld met je hoofd. Daarna lopen de kinderen. Als ze nu iemand tegenkomen begroeten ze de leerling op deze manier en noemen daarbij eventueel elkaars naam.
Bij iedere opdracht kun je ook een andere plaats verzinnen waar de kinderen zich bevinden: op straat, in een paleis, in het bos enz.
Namenspel
Benodigdheden:
- Een knuffel.
De knuffel wil zijn klasgenootjes leren kennen.
Laat de kinderen in de kring de knuffel doorgeven. Als ze de knuffel vast hebben vertellen ze hun naam ertegen. Geef daar eventueel ook opdrachten bij, als: "Zeg ja naam hard/zacht, langzaam/snel, grommend, met een rijmwoord, in losse klanken, alleen met je beginletter, verander je beginletter, verander je eindletter, zeg alleen je achternaam"
Als de knuffel alle namen heeft gehoord gaat hij oefenen of hij ze onthouden heeft. Steeds wanneer hij een naam roept gaat dat kind staan.
Noem daarbij ook namen van kinderen die niet in je groep zitten.
Als alle kinderen staan is het spel afgelopen.
Variatie: Hak de naam in stukjes of gebruik een rijmwoord, een andere begin-/eindletter of alleen de achternaam van de kinderen.
Wie is er weg?
Benodigdheden:
- Een knuffel
- Een muziekje
Zet het muziekje op. De kinderen bewegen door het lokaal. Wanneer het muziekje stopt doen ze hun ogen dicht. De knuffel tikt een kind aan en deze gaat even zachtjes naar de gang. De andere kinderen doen hun ogen open. Wie is er weg?
Overgooispel
Benodigdheden:
- Een knuffel.
Laat de kinderen in de kring de knuffel overgooien. Voordat ze de knuffel gooien zeggen ze eerst de naam van het kind waar de knuffel naar toe gaat.
Lukt het om de knuffel niet te laten vallen?
Variatie: Doe het nog een keer, in dezelfde volgorde. Weten de kinderen naar wie ze de knuffel de vorige keer hadden overgegooid?
Ballonnenspel
Benodigdheden:
- Een ballon (of een ander voorwerp, passende bij je thema)
Laat de kinderen in de kring de ballon overgooien. Voordat ze de ballon gooien of slaan zeggen ze eerst de naam van het kind waar de ballon naar toe gaat.
Het kind dat zijn of haar naam hoort rent snel naar het midden van de kring voordat de ballon de grond heeft geraakt en pakt de ballon vast.
Variatie: niet de ballon vast pakken, maar meteen weer omhoog duwen en een andere naam roepen.
Ahoi piraat!
Benodigdheden:
- Geen
Wijs twee kinderen aan die piraten zijn. Ze varen op hun schip in tegengestelde richting door de kring. Als ze elkaar tegenkomen, geven ze elkaar een high five en zeggen elkaars naam, bijvoorbeeld Ahoi Tim, Ahoi Achmed. Eén van de kinderen gaan zitten.
Het andere kind vaart verder, tikt een kind aan dat ook piraat wordt en de andere kant uit vaart. Als ze elkaar tegenkomen geven ze een high five, noemen elkaars naam enzovoorts.
Het kind dat twee keer piraat geweest is, gaat zitten en het andere kind vaart verder.
De bal rollen
Benodigdheden:
- Een bal
Oefen elkaars namen door de bal te rollen. Ga allemaal in de kring zitten.
Laat een kind een naam noemen en daarna de bal naar dit kind rollen.
Breid het uit door het kind een vraag aan dit kind te laten stellen als hij de bal ontvangen heeft. Vragen kunnen bijvoorbeeld zijn: heb je broers of zussen? Heb je huisdieren?
Waar speel je graag mee? Wat kijk je graag op tv? Wat is je lievelingseten?
Namentikkertje
Benodigdheden:
- Een knuffel
Ga in het midden van de kring staan, met een knuffel in je hand. Noem de naam van een kind en loop in de richting van dit kind. Voordat jij bij hem bent, noemt dit kind snel de naam van een klasgenoot. Nu moet jij naar dat kind lopen. Dit kind noemt weer snel een volgende naam en zo verder. Lukt het jou om een kind met de knuffel aan te tikken, voordat hij een naam genoemd heeft? Als dit lukt, gaat dit kind in het midden van de kring staan en neem jij plaats op de leeggekomen stoel
Variatie: De kinderen moeten een naam noemen die nog niet eerder is genoemd.
Speeddate
Benodigdheden:
- Knip een afbeelding in twee stukken.
Geef elke speler een halve kaart. Laat ze kriskras door elkaar lopen. Terwijl ze dat doen wisselen ze constant hun kaart met anderen. Bij het fluitsignaal zoekt iedereen zijn ‘wederhelft’. Bedenk een vraag waar elk duo even over nadenkt en laat ze het aan elkaar vertellen. Daarna gaan de spelers weer door elkaar lopen tot je opnieuw een signaal geeft.
Maatjes
Benodigdheden:
- Emotiekaarten
Hoe vonden de kinderen hun eerste schooldag? Wie vond het spannend? Wie niet?
Houd een gesprekje over iets spannend vinden en leg uit dat alles wat je voor het eerst doet vaak spannender is, dan wanneer je het al eens hebt gedaan.
Stel voor dat de kinderen die het niet spannend vinden voorlopig het maatje worden van een ander kind in de klas.
Zij staan bijvoorbeeld samen in de rij, helpen elkaar, spelen met elkaar enz.
High five
Benodigdheden:
- Een muziekje
Oefen met de kinderen het geven van een high five. Zet de high five-muziek aan.
Laat de groep rondlopen op de muziek. Elke keer als ze iemand tegenkomen, geven ze een vrolijke high five. Benoem over welk onderwerp ze iets over zichzelf vertellen aan die ander: bijv. hun lievelingskleur, leukste spelletje, lievelingsdier, lekkerste eten of leukste liedje.
De schatkist
Benodigdheden:
- Een schatkist (of een doos, koffer enz)
- Voorwerpen van de kinderen en jezelf.
Stel elke dag of elke week een leerling centraal die over zichzelf vertelt.
Dit kind krijgt een schatkist mee naar huis en doet daar iets in wat veel voor hem betekent.
In de kring laat hij/zij zijn/haar schat zien en vertelt hij/zij ze waarom deze schat veel voor hem/haar betekent. De andere kinderen mogen ook vragen stellen.
Zo ontdekken de kinderen en de leerkracht de schat die in ieder kind verborgen zit.
Variatie: Vraag een aantal dagen van tevoren of de kinderen iets van zichzelf mee willen nemen (een knuffel/foto/kledingstuk) die ze in de schatkist mogen stoppen.
Daarna gaan we om de beurt iets uit de schatkist pakken. De kinderen proberen te raden van wie het voorwerp is. Wanneer het klopt mag die leerling iets over
zijn/haar ding vertellen aan de klas. Vervolgens pakt deze leerling iets uit de schatkist.
Dit speel je een tijdje door. De schatkist hoeft niet in één keer leeg. Vertel dat van tevoren ook aan de kinderen, zodat ze weten wat de bedoeling is.
Fluisterspel
Benodigdheden:
- Geen
Eén van de kinderen komt bij de juf of meester staan en vertelt fluisterend iets over zichzelf aan de juf of meester. Bijvoorbeeld: “ik heb een grote hond thuis” of “mijn lievelingseten is patat”. Dan gaat de leerkracht dat fluisterend doorvertellen aan degene die naast hem/haar zit. Diegene vertelt het ook weer aan de klasgenoot naast hem/ haar.
Aan het einde van de kring vertelt de laatste hardop wat de zin was. Klopt het?
Versje
Benodigdheden:
- Een bal (of een ander voorwerp)
Leer de kinderen het volgende versje aan:
Hoe heet je? Wie ben jij? Zeg het maar, vertel het mij!
Waar kijk jij naar op tv, met welk spel doe jij graag mee?
Heb je zusjes? Of een broer? Wie vind jij lief? En wie stoer?
En dan heb ik nog een vraag: Wat voor eten lust jij graag?
Hoe heet jij? Wie ben jij? Zeg het maar, vertel het mij.
De kinderen gaan in de kring zitten. Een van hen begint en bedenkt een vraag uit het versje, bijvoorbeeld: ‘Met welk spel doe jij graag mee?’ Die vraag stelt hij/zij en vervolgens gooit hij/ zij de bal naar een klasgenootje die daarop het antwoord mag geven.
Nu mag hij/zij een vraag stellen en de bal naar een ander gooien, enzovoort.
Speel het spel meerdere keren.
Vriendenboekje
Benodigdheden:
- Een 'vriendenboekje'.
Maak zelf een vriendenboekje in Word. Zet daarop wat je graag van de kinderen zou willen weten, bijv. naam, achternaam, adres, geboortedatum, woonplaats, hobby's,
leukste schoolvak etc. Laat alle kinderen zo'n vel invullen en bundel deze voor jezelf en alle klasgenoten. Kant-en-klare formulieren vind je o.a. op:
Of gebruik deze gratis download:.
Dit vind ik leuk
Benodigdheden:
- Geen
Vraag de kinderen om de beurt te vertellen wat ze graag doen. Bijvoorbeeld: dansen, bouwen, voetballen, knutselen enz. Geef ze de opdracht goed naar elkaar te luisteren en van een aantal kinderen te onthouden wat ze zeggen. Als iedereen aan de beurt geweest is, daag de groep dan uit over bijvoorbeeld zes kinderen na te vertellen wat ze gezegd hebben. Weten ze het ook van tien kinderen en van vijftien?
De kletspot
Benodigdheden:
- Een pot
- Kaartjes met stellingen en vragen
Trek in de eerste weken van het nieuwe schooljaar elke dag één kaartje uit de pot.
Lees de stelling voor en laat de kinderen aangeven of het antwoord ‘ja’ of ‘nee’ is.
Dat kan bijvoorbeeld door de duimen op of neer te steken, bij ja te gaan staan en nee te gaan zitten of twee verschillende gekleurde kaarten op te steken
Stel daarna enkele vervolgvragen om verder te praten over de stelling.
Stellingen kunnen zijn:
Ik kan goed helpen: Wie help jij wel eens, welk klusje vind jij leuk, helpt iemand jou wel eens.
Ik heb een lievelingsboek: Welk boek is dat? Wat vind jij zo leuk aan het boek?
Ik kan goed bouwen: Waarmee bouw jij het liefst? Wat is het mooiste bouwwerk wat jij ooit hebt gebouwd? Welk bouwwerk staat er nu in je huis?
Ik vind buiten spelen leuk: Wat vind je buiten leuk om te spelen? Met wie speel je buiten op school? En thuis?
Ik ben een treuzelkont: Had jij vanmorgen haast? Wie moppert er weleens op jou als je treuzelt? Wat kun jij al supersnel?
Ik kan heel boos worden: Wat doe je dan? Hoe kan ik jou helpen als je boos wordt? Hoe word je weer vrolijk?
Ik heb een huisdier: Kun je jouw huisdier nadoen? Dan raden wij welk dier het is. Hoe heet jouw huisdier?
Ik woon in twee huizen: In welk huis was je vanmorgen? Wil je iets vertellen over de huizen? Wie wonen er met jou in huis?
Ik heb een zusje: Heb je een of meer zusjes? Is ze/zijn ze ouder of jonger dan jij? Wat speel je het liefst met je zusje(s)? Waarover maak je weleens ruzie met je zusje(s)?
Ik heb een broertje: Heb je een of meer broertjes? Is hij/zijn ze ouder of jonger dan jij? Wat speel je het liefst met je broertje(s)? Waarover maak je weleens ruzie met je broertje(s)? Enzovoorts...
Cadeautje voor jou!
Benodigdheden:
- Geen
Start als eerste, zonder het spel verder uit te leggen. Kies een voorwerp uit de klas, waarvan je vindt, dat het bij een bepaald kind past. Bijvoorbeeld: ‘Ik geef jou een pen, omdat je al zo goed letters kunt schrijven.’ Vertel nu dat het kind iets mag uitzoeken voor een ander kind en dat hij/zij het cadeautje op dezelfde manier moet aanbieden, zoals u dat gedaan hebt. Aandachtspunten: Zorg ervoor, dat steeds een ander kind een cadeautje krijgt. Laat kinderen elkaar helpen, door interesses, hobby’s en kwaliteiten van een ander kind te benoemen. Laat kinderen elkaar bedanken. Vertel dat het een spel is.
De kinderen mogen de spullen niet écht houden!
Een logeerknuffel
Benodigdheden:
- Een knuffel
- Een koffertje of een rugzak
- Een dagboek
- Een tandenborstel
De logeerknuffel mag steeds met een kind mee naar huis. Hij/zij mag schrijven of tekenen wat de knuffel allemaal heeft beleefd tijdens zijn logeerpartij.
Rangschikken
Benodigdheden:
- Geen
Geef de kinderen de opdracht om op volgorde te gaan staan, zonder met elkaar te spreken.
De volgorde kan bijvoorbeeld gaan over de lengte, schoenmaat, de lengte van het haar. de leeftijd enz.
Verschillen en overeenkomsten
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen lopen kriskras door elkaar. Ze zoeken al lopende iemand met wie zij iets gemeen hebben. Laat ze op die manier groepjes of tweetallen maken. Bijvoorbeeld:
Zoek kinderen die dezelfde kleur ogen hebben
Zoek kinderen die dezelfde kleur sokken dragen
Zoek kinderen die dezelfde sport doen
Zoek kinderen die even oud zijn
Zoek kinderen die van hetzelfde dier houden
Wat is er hetzelfde/anders?
Benodigdheden:
- Halve afbeeldingen, die samen weer een hele vormen
Geef de kinderen allemaal een halve afbeelding. Ze gaan al wandelend door de kring op zoek naar degene die het andere stukje van de afbeelding heeft. Als de kinderen elkaar vinden bespreken ze met elkaar wat ze hetzelfde hebben en wat anders.
Wie-hoe-wat?
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen zitten in de kring. De leerkracht noemt steeds een andere eigenschap en handeling op. Alle kinderen die zich daarin herkennen voeren deze handeling uit.
Bijvoorbeeld: Alle kinderen die...
Een broer hebben knippen met hun vingers
Graag een trui dragen, knipperen met hun ogen
Deze week een boek hebben gelezen, klappen twee keer in hun handen
Graag frietjes eten, fluiten
Goed kunnen zwemmen, kloppen op hun borst
Niet van spruitjes houden, steken hun tong uit
Voetballen, trappen met hun been naar voren
Een hond hebben, zeggen 'waf'
Enzovoort...
Tekenen
Benodigdheden:
- Papier met de omtrek van een gezicht
- Potloden
De kinderen maken een buiten- en binnen kring. Ze geven het papier aan degene die tegenover hen staat. Deze kijkt goed en tekent de ogen en wenkbrauwen van het kind.
Na een paar minuten geven de kinderen elkaar het papier weer terug en schuiven door. Bijvoorbeeld: DE buitenkring drie stappen naar rechts, de binnen kring drie stappen naar links. De kinderen wisselen weer van papier en tekenen elkaars neus. Doe dit net zolang totdat de portretten af zijn. Kijk na afloop samen hoe de tekeningen eruit zien.
Spiegelen
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen gaan in tweetallen tegenover elkaar staan. Het ene kind
kijkt in de spiegel. Het andere kind is zijn spiegelbeeld en doet hem precies na.
Ogen
Benodigdheden:
- Een laken, met op ooghoogte een gaatje.
Hang het laken op. Een kind gaat achter het doek staan. Een ander kind neemt plaats aan de ander kant. Kan hij het kind achter het doek aan zijn ogen herkennen?
Daarna neemt een ander kind plaats achter het doek.
Reikende handen
Benodigdheden:
- Geen
Maak voldoende plaats in het lokaal, zodat de kinderen zich vrij kunnen bewegen.
Geef de kinderen de opdracht om bijv. iemand te zoeken die....
Iets roods aan heeft
Bruine ogen heeft
Oorbellen draagt
Een paardenstaart heeft
Een spijkerbroek aan heeft
Dezelfde kleur ogen heeft
Een riem aan heeft
Korter haar heeft dan jij
Enzovoorts...
De kinderen lopen kriskras door elkaar en zoeken iemand die daaraan voldoet. Ze reiken hun hand naar diegene uit, zonder elkaar te raken en bevriezen ter plaatse. Verschillende kinderen mogen naar dezelfde persoon reiken. Zodra niemand zich meer verroert, stellen de kinderen zich voor aan de persoon naar wie ze de hand uitreiken.
Variatie: De kinderen lopen in slow-motion.
Van wie is het?
Benodigdheden:
- De schoenen van de kinderen
Laat alle kinderen hun schoenen uit doen en op een rijtje voor in de klas zetten. Wie kan alle schoenen teruggeven aan de juiste eigenaar? Dit kan natuurlijk ook met schooltassen, jassen, broodtrommels enz.
Wie staat er voor de klas?
Benodigdheden:
- Geen
De leerkracht zet een rij van bijv. 3 kinderen voor de klas. Alle kinderen in de klas kijken goed en doen vervolgens de ogen dicht. De leerkracht verandert de volgorde.
De kinderen mogen weer kijken en raden hoe het eerst was.
Maak het moeilijker door meer kinderen voor de klas te zetten.
Wat is er veranderd?
Benodigdheden:
- Geen
Eén kind gaat in het midden van de kring staan. Alle kinderen kijken goed hoe het kind eruit ziet. Dan gaat het kind naar de gang en veranderd iets aan zichzelf, bijv. veters los, trui binnenstebuiten, haar los of vast. Dan komt het kind weer terug in de kring en mogen de andere kinderen raden wat er veranderd is.
Variatie: Er staan meerdere kinderen op een rij in de kring. Deze kinderen nemen een houding aan, bijv. hand in de lucht, hand in de zak, voet omhoog, krom staan enz.
De kinderen doen de ogen dicht. De kinderen in die in de kring staan veranderen één ding aan hun houding. Wat is veranderd?
Variatie: Zet drie kinderen voor de klas en laat iedereen goed naar deze drie kinderen kijken. Dan doen de kinderen de ogen dicht en verander je iets aan de kinderen voor de klas, bijvoorbeeld een mouw omhoog, een haarband verwisselen, een broekspijp oprollen.
De kinderen mogen weer kijken en raden wat er is veranderd.
Ik zoek iemand die ...
Benodigdheden:
- Geen
Ga in het midden van de kring staan en zeg 'Ik zoek iemand die ...' noem een uiterlijk kenmerk, bijvoorbeeld: een broek draagt. Alle kinderen die een broek dragen gaan vervolgens staan en lopen naar een andere stoel. Herhaal de zin en noem een ander kenmerk, bijvoorbeeld: 'Ik zoek iemand die blonde haren heeft'. De kinderen met blonde haren zoeken vervolgens een andere plek. Maar ... jij wilt ook een stoel!
Bij de volgende ronde, probeer je zelf een vrijgekomen stoel te bemachtigen.
Er blijft nu een kind over, dat in het midden van de kring gaat staan en de volgende opdracht mag geven.
Op de foto
Benodigdheden:
- Een fotocamera.
Wijs een fotograaf aan. De andere kinderen gaan dicht bij elkaar staan voor de groepsfoto. Nadat de fotograaf de groep een tijdje goed heeft bekeken, wordt hij naar buiten gestuurd. Eén kind uit de klas verstopt zich vervolgens áchter de groep.
De fotograaf komt terug en moet raden wie er ontbreekt, vóór de groep hardop tot tien kan tellen. Als hij erin slaagt, mag jij de foto maken, zo niet, dan wordt er een nieuwe fotograaf gekozen voor de volgende fotosessie.
Ra, ra, ra, wie heeft de ...?
Benodigdheden:
- Een touw zo lang als de kring met een ring eraan.
De kinderen zitten in de kring. Het touw loopt door de kring, over de schoot van elk kind. Eén kind staat in het midden. De kinderen nemen het touw voor zich losjes met beide handen vast, zodat ze een ring kunnen verschuiven. Ze schuiven hun handen heen en weer over het touw en geven ongemerkt de ring door.
Het kind in het midden probeert te raden waar de ring is.
Wie is het?
Benodigdheden:
- Geen
Neem een kind uit de groep in gedachte. Vraag de kinderen te gaan staan.
Ze stellen jou vragen die je met ja of nee beantwoordt. Kinderen die het niet meer kunnen zijn, gaan zitten. Als er nog een paar kinderen staan, mag er worden geraden. Wie is het?
Variatie: geef zelf de hints, zoals 'hij draagt een blauwe trui, hij heeft schoenen met veters'.
Lange slinger
Benodigdheden:
- Geen
Een van de kinderen komt in de kring staan en mag iets over zichzelf vertellen.
Bijvoorbeeld: 'Ik heb een zus' of 'Ik heb een hond'. Heeft een ander kind dit ook, dan komt diegene ook in de kring staan en geeft het kind een hand. Het laatste kind dat aansluit mag ook weer iets over zichzelf vertellen. Wie van de overgebleven kinderen kan er weer aansluiten? Lukt het op die manier om de kring weer rond te krijgen?
Voor de kleuters kan het nodig zijn om te helpen door bijvoorbeeld te vragen naar wat ze leuk vinden, welk eten ze lekker vinden, welke sport ze leuk vinden, in welke straat ze wonen, welke kleren ze het liefst dragen enz.
Haal de slinger daarna weer uit elkaar en vraag aan het eerste en tweede kind in de slinger waarom ze ook alweer bij elkaar stonden. Laat ze deze overeenkomst nogmaals benoemen.
Variatie: Er kan ook voor gekozen worden dat afzonderlijke kinderen een eigen slinger maken. Bijvoorbeeld: Een jongen zegt: “Ik heb een zusje dat jonger is dan ik”, alle andere kinderen met een jonger zusje komen erbij staan. Daarna zegt de jongen van voetbal te houden. Alle kinderen die nog niet in de slinger stonden en ook van voetbal houdenkomen erbij staan. Zo gaat het door tot er met alle kinderen een overeenkomst is met deze jongen. Daarna kan het nog een keer op dezelfde manier met een ander kind uit de klas.
Wie is het?
Benodigdheden:
- Een foto van elk kind
- Plakband
Geef een kind een foto/naam van een klasgenoot op zijn rug. Hij/zij mag de groep ja/nee vragen stellen om te achterhalen wie het is. Je kunt ook een naam influisteren en de groep laten raden om wie het gaat.
Portret schilderen
Benodigdheden:
- Eventueel een passpiegel
De kinderen gaan elkaar denkbeeldig schilderen. Maak tweetallen. Het ene kind kijkt goed naar zichzelf. Hoe ziet hij eruit? Het gebruikt daarbij eventueel een spiegel, en vertelt wat hij ziet. De ander ‘schildert’ het. Laat de kinderen over zichzelf vertellen, van top tot teen. Eerst het kapsel (bijv. zwarte krullen), dan het gezicht (bijv. blauwe ogen en veel sproeten), bovenlijf met armen (bijv. T-shirt met strepen), naar benen en schoenen (bijv. oranje slippers). Daarna wisselen de kinderen van rol en wordt het andere kind de schilder.
Ga staan als...
Benodigdheden:
- Geen
Maak als leerkracht zinnen die steeds beginnen met ‘Ga staan als je…’. De kinderen gaan vervolgens staan als die zin voor hen geldt. Daarna mogen ze weer gaan zitten.
Mogelijke opdrachten: Ga staan als je…
favoriete kleur blauw is
favoriete dier een hond is
een broer hebt
4 jaar bent
snel boos wordt
je goed in zwemmen bent
van buiten spelen houdt
van vakantie houdt
van muziek houdt
snoep lekker vindt
kamperen leuk vindt
van uitslapen houdt
Enzovoort. Laat de kinderen zelf ook een uitspraak bedenken.
Bespreek met de kinderen na wat hen is opgevallen.
Overeenkomsten en verschillen
Benodigdheden:
- Blokjes, voor ieder kind 1
Laat de kinderen iedere ochtend tellen hoeveel kinderen er in de klas zitten.
Op die manier oefen je het synchroon en resultatief tellen meteen.
In de groep horen we allemaal bij elkaar, maar wel allemaal verschillend. verschillen mogen er zijn. Kan iemand tellen hoeveel kinderen er met lange haren zijn, en met korte. En hoeveel jongens er zijn en hoeveel meisjes?
Variatie: Geef alle kinderen een blokje en laat ze deze op elkaar stapelen als het klopt.
Op die manier kun je bijvoorbeeld ook bekijken hoe de verdeling jongens en meisjes is.
Zoek iemand die...
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen lopen door de kring. Geef allerlei opdrachten, zoals: 'Zoek iemand die...dezelfde kleur broek heeft, hetzelfde huisdier heeft als jij, dezelfde lievelingskleur heeft enz... De kinderen zoeken nu een maatje. Hebben ze er eentje gevonden, die aan hun vraag voldoet, dan gaan ze zitten. Lukt het iedereen om iemand te vinden? Hoe zou dat komen?
Ken jij 'm?
Benodigdheden:
- Geen
De leerkracht vertelt iets over een kind uit de klas. Als de kinderen weten over wie het gaat, dan gaan ze voor hun stoel staan. Daarna vertelt de leerkracht nog iets over dit kind. Klopt dit nog steeds? Dan gaan de kinderen op hun stoel staan. Als ze denken dat dit toch niet klopt dan gaan ze weer zitten. Dan vraagt de leerkracht aan 1 van de kinderen die op de stoel staat over wie hij/zij denkt dat het gaat. Klopt het? Dan begint het spel opnieuw.
Vertel dan over een ander kind in de klas iets.
Wissel
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen zitten in een kring. Een kind krijgt de blinddoek om. Twee kinderen verwisselen vervolgens van plaats. Weet het kind welke klasgenoten dat zijn?
Van wie is het?
Benodigdheden:
- Schoenen van de kinderen uit de klas
Laat alle kinderen hun schoenen uit doen en op een rijtje voor in de klas zetten.
Wie kan alle schoenen teruggeven aan de juiste eigenaar?
Dit kan natuurlijk ook met schooltassen, jassen, broodtrommels enz.
Balletje, balletje
Benodigdheden:
- Een bal
Ga in de kring staan en gooi de bal naar iemand. Dit kind gooit de bal weer naar iemand anders. Dit herhaal je in totaal vijf keer. Als de bal weer terug is vraag je of de kinderen dezelfde volgorde nog weten. Maak het moeilijker door het tempo wat op te voeren en/of de tweede keer de kring door elkaar te zetten.
Op zoek naar meer?
Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!
.
Коментарі