site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken

Impulsbeheersing (inhibitie)

Foto van schrijver: Juf AngeliqueJuf Angelique

Bijgewerkt op: 22 jun 2024

Impulsbeheersing (respons-inhibitie) is een vaardigheid die onder de executieve functies valt. Deze functie in je brein maakt het mogelijk om je gedrag te sturen (zelfsturing).

In deze blog vertel ik je hoe deze functie zich ontwikkelt en waarom het trainen van de impulsbeheersing ook bij kleuters heel belangrijk is.

Tevens geef ik je suggesties hoe je dit kunt doen.



Wat zijn executieve functies?


Executieve functies sturen je gedrag, gedachten en emoties aan.

Het zijn functies die vanuit je hersenen worden geregeld en aangestuurd en die zorgen voor doelgericht en aangepast gedrag. Executieve functies zijn nodig om een koers te bepalen en koers te houden en worden gezien als de 'dirigent' van de cognitieve vaardigheden.

Wetenschappers onderscheiden in totaal elf verschillende executieve functies.

Ze zijn te verdelen in denkfuncties en gedragsfuncties. Deze functies staan ook niet op zichzelf, maar werken met elkaar samen en hebben elkaar ook nodig.

Een van deze functies is de respons-inhibitie (ofwel impulsbeheersing).

 

Impulsbeheersing


Respons-inhibitie is eigenlijk een rem, een rem op het gedrag. Deze rem zorgt ervoor dat je nadenkt voordat je actie onderneemt en zorgt ervoor dat je niet reageert op afleidende prikkels. Hierdoor kun je een reactie uitstellen of tegenhouden, anderen op de beurt laten wachten en uit laten praten en je niet laten afleiden door andere prikkels.

Vaak zal de respons-inhibitie minder sterk zijn in emotionele situaties. Te weinig slaap en stress hebben ook invloed op de respons-inhibitie.


Het tegenovergestelde van reactie-inhibitie is impulsiviteit.

Mensen die overgeleverd zijn aan impulsen laten vaak ondoordacht gedrag zien en kunnen moeizaam initiatief tonen, lastig langdurig aandacht schenken aan iets, kunnen niet plannen en organiseren en hebben moeite met het oplossen van problemen.


Je inhibitie heb je nodig om te kunnen leren, maar ook in de omgang met anderen heb je deze rem nodig. Hoe eerder je deze impulsen kan onderdrukken, hoe groter het voordeel zal zijn op school, bij het maken van vrienden en vooral bij het realiseren van doelen.

Deze vaardigheid gaat ook samen met andere executieve functies, namelijk een goede emotieregulatie en metacognitie.


Een kleuter gebruikt zijn respons-inhibitie bijvoorbeeld om:

  • Op zijn/haar beurt te wachten.

  • Langer te kunnen luisteren en stil te zitten

  • Zijn/haar aandacht bij een taak te houden.

  • Door te zetten als iets lastiger wordt

  • Na te denken voordat hij/zij iets doet of antwoord geeft.

  • Gedrag dat een negatief resultaat oplevert te kunnen ‘remmen’ en regels en afspraken na te leven.

  • De neiging om te gaan “spelen” i.p.v. eerst een werkje af te werken te kunnen weerstaan

  • Zijn geduld te bewaren als hij moet wachten

  • Instructies af te luisteren voordat hij/zij aan de slag gaat

  • In gevaarlijke situaties op de juiste manier te handelen.

 

Impulsbeheersing bij kleuters


Bij kleuters zijn nog niet alle executieve functies ontwikkeld, omdat het brein pas rond het 25e levensjaar uitontwikkeld is. Van kleuters kunnen we dus niet dezelfde executieve functies verwachten als van oudere kinderen en volwassenen.


Hoewel de executieve functies bij jonge kinderen dus nog niet allemaal (in ontwikkeling) aanwezig zijn, is het wel belangrijk om deze juist in de kleuterleeftijd al te trainen, te versterken en te leren besturen. Juist omdat deze functies essentieel zijn om tot leren te komen en het kleuterbrein nog erg kneedbaar is.


De respons-inhibitie is één van de eerste executieve functies die zich ontwikkelt.

Een baby is, voordat de respons-inhibitie zich ontwikkelt, afhankelijk van zijn of haar omgeving. Op een gegeven moment ontwikkelen de hersenen van de baby zich, wat de baby in staat stelt om wel of niet te reageren op een prikkel uit de omgeving wanneer hij of zij ergens op gefocust is.

Kruipende baby’s kunnen bijvoorbeeld al heel gericht naar een speeltje toegaan en de voorwerpen die ze onderweg tegenkomen negeren (motorische impulsbeheersing).


Wanneer het kind het taalvermogen ontwikkelt, zal de respons-inhibitie verder ontwikkelen met behulp van ouders en opvoeders die het kind regels en waarschuwingen geven, bijvoorbeeld: pas op voor de sloot, niet oversteken, niet aan de kaars zitten.


Er zijn interessante kleine experimenten die laten zien hoe het gesteld is met de impulscontrole van kleuters, zoals de marshmallowtest: Een kind krijgt een marshmallow aangeboden en mag kiezen: eet deze nu op, of wacht even en je krijgt er straks twee.

Wat zal het doen? Erg jonge kinderen kunnen meestal de impuls niet onderdrukken om de marshmallow op te eten. De ontwikkeling van de hersenen is simpelweg nog niet ver genoeg. Het omslagpunt ligt rond de kleuterperiode.


Een kleuter zou al wel:

  • op de juiste manier moeten kunnen handelen in gevaarlijke situaties

  • een korte tijd moeten kunnen wachten wanneer een volwassene dit vraagt

  • zich aan eenvoudige regels moeten kunnen houden

  • bij een ander kind moeten kunnen zijn zonder dat het een ander kind wil aanraken

Als kinderen ouder worden leren ze steeds langer op hun beurt te wachten, conflicten op te lossen zonder fysiek geweld en kunnen zij zich ook bij afwezigheid van de volwassene aan de regels houden.

 

Impulsbeheersing bij kleuters trainen


Respons-inhibitie is als een spier die getraind moet worden. Spierkracht kan afnemen als je een langere periode niet sport of niet goed beweegt. Datzelfde geldt voor respons-inhibitie.

Je moet het opbouwen en dan regelmatig blijven oefenen.

Dat kan bij kleuters bijvoorbeeld op de volgende manieren:


Interactie en organisatie:

  • Praat met het kind over het beheersen van impulsen in verschillende situaties.

  • Probeer korte (wacht)tijden in de te stellen bij activiteiten die kinderen graag willen gaan doen of vraag hen eerst even na te denken voor ze beginnen.

  • Laat kinderen even stoppen en nadenken voor ze iets doen of een antwoord geven. Leer de ‘stop-denk-doe’-strategie aan (hang een ‘stop-denk-doe’-poster als een visuele reminder voor individuele leerlingen op).

  • Spreek af dat kinderen geen vinger hoeven op te steken, omdat jij de beurten geeft.

  • Geef complimenten aan kinderen als het lukt om na te denken voordat ze iets doen en negeer het als het niet lukt.

  • Praat met het kind over het beheersen van impulsen in verschillende situaties. Geef het kind van te voren aan dat het belangrijk is om zijn impulsen te beheersen.

  • Geef kinderen die hier moeite mee hebben, vlak voordat ze zich in een situatie begeven waar het belangrijk is om impulsen te beheersen, een seintje om het gedrag te stoppen. Dit kan een woord zijn wat je niet vaak gebruikt op school of een gebaar.

  • Haal een kind uit een (conflict)situatie zonder hierover te oordelen en laat het kind zelf verwoorden wat er wel of niet goed ging.

  • Ook kun je, wanneer je weet dat het kind in een bepaalde situatie moeite heeft met het beheersen van de respons-inhibitie, vooraf de situatie bespreken en de geldende regels en afspraken voor deze situatie kunnen herhalen. Denk aan de regels op het schoolplein.

  • Impulsieve kinderen worden vaak afgewezen door andere kinderen, omdat hun impulsieve gedrag het spel vaak verstoort. Dan kan de fysieke nabijheid van de leerkracht helpen. De leerkracht kan het kind dan bijvoorbeeld op schoot nemen en samen kijken naar de spelende kinderen. Ze kunnen samen praten over wat die kinderen doen, wat ze zelf zouden willen en daarvoor een plannetje maken dat de andere kinderen niet zal storen.


Geschikte activiteiten:

  • Organiseer veel vrije bewegingsmomenten. Inhibitie. Veel en veelzijdig bewegen zorgt er op langere termijn voor dat het vermogen om te remmen, de inhibitie, vlot aangesproken kan worden.

  • Zorg voor beweging tussendoor met behulp van een Energizer.

  • De poppenspeler: Wijs een kind aan als poppenspeler. De kinderen zijn poppen. De poppenspeler loopt bij ze langs en trekt aan een denkbeeldig touwtje boven hun hoofd. Het kind waarbij dit gebeurt, maakt een beweging die hij blijft herhalen. Steeds meer poppen worden in beweging gezet. De poppenspeler kan besluiten poppen te laten stoppen met bewegen. Dit doet hij door een pop het stopteken te geven. Variatie: De poppenspeler staat voor de groep. Als hij het teken geeft om te starten, begint de groep te bewegen en bij een stopteken stopt iedereen weer.

  • De bewaker: In de kring zit een bewaker. Hij bewaakt een sleutelbos. Deze ligt achter hem. Wijs een kind aan dat de boef is en naar de bewaker sluipt. Hij probeert de sleutels te pakken. Zodra de bewaker iets hoort, roept hij ‘stop’ en wijst, met de ogen dicht, in de richting van het geluid. Is dit juist, dan mag hij de ogen openen.

  • De muziekdoos: Zorg voor een doos met een deksel dat je open kunt klappen. Dit is de muziekdoos. Neem de doos op schoot en geef elk kind een instrument. Vertel dat je op zolder een doos vond. Toen je hem openmaakte, kwam er muziek uit en toen je hem dicht deed stopte de muziek. Zou hij het in de klas doen? Oefen het reageren op het open- en dichtklappen van de muziekdoos een aantal keer en laat hierna een kind de muziekdoos bedienen.

  • Klaas Vaak: Zet een slaapmuts op en speel dat je Klaas Vaak bent. De kinderen staan verspreid in de ruimte. Start een rustig muziekstuk. De kinderen dansen op hun plek. Klaas Vaak loopt rond en tikt lichaamsdelen van de kinderen aan. Deze lichaamsdelen vallen in slaap en bewegen niet meer. Bijvoorbeeld: Een been wordt aangetikt. Het kind danst verder, maar zijn ene been staat stil. Zo worden steeds meer lichaamsdelen in slaap gebracht. Alle kinderen eindigen slapend op de grond.

  • De mond snoeren: Vraag alle kinderen de ogen te sluiten. Tik iemand aan die de kinderen de ‘mond mag snoeren’. Alle kinderen openen de ogen. Kies een kind dat in het midden van de kring gaat zitten. De kinderen zingen een lied. Het kind dat is aangetikt kijkt een kind aan en knippert een keer met de ogen. Als het andere kind dit opmerkt, brengt hij zijn handen naar zijn mond en stopt met zingen. Op deze manier wordt bij steeds meer kinderen ‘de mond gesnoerd’. Kan het kind dat in de kring zit ontdekken wie dit veroorzaakt?

  • 1,2, weg ermee!: Ga met je rug naar de groep gekeerd staan. De kinderen geven een voorwerp door. Zeg: ‘1, 2, weg ermee’. Het kind dat het voorwerp heeft, verstopt het snel achter zijn rug.

  • Doe de stoelendans

  • Speel het spel "Alle vogels vliegen".

  • De slapende kat: In dit spel oefenen kinderen hun impulsbeheersing, doordat ze bij sommige visuele impulsen heel snel moeten reageren, maar op andere visuele impulsen juist niet. Gebruik voor dit spel afbeeldingen van allerlei verschillende dieren, waaronder ook enkele van een slapende kat. Laat ze een voor een zien. De kinderen mogen, zodra ze de afbeelding van de slapende kat zien, in hun handen klappen of de geluiden van de dieren nabootsen, maar bij die van de slapende kat stil zijn. Wie kan zijn impulsen beheersen? Variatie: Fop de kinderen door ook afbeeldingen van een wakkere kat te tonen. Of vervang de afbeelding van een slapende kat voor een wakkere kat en voeg afbeeldingen toe van een ander slapend dier. Op die manier oefen je ook aan de EF cognitieve flexibiliteit. Of maak het moeilijker door meervoudige instructies te geven, bijvoorbeeld: 'bij de slapende kat mag je niet reageren, maar bij de koe mag je boe roepen en bij het paard mag je klakken met je tong'. Of speel dit spel zonder plaatjes; vervang ze door gebaren of geluiden.

  • Allerlei bestaande gezelschapsspelletjes, waarbij er even moet worden nagedacht en een eerste impuls moet worden onderdrukt. Kinderen vinden het spelen van deze spellen erg leuk. Dat maakt het ook makkelijker om deze vaardigheid op deze manier te oefenen. Het is goed om tijdens het spelen feedback te geven aan het kind op het gedrag. Tevens kunnen er ook strategieën aangereikt worden zodat een kind zich verder kan ontwikkelen op deze vaardigheid, zoals:

    1. Nadenken voor je iets doet (even inhouden).

    2. Snel reageren, maar wel zo dat het antwoord klopt.

    3. Afspraken van een spel begrijpen (bijvoorbeeld wachten op je beurt)

    4. Zich ook aan de afspraken houden.

    5. Wachten op de beurt.

    6. Afmaken waar je aan begonnen bent.

    7. Niet reageren op anderen (ook niet acties van anderen).

    8. Er mee kunnen omgaan als je achter of voor staat of verliest of wint.


Na het lezen van deze blog denk je misschien 'maar dat doe ik toch allemaal al?"

Vaak doe je onbewust inderdaad al veel aan de executieve functies zonder extra inzet of materiaal. Door bij de themavoorbereiding even extra bewust stil te staan hoe het in je thema naar voren komt kun je het nog meer een plekje geven binnen je onderwijs.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest


Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!



.

.

5.113 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Concentratie

Concentratie

Commenti

Valutazione 0 stelle su 5.
Non ci sono ancora valutazioni

Aggiungi una valutazione

© 2020 by juf Angelique. This website has been designed using resources from Freepik.com

bottom of page