site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken

Werkgeheugen

Foto van schrijver: Juf AngeliqueJuf Angelique

Bijgewerkt op: 11 feb 2024

Het werkgeheugen is een vaardigheid die onder de executieve functies valt. Deze functie in je brein maakt het mogelijk om je leren te sturen (zelfsturing). In deze blog vertel ik je hoe deze functie zich ontwikkelt en waarom het trainen van het werkgeheugen ook bij kleuters heel belangrijk is. Tevens geef ik je suggesties hoe je dit kunt doen.



Wat zijn executieve functies?


Executieve functies sturen je gedrag, gedachten en emoties aan.

Het zijn functies die vanuit je hersenen worden geregeld en aangestuurd en die zorgen voor doelgericht en aangepast gedrag. Executieve functies zijn nodig om een koers te bepalen en koers te houden en worden gezien als de 'dirigent' van de cognitieve vaardigheden.

Wetenschappers onderscheiden in totaal elf verschillende executieve functies.

Ze zijn te verdelen in denkfuncties en gedragsfuncties. Deze functies staan ook niet op zichzelf, maar werken met elkaar samen en hebben elkaar ook nodig.

Een van deze functies is het werkgeheugen.

 

Het brein en ons geheugen


Het brein is een fantastisch onderdeel van ons lichaam. We komen er steeds meer over te weten dankzij vele wettenschappelijke onderzoeken. In het kort is het brein een neurologisch netwerk van synapsen, of elektrische pulsen, die de neuronen versterken.

Breinrijping is een proces. In het begin ontwikkelen zich eerst de simpele breinfuncties, zoals leren praten of lopen. Daarna leren kinderen door interactie met de omgeving.

Stimulans van de omgeving is hierbij cruciaal.

De gebieden voor de meest complexe functies ontwikkelen als laatst in het brein, zoals plannen of verbanden leggen.

Tot aan je 21e levensjaar zijn deze synapsen plastisch, met andere woorden, kneedbaar, leerbaar, vervormbaar. Daarna is het brein rijp.

We zeggen dan ook niet voor niets dat kinderen sponsen zijn.

Alle nieuwe informatie willen ze opzuigen, ze willen leren.


Het geheugen is een systeem om zintuiglijke ervaringen en informatie te ordenen, op te slaan en weer op te roepen. Zonder geheugen zouden we niet kunnen zien, luisteren of denken. En zonder geheugen zouden we niet in staat zijn om “taal” te ontwikkelen.


Zintuiglijke waarnemingen worden maar net lang genoeg bewaard, om het brein razendsnel te laten selecteren: bewaren óf weggooien. Dat is nodig, omdat er steeds nieuwe, zintuiglijke waarnemingen binnenkomen, die óók weer verwerkt moeten worden.

Het zou te belastend zijn voor het geheugen om alle opgedane prikkels op te slaan.

Zolang informatie niet belangrijk is om voor later te onthouden, wordt die informatie dus onbewust gefilterd en verdwijnt.


Bewerking en verwerking van deze zintuiglijke informatie vindt plaats in ons kortetermijngeheugen. De binnengekomen informatie wordt daarbij netjes gesorteerd, gecodeerd en, indien nodig, doorgeschoven naar het langetermijngeheugen, dat informatie langere tijd kan bewaren. De capaciteit van het kortetermijngeheugen is namelijk veel kleiner dan de capaciteit van het zintuiglijk (sensorisch) geheugen en het langetermijngeheugen. Er kunnen in het kortetermijngeheugen gemiddeld maar zeven items tegelijk “geparkeerd” worden. En de tijd dat de informatie kan worden vastgehouden, is ongeveer twintig seconden. Net genoeg om een kort nummer of een naam bij een gezicht te onthouden. Daarna verdwijnt de informatie weer of wordt deze teruggeplaatst in het langetermijngeheugen.


Het kortetermijngeheugen vormt het centrale deel van het leerproces.

Het is het deel, waar we spelen met ideeën en beelden uit het langetermijngeheugen en input vanuit het zintuiglijk (sensorisch) geheugen. Dit noemen we: denken.

Werkgeheugen is het vermogen om bepaalde prikkels/informatie in je geheugen vast te houden tijdens de uitvoering van complexe taken. Daarbij gaat het erom eerder geleerde vaardigheden of ervaringen toe te passen in een actuele of toekomstige situatie.


In het langetermijngeheugen wordt informatie voor onbepaalde (langere) tijd opgeslagen. Het langetermijngeheugen heeft een oneindige capaciteit. En ook de onthoudtijd is onbeperkt. Zelfs na tientallen jaren kan informatie nog teruggehaald worden! Een probleem is wél, dat de opgeslagen informatie soms moeilijk “terug te vinden” is.

Soms kun je niet op bepaalde informatie komen, terwijl je je een uur later, in de pauze, die informatie opeens herinnert.

 

Soorten geheugen


Het geheugen zorgt ervoor dat de synapsen blijven pulsen. Het geheugen is geen op zichzelf staand element. Informatie wordt op verschillende plekken verwerkt, en daar wordt het ook opgeslagen. Het geheugen bevindt zich dus in verschillende delen van ons brein. Belangrijk is hoe het wordt opgeslagen en dat heeft te maken met welke vorm van geheugen het is. Er zijn ruwweg drie soorten geheugen die van belang zijn bij het leren en die onderling op ingewikkelde wijze met elkaar zijn verbonden:


1. Het procedureel geheugen voor het opslaan van vaardigheden

In de kleuterjaren leren kinderen het meest door het procedurele geheugen te gebruiken.

Het procedurele geheugen heeft betrekking op zaken die je vaak moet oefenen en automatiseren, maar als je het eenmaal geleerd hebt, vergeet je het niet meer en is het routine geworden. Bij het procedurele geheugen kun je denken aan dingen als vermenigvuldigen, de tekst van een kinderliedje, leren fietsen enz.

De routines die worden aangeleerd door het procedureel geheugen worden opgeslagen in de kleine hersenen, ook wel het cerebellum.


2. Het episodisch geheugen voor het opslaan van persoonlijke gebeurtenissen

Een jong kind leert door de ervaringen van zijn dag in een soort van themamappen te plaatsen. In de hersenstructuur is dat de hippocampus, de opslagplaats voor feitelijke informatie. Deze hippocampus is geheel ontwikkeld rond je derde levensjaar.

De dingen die je opslaat in het episodisch geheugen hoef je maar een keer mee te maken en dan vergeet je ze nooit meer. Het gaat daarbij om een hele specifieke gebeurtenis, die veel indruk maakt. Bij het episodisch geheugen kun je denken aan het gevoel bij een juf, een belangrijke familiegebeurtenis, zoals waar je was of wat je deed toen een familielid overleed. Het episodische geheugen is heel toegankelijk omdat het informatie met een locatie verbindt. Een nieuwe ervaring die bij hetzelfde thema hoort, plaatst hij erbij.


3. Het semantisch geheugen voor het opslaan van algemene feiten.

Het semantisch geheugen is de vorm van geheugen die het minste ontwikkeld is in onze evolutie als mens. Het semantisch geheugen slaat namen, feiten, data en kennis in de vorm van woorden op. Bij het semantisch geheugen kun je denken aan informatie die je gewoon weet omdat je het geleerd hebt door het te hebben gelezen of geleerd, zoals wanneer de Tweede Wereldoorlog was, of namen van hoofdsteden. In de oertijd had men dit niet nodig en werd het semantische geheugen niet gebruikt.

Deze vorm van geheugen is geëvolueerd met de mens zelf.

Met de komst van scholing en boeken is deze vorm van geheugen gegroeid.

De capaciteit van deze geheugenvorm is beperkt. Voor het semantische geheugen moet het te leren feit veel herhaald worden, zoals in het geval van woorden stampen.


Informatie volgt verschillende paden in het brein. Wanneer we nieuwe dingen meemaken, zorgt een feedbacksysteem in ons brein ervoor, dat we die dingen opmerken.

Maar tegelijkertijd registreren de hersenen óók de bekendere dingen in die situatie bewuster, zodat je die beter onthoudt. Als informatie vaker over een pad gaat, ontwikkelt er zich een geheugenspoor. Een geheugenspoor zorgt ervoor dat je je iets herinnert als je aan iets denkt. Leren is dus gebruikmaken van deze verschillende vormen van geheugen om geheugensporen aan te leggen.

 

Fijn voor je brein!


Om ervoor te zorgen dat het brein in staat is om goed te leren is het goed de volgende punten in acht te nemen.


Herhaling

Uit de nieuwste, wetenschappelijke onderzoeken is gebleken, dat het herhalen van informatie belangrijk is bij het leren. Herhaling op verschillende momenten, in verschillende contexten en met verschillende voorbeelden zorgt namelijk voor versterkte geheugenpaden. Maar dat is wel pas het geval nadat de Hippocampus in de hersenen “wakker is geschud” door de hersenen eerst iets “bijzonders” aan te bieden, waardoor ze alerter reageren. De Hippocampus vergelijkt binnenkomende informatie met de al opgeslagen informatie. Als de binnenkomende informatie verschilt van de reeds opgeslagen informatie, dan geeft de Hippocampus een signaal af dat zorgt voor een dosis extra signaalstof dopamine, waarna ze via zenuwvezels dit terug melden aan de Hippocampus.

De zogenaamde Hippocampus leerlus. Deze nieuwste ontdekkingen kunnen het lesgeven effectiever maken. Immers: door een les te beginnen met herhalen wat al geleerd is, maak je de hersenen “lui”. De Hippocampus denkt: dat weet ik al! Er wordt dan geen signaal gegeven, waardoor er minder dopamine wordt aangemaakt. Resultaat is, dat de nieuwe informatie die de leerkracht in die les aanbiedt minder goed binnenkomt bij leerlingen. Begin de les dus eens met iets verrassends. Een gekke hoed, een mop, een dansje… Kortom: begin de les met iets, dat leerlingen niet verwachten. De Hippocampus wordt dan alert en denkt: hier gebeurt iets bijzonders! Door het in werking zetten van de leerlus wordt extra dopamine aangemaakt, waardoor de verbindingen tussen de zenuwcellen worden versterkt en nieuwe informatie beter wordt opgenomen. De les wordt zo een stuk effectiever.

Maak de Hippocampus wakker! Bied verrassende, bijzondere dingen aan in de lesstof!

En ga dan pas herhalen!


Multimodaal leren

Nog een factor is multimodaal leren. Multimodaal leren is het gebruiken van meerdere kanalen voor het leren van hetzelfde concept. Het is een belangrijke factor in het geheugen omdat het voor versterkte geheugensporen zorgt en je hierdoor iets langer kunt onthouden. Daarnaast wordt het concept, de informatie, op deze manier op meerdere plekken opgeslagen in het brein. Praktisch gezien betekent multimodaal leren voor leerlingen het gebruiken van de zintuigen: een concept zien, horen, spreken, voelen en proeven (ervaren). De motorische component, zoals bewegen, is ook een vorm van multimodaal leren. Daarnaast helpt variatie in toepassingen, zoals audio, video en practica, een leerling om iets te onthouden. Een voorbeeld: je wilt de leerlingen tot 10 leren tellen in het Engels. Multimedia en motorische activiteiten kunnen je daarbij helpen. Denk aan liedjes luisteren, een film kijken, getallen hardop zeggen, flashcards tonen en de leerlingen het getal laten nazeggen, op-en-neer springen tot 10, leerlingen 10 voorwerpen laten zoeken, enzovoort.


Slaap en voeding

Een andere factor is slaap en voeding. Slaap en voeding is belangrijk voor het geheugen.

Het heeft een hersteleffect, een soort offline werking waar de harde schijf wordt opgeschoond en informatie wordt onthouden. Slaap en voeding zorgt voor beter leren.


Clusteren

Iets wat je leert komt niet automatisch in je langetermijngeheugen.

Het langetermijngeheugen heeft enige opslagtijd nodig.

Het begint in je kortetermijngeheugen en heeft tijd nodig om naar het langetermijngeheugen te gaan. Maar je kunt het kortetermijngeheugen dus niet eeuwig blijven vol stampen, het heeft een beperkte capaciteit. Om het kortetermijngeheugen niet teveel te belasten is het belangrijk de informatie te clusteren, structuren en organiseren.

Clusteren is essentieel, want het zorgt voor verbinding en relatie tussen de informatie.

Het helpt je brein om het geleerde vast te houden. Voor de leerkracht kan dat bijvoorbeeld zijn door het Engelse thema te koppelen aan hetzelfde thema in het Nederlands.

Werken vanuit de belevingswereld

Als leerkracht weet je dat het zinvol is om te werken vanuit de belevingswereld van een kleuter. Dat is ook van belang voor het onthouden van een concept. Mensen onthouden het best wat in hun eigen denkschema’s past, binnen hun eigen kennis en eigen interesse.

Leren wordt bevorderd door de eigen kennis en interesse van een leerling te stimuleren.

In andere woorden, relateer de informatie aan het denkkader van de leerling.


Bijzonder maken van de leerstof

Door informatie opvallend te maken, registreren je hersenen die informatie als bijzonder.

En daardoor worden ze alert. Je kunt het dan beter en sneller onthouden.


Emotie ervaren bij de leerstof

Informatie gaat direct naar je langetermijngeheugen, als er tegelijkertijd een heftige emotie gevoeld wordt.

 

Het werkgeheugen van kleuters


Bij kleuters zijn nog niet alle executieve functies ontwikkeld, omdat het brein pas rond het 25e levensjaar uitontwikkeld is. Van kleuters kunnen we dus niet dezelfde executieve functies verwachten als van oudere kinderen en volwassenen.


Hoewel de executieve functies bij jonge kinderen dus nog niet allemaal (in ontwikkeling) aanwezig zijn, is het wel belangrijk om deze juist in de kleuterleeftijd al te trainen, te versterken en te leren besturen. Juist omdat deze functies essentieel zijn om tot leren te komen en het kleuterbrein nog erg kneedbaar is.


De ontwikkeling van het werkgeheugen begint al wanneer kinderen nog niet op school zitten. Een dreumes van 1,5 kan een speeltje bijvoorbeeld weer vinden omdat hij of zij weet waar hij of zij er voor het laatst mee heeft gespeeld.


Een kleuter gebruikt zijn werkgeheugen bijvoorbeeld om:

  • Zijn/haar eigen plannen te onthouden

  • Aanwijzingen en instructies vast te houden en op te volgen

  • Te multitasken

  • Informatie uit het verleden en de toekomst aan elkaar te linken en te bewerken.

  • Meer complexe executieve functies zoals taakinitiatie te kunnen ontwikkelen.

  • Materialen te organiseren

  • Op zijn/haar eigen handelen te kunnen reflecteren. Daarvoor moet je jezelf goed herinneren wat je gedaan hebt, hoe je dat deed en waarom, want pas dan kun je er over nadenken.

  • Geheugenspelletjes te kunnen spelen (zoals "ik ga op reis en neem mee …")

  • Gemaakte afspraken te onthouden


Het werkgeheugen heeft grote impact op het 'schools' presteren en draagt bij aan de organisatie van kennis en bereikbaarheid ervan. Voor de korte termijn kunnen kinderen wel geheugensteuntjes 'trucjes' leren, maar uiteindelijk moeten kinderen zelfstandig het werkgeheugen inschakelen en dit leren gebruiken.


Een kleuter kan uiteindelijk een opdracht uitvoeren die uit maximaal 3 stappen bestaat.

Als kinderen ouder worden kunnen ze steeds complexere opdrachten en uitleg onthouden en uitvoeren.

 

Het werkgeheugen bij kleuters trainen


Het werkgeheugen is als een spier die getraind moet worden. Spierkracht kan afnemen als je een langere periode niet sport of niet goed beweegt. Datzelfde geldt voor het werkgeheugen. Je moet het opbouwen en dan regelmatig blijven oefenen.

Dat kan bij kleuters bijvoorbeeld op de volgende manieren:


Interactie en organisatie:

  • Maak oogcontact met het kind voor je iets vertelt waarvan je wilt dat het kind het onthoudt. Zo help je het kind te focussen en kan het beter luisteren en onthouden.

  • Zorg dat het kind niet wordt afgeleid als je zijn aandacht ergens voor vraagt.

  • Geef korte, duidelijke instructies. Focus je op het doel De gouden regel is: houd de instructie sober en eenvoudig. De verleiding is groot om alles aan te bieden in een context, bijvoorbeeld met poppen en verhaaltjes, omdat dit in de belevingswereld van de kinderen past. Het gevaar bestaat dan dat kinderen zich verliezen in de leuke context en zich laten afleiden van het doel. Het werkgeheugen vult zich dan met dingen die niet belangrijk zijn. Vraag jezelf daarom af: wat is belangrijk en wat niet? Wat moeten de kinderen echt leren?

  • Herhaal instructies (pre- of re-teaching)

  • Laat het kind hardop herhalen wat je hebt gezegd

  • Structureer wat je wilt dat kinderen onthouden. Hoe helderder de inhoud, hoe makkelijker het te onthouden is.

  • Gebruik geheugensteuntjes, bijvoorbeeld door dingen op meer manieren aan te bieden: bijvoorbeeld auditief (vertellen, laten horen) én visueel (met een plaatje of met een tekst).

  • Help het kind te bedenken hoe het iets (belangrijks) kan onthouden.

  • Bespreek vlak voor een belangrijke situatie met het kind wat je wilt dat het doet of onthoudt.

  • Geef het kind dan de opdracht om eerst te bedenken wat hij nodig heeft of het eventueel te tekenen. Daarna mag hij één keer naar de kast mag lopen om alles te pakken! Zo wordt het kind vanzelf ‘gedwongen’ om materialen die hij nodig heeft op te slaan en deze informatie bij de kast met materialen weer te gebruiken.

  • Werk met pictogrammen, dagritmekaartjes of stappenplannen om de volgorde te onthouden.

  • Zorg voor een rustige omgeving

  • Maak een Mindmap. Het werken met een Mindmap omvat alle toegangen naar het langetermijngeheugen. Informatie wordt betekenisvol en bijzonder. De associaties (verbindingen) zorgen voor een duidelijke relatie met de al aanwezige informatie (kapstok). En er wordt optimaal gebruik gemaakt van alle talenten van de hersenen. Het is het middel om informatie effectief te verwerken, om je de leerstof op een snelle manier eigen te maken en om overzicht te creëren.

  • Vraag voorkennis terug en benoem deze.

  • Geef de te onthouden informatie een kleur

  • Geef de te onthouden informatie een bijpassend gevoel of emotie


Geschikte activiteiten:

  • Laat een gebeurtenis of prentenboek in de goede volgorde verwoorden.

  • Dobbelspel: Spreek bij elke worp die je met de dobbelsteen kunt gooien een beweging of geluid af. Noteer deze met pictogrammen op een whiteboard. Een kind gooit vervolgens met de dobbelsteen. Hoeveel ogen zijn zichtbaar en welke beweging of welk geluid hoort daarbij? De kinderen bewegen of maken het geluid. Ga verder. Haal op een gegeven moment de pictogrammen één voor één weg. Weten de kinderen nog wat ze moeten doen?

  • Geheugenspelletjes, zoals ‘ik ga op reis en neem mee’. Zeg de zin ‘Ik ga op vakantie en neem mee …’ Elke keer wordt een extra voorwerp genoemd wat een kind meeneemt of een beweging of een extra geluid (gemaakt met eigen lijf) passend bij vakantie. Tips: Probeer de groeiende opsomming aan het eind van het lied ritmisch op te noemen door duidelijke accenten in de woorden te leggen waardoor een cadans ontstaat; Het onthouden van geluiden wordt makkelijker wanneer deze gekoppeld worden aan echte voorwerpen die in de kring liggen of afbeeldingen ervan.

  • Leg 10 voorwerpen neer en laat de kinderen hier even naar laten kijken. Leg daarna een deken over de voorwerpen heen. Kunnen de kinderen nog vertellen welke voorwerpen er onder de deken liggen?

  • Memory

  • Het werkgeheugen kan ook goed geoefend worden met allerlei gezelschapsspelen . Om een spel te kunnen spelen moeten kinderen namelijk de speluitleg onthouden en de spelregels toepassen. Hiervoor maken ze gebruik van het werkgeheugen. Om beter te worden in een spel is het vaak ook nodig dat kinderen leren strategisch te spelen en na te denken over wat slimme aanpakken zijn. Dat kunnen ze alleen als ze onthouden hoe ze eerder een spel hebben gespeeld. Hierdoor oefenen ze het vooruit kunnen denken in stappen. Het ontwikkelen (oefenen) van het werkgeheugen middels het spelen van spellen is voor kinderen leuk om te doen. Ze spelen graag en de spelregels zijn van betekenis en zinvol. Ze zijn dus vaak sterk gemotiveerd om de uitleg te volgen.


Na het lezen van deze blog denk je misschien 'maar dat doe ik toch allemaal al?"

Vaak doe je onbewust inderdaad al veel aan de executieve functies zonder extra inzet of materiaal. Door bij de themavoorbereiding even extra bewust stil te staan hoe het in je thema naar voren komt kun je het nog meer een plekje geven binnen je onderwijs.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties? Laat dan een reactie achter!


..

.


2.079 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires

Noté 0 étoile sur 5.
Pas encore de note

Ajouter une note

© 2020 by juf Angelique. This website has been designed using resources from Freepik.com

bottom of page