In deze blog geef ik je suggesties voor dramalessen aan kleuters.

Drama: met je lijf/kring
Marionetten
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen zijn marionetten en stellen zich voor dat er touwtjes aan verschillende delen van hun lichaam zijn bevestigd.
Ze bewegen zich door de ruimte onder leiding van dat lichaamsdeeldeel.
Uitbeelden
Benodigdheden:
- Woordkaarten
Gebruik de woordkaarten bij het thema om de kinderen de afbeeldingen uit te laten beelden.
Handelingen herhalen
Benodigdheden:
- Geen
Benoem een aantal handelingen en laat de kinderen deze daarna uitbeelden.
Op die manier werk je ook nog eens aan het auditieve geheugen.
Voorbeelden:
Ik schrijf een brief
Ik plak er een postzegel op
Ik doe hem in de brievenbus
De brieven worden gestempeld
Ze worden gesorteerd op plaatsnaam.
Ze gaan de vrachtauto in.
De vrachtauto’s brengen de post weg.
De postbodes gaan sorteren op straatnaam
De postbodes sorteren op nummer.
De brieven worden daarna weggebracht.
De postbode doet ze in zijn posttassen.
Hij fietst naar de goede straat.
De postbode pakt een stapeltje post
Hij loopt langs de huizen
Hij stopt de post in de goede gleuf.
De mevrouw hoort de post vallen.
Ze raapt de post op.
Ze maakt haar post open en begint te lezen.
Cadeautje
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen beelden in tweetallen zonder voorwerpen en woorden uit dat de een de ander een cadeautje geeft. De andere kinderen moeten raden wat het cadeautje is.
De kapotte televisie
Benodigdheden:
- Een grote kartonnen doos
Maak een televisie van de doos door er een groot gat in te maken.
Geef voorbeelden van gebarentaal en laat de kinderen raden wat deze gebarentaal betekent. Denk bijvoorbeeld aan een stop teken met je hand, het wenken met je hand ('kom maar!'), met de wijsvinger heen en weer gaan ('niet doen!'), bibberen met je lichaam ('ik heb het koud'). Als het begrip gebarentaal duidelijk is laat je een kind achter de doos zitten en iets uitbeelden met gebaren en bewegingen. De kijkers in de kring raden dan wat het is. Het kind in de televisie kan zelf iets bedenken, maar je kunt de kinderen ook op gang helpen door ze iets in te fluisteren. Bijvoorbeeld: laten zien dat je blij bent, laten merken dat de anderen weg moeten gaan, laten zien dat je iemand niet aardig vindt, doen alsof je de andere kinderen gek vindt
Variatie: Stel het kind in de televisie vragen, die alleen met bewegingen beantwoord mogen worden. Begin makkelijk met ja/nee vragen. Stel daarna vragen die beginnen met 'wat", 'wie' of 'hoe'. Bijvoorbeeld: Hoe ben je vandaag naar school gekomen?
Paspoppen
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen staan in tweetallen. Het ene kind is de verkoper/etaleur en de andere de paspop. De verkoper modelleert de paspop door zijn ledematen in een bepaalde positie te brengen. Daarbij moet het kind goed naar de opdrachten van de leerkracht luisteren. Oefen op deze manier spelenderwijs de namen van de lichaamsdelen.
Variatie: De paspoppen moeten een gevoel uitbeelden.
Een loopje nemen...
Benodigdheden
- Geen
Zorg voor een lege ruimte in het lokaal. Verdeel de kinderen over de ruimte.
Je vertelt dat je op heel veel manieren kunt lopen. Doe zelf een manier voor.
Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik ga nu lopen alsof ik heel moe ben.’
Loop vervolgens met afhangende schouders en met ‘je tong op je schoenen’ een stukje door de ruimte. De kinderen moeten het verband zien tussen jouw manier van lopen en je gemoedstoestand. Als eerste mogen de kinderen, net als jij, lopen alsof ze doodmoe zijn. Dan volgen andere opdrachten.
Lopen alsof je heel vrolijk bent (huppelen)
Op je tenen lopen, stiekem: niemand mag het horen!
Boos lopen, stampvoeten
Lopen alsof één been erg veel pijn doet
Lopen alsof je haast hebt (maar niet rennen!)
Als het lopen goed gaat, kun je de kinderen ook geluiden laten toevoegen.
puffen en zuchten bij het vermoeid lopen
zingen bij het vrolijk lopen
‘Ssssssst!’ sissen bij het stiekem lopen
grommen bij het boos lopen
kreunen en ‘au, au’ zeggen bij het gewond lopen
‘Opzij, opzij, opzij!’ zeggen bij het gehaast lopen
Beeldentuin
Benodigdheden:
- Geen
Zorg voor een lege ruimte in het lokaal. Verdeel de kinderen over de ruimte.
Je vertelt: ‘We gaan een beeldentuin maken. Beelden zijn van steen of van metaal.
Ze bewegen niet. Bedenk wat voor beeld je wilt zijn. Hoe staat dat beeld?
Hoe houdt het zijn armen? Je mag niet gaan zitten of liggen!’
Geef de kinderen even de tijd om iets te bedenken. Help ze waar nodig met suggesties.
het beeld heeft net een medaille gewonnen
het beeld is moe
het beeld is trots
het beeld wil iemand omhelzen
het beeld is geschrokken of bang
Zeg dan: ‘Ik tel nu tot drie en dan mag je niet meer bewegen. 3..., 2..., 1..., sta stil!’
Om het extra spannend te maken kun je afspreken dat kinderen die toch bewegen op de grond moeten gaan zitten, zodat er uiteindelijk een ‘winnaar’ overblijft.
Een foto uitbeelden
Benodigdheden:
- Foto's
Er liggen een aantal foto's of fotoseries in de kring. Kunnen de kinderen zonder te praten laten zien wat er op de foto's gebeurt? Een kind beeldt een foto of fotoserie uit.
De andere kinderen raden welke foto er is uitgebeeld.
Zintuigen
Benodigdheden:
- Geen
Vraag de kinderen om te ontspannen en hun vijf zintuigen te verkennen door te doen alsof. Bijvoorbeeld:
Een hete kachel voelen
IJspegels voelen
Een teddybeer voelen
Een zure citroen proeven
Je favoriete snoepje proeven
Een zachte wind horen
Een knal horen
Een reus zien
Een mier zien
Een grote zwarte spin zien
Een stinkdier ruiken
Parfum ruiken
Handelingen in huis uitbeelden
Benodigdheden:
- Geen
Een kind beeldt steeds een handeling uit, die in huis wordt gedaan.
De andere kinderen raden welke handeling het is. Bijvoorbeeld:
Aankleden
Was ophangen
Grond dweilen
Ramen lappen
Bed opmaken
Koken
Tafel dekken
Afwassen
Strijken
Stofzuigen
Slapen
Telefoneren
Computeren
Drama: met je stem/kring
Belspel
Benodigdheden:
- Eventueel twee echte telefoons, maar ook met duim en pink als telefoon moet het lukken.
Voer een telefoongesprek. Je hebt een probleem: jouw broodtrommeltje is thuis op het aanrecht blijven liggen. Tja, dan maar even naar huis bellen en hopen dat jouw partner thuis is en het broodtrommeltje naar school kan komen brengen. Je toetst een nummer in en voert het telefoongesprek. Wat denken de kinderen dat het antwoord (dat ze dus niet konden horen) was? En waarom denken ze dat? Daarna bel je een leerling uit de groep op. Door wat nadenkend gemompel kun je het gesprek zo nodig wat sturen of de verlegen kinderen uitdagen om (toch) de telefoon op te pakken. Bij deze vorm is het gebruik van duim en pink als telefoon de meest laagdrempelige manier. Veel kinderen zullen het leuk vinden om naar de telefoon te lopen en die echt op te pakken, als de juf (of de meester) belt. Nu wil vast een van de kinderen wel iemand bellen. Ter uitbreiding van het spel kun je twee telefoons gebruiken en twee leerlingen met elkaar laten bellen.
Ook kan het bel-spel zo worden gespeeld, dat de auditieve synthese geoefend wordt.
Als je iemand opbelt, kan er een taalspelletje aan gekoppeld worden. Je zegt bijvoorbeeld: “Wat zit er op mijn boterham? Pin-da-kaas?” (Of: “Ha-gel-slag?” Of: “Bo-ter-ham-worst?”) De kinderen raden wat er op jouw brood zit. Of je zegt: “Waar ligt mijn broodtrommeltje? Op de ta-fel?” (Of: “Op de k-r-u-k?”) enz. Maar ook valt er met wat improvisatie te rekenen. Je zegt bijvoorbeeld: “Waar moeten we Daan ophalen? Hij woont niet op nummer 5.
En ook niet op nummer 7. Maar precies ertussenin.”. Deze uitbreidingsvormen vragen er natuurlijk wél om dat je eerst een keertje meespeelt. Na een paar keer kunnen jonge kinderen het vaak ook zelf!
Jabbertalk
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen zitten in de kring. Kies een mondige kleuter uit om mee te beginnen. Ga tegenover dit kind zitten en begin er een gesprek mee in 'kippentaal': 'tok-tok-tooooook'. Het kind antwoordt in kippentaal terug, bijvoorbeeld 'tok-tok-tooooook-tooooook-tok'.
Probeer dit met meer kinderen te doen. Daag de kinderen uit door de toon van het gesprek vragend te houden. Met spanning kun je de kinderen uitdagen: er komt bijvoorbeeld een vos aan en de kippen zijn in gevaar.
Roepen als een...
Benodigdheden:
- Geen
Laat de kinderen in een rol kruipen.
Zeg een woord alsof je bijvoorbeeld een beer, een reus, een kabouter bent en laat de kinderen dit woord herhalen. Breid dit uit naar zinnen.
112
Benodigdheden:
- Geen
Praat met de kinderen over het alarmnummer. Wat is ons alarmnummer?
Wanneer mag je het bellen? Wat moet je dan zeggen? Speel het ook samen.
Eén kind belt op met de telefoon uit de huishoek.
Eén kind neemt de telefoon aan en mag daarna voor brandweerman spelen.
Drama: met je gezicht/kring
Gezichtsuitdrukkingen
Benodigdheden:
- Geen
De kinderen staan in een cirkel en houden elkaars hand vast.
Een kind in de cirkel begint door zich naar het kind aan zijn/haar rechterkant te wenden en een 'gezicht' te maken; het kan een emotioneel gezicht of een grappig gezicht zijn.
Het volgende kind maakt dan een ander gezicht en geeft het door aan het kind naast hem/ haar, enzovoort. De gezichtsuitdrukkingen mogen niet worden gekopieerd.
Emoties uitbeelden en fotograferen
Benodigdheden:
- Een fototoestel of tablet
De kinderen beelden een emotie uit. Fotografeer dit en noteer er eventueel bij waar ze blij, boos, bang, verdrietig of kalm van worden.
De week in Tableaux Vivants
Benodigdheden:
- Tablet
Deze opdracht vergt een korte voorbereiding. Bedenk welke gebeurtenissen van de afgelopen week in de categorieën blij, boos, bang en verdrietig vallen.
Verdeel de speelvloer in vier vlakken. Leg in elk vlak een pictogram met één van de emoties. Bespreek met de kinderen één voor één de gebeurtenissen van de afgelopen week.
Vraag steeds welke emotie daarbij past. Wanneer je een gebeurtenis hebben besproken en er een emotie bij hebben gekozen, vraag je aan de kinderen wie er een tableau vivant van de gebeurtenis in het juiste vak wil maken.
Op deze manier bespreken je de gebeurtenis, maak je die visueel en verwerken je die.
Maak er foto's van met een tablet.
Drama: met voorwerpen/kring
Een voorwerp
Benodigdheden:
- Een voorwerp
Geef de kinderen een voorwerp en laat ze bedenken wat het zou kunnen zijn en wat je er mee kunt doen. Geef zelf een voorbeeld waarbij je het voorwerp tot iets anders maakt.
Een stok wordt bijvoorbeeld een toverstaf. Op die manier snappen ze wat de bedoeling is.
Hoepeldrama
Benodigdheden:
- Hoepels
Geef een kind een hoepel en vraagt het om iets uit te beelden met de hoepel, bijvoorbeeld auto rijden. Er mag geen geluid bij worden gemaakt. Kunnen de andere kinderen raden wat het kind uitbeeldt? Kies daarna een ander kind. Deze bedenkt iets anders om uit te beelden met de hoepel.
Reclame
Benodigdheden:
- Een voorwerp
Maak groepjes. Ieder groepje krijgt een voorwerp. Bekijk reclames en laat de groepjes zelf een reclame voor hun voorwerp bedenken.
Deze mogen ze natuurlijk aan de rest van de groep laten zien.
Doe het wel een keertje zelf voor (met een ander voorwerp).
Reclame voor een stok
Benodigdheden:
- Een stok
De kinderen staan in de kring en in het midden ligt een stokje. De kinderen mogen om de beurt laten zien wat dit stokje allemaal kan zijn en hun zelfbedachte voorwerp aanprijzen.
De stok kan bijvoorbeeld veranderen in een stofzuiger, een tandenborstel, een metaaldetector enz. Laat de verbeelding van de kinderen maar spreken!
Drama: met muziek/kring
Muzikale gevoelens
Benodigdheden::
- Muziekinstrumenten
Geef enkele kinderen een muziekinstrument, zoals een trommel, triangel en een tamboerijn. Noem de vier basisgevoelens: boos, bang, blij en verdrietig.
Alle kinderen uit de klas beelden het gevoel al lopend uit, terwijl de muzikanten het gevoel versterken met hun instrumenten.
Modeshow
Benodigdheden
- Kleding
- Muziek
Laat de kinderen een modeshow lopen.
Variatie 1: Laat ze zelf kleding knutselen, bijvoorbeeld van kranten of zakken.
Variatie 2: Alles gaat mis op de modeshow. Laat de kinderen bedenken wat er mis kan gaan an en beeldt dit uit.
Drama: met een boek of verhaal/kring
Rol en dobbel
Benodigdheden:
- Wie-wat-waar?-kaarten
- Een dobbelsteen
- Een dobbelkaart
Laat de kinderen een verhaal dobbelen. Zorg voor een dobbelkaart waarop bij elk aantal ogen steeds een personage (bijv. de verkoper, het meisjes, de jongen enz.), plaats en gebeurtenis staat. Gebruik de wie-wat-waar? kaarten hiervoor. Laat de kinderen 3x met de dobbelsteen gooien. De eerste keer gooien de kinderen voor een personage. Gooien ze bijv. 5 dan nemen ze het personage dat bij 5 vermeld is.
De tweede keer gooien ze voor een plaats waar het verhaal zich gaat afspelen.
De derde keer gooien ze voor wat er gaat gebeuren. De kinderen bedenken het verhaal.
Zo kunnen er verrassende en soms ook grappige verhalen ontstaan en mogen de kinderen de details zelf invullen.
Een verhaal naspelen
Benodigdheden:
- Een prentenboek
Wanneer je een prentenboek hebt voorgelezen, is het leuk dit verhaal na te spelen.
Geef een aantal kinderen een rol. Jij bent de verteller. De kinderen beelden in de kring uit.
Vertelpantomime
Benodigdheden:
- Een verhaal of boek
Een vertelpantomime is een verhaal dat door iemand wordt verteld of voorgelezen en dat tegelijkertijd door anderen in pantomime wordt uitgebeeld. Het is een hele fijne manier van toneelspelen, omdat kinderen het verhaal direct kunnen naspelen en zo beklijft het verhaal ook beter. Er zijn veel boeken die zich prima lenen voor deze werkvorm omdat ze veel handelingen bevatten. Je kunt er voor kiezen om alle kinderen alle rollen laten te spelen.
Op deze manier zijn ze de hele tijd bezig en doen alle kinderen alle handelingen.
Ook zou je de rollen kunnen verdelen.
Met de hele klas op reis
Benodigdheden:
- Geen
Ga denkbeeldig op reis. Het is de bedoeling, dat de kinderen zo veel mogelijk een eigen inbreng in het verhaal hebben en alle emoties en figuren uitbeelden, die in het verhaal voorkomen. Een voorbeeld. “Kom, we gaan wandelen in het bos. Hé, wat zien we daar?” (Ontlok bij de kinderen een reactie en beeld die reactie samen uit.) “O, jongens, pas op!
Zie je dat?” (Beeld samen uit waar de kinderen voor moeten oppassen en wat er te zien is.) “Dat is wel heel mooi (eng, groot, klein).” (Beeld dat samen uit.) “Laten we ons verstoppen.” (U en de kinderen maken zich klein en verschuilen zich ergens achter.) “Wat moeten we nu doen?” (Ga weer in op de reacties van de kinderen.)
Tableau Vivant
Benodigdheden:
- Een fototoestel of tablet
Laat de kinderen in groepjes van vier een tableau vivant over bijvoorbeeld de winkel bedenken. Leg eerst uit wat een tableau vivant is. Letterlijk betekent het ‘levend schilderij’. Deze werkvorm leert kinderen nadenken over de essentie van zaken, hun lichaamsexpressie en mimiek maximaal te gebruiken. Deze werkvorm is geschikt voor dramalessen in alle groepen, want kinderen worden gedwongen na te denken over hoe ze een handeling uitbeelden. Nadenken over lichaamstaal en mimiek is noodzakelijk bij het uitbeelden.
Vanuit didactisch oogpunt is een tableau heel geschikt, omdat voor faalangstige kinderen de drempel lager is dan bij een scène met beweging en tekst. Heel jonge kinderen zullen het moeilijk vinden om compleet stil te staan, maar dat geeft niet. Als ze blijven proberen en oefenen, leren ze het vanzelf. Verdeel de kinderen in groepjes. Elk groepje krijgt een tas met winkelspullen en een probleem. Bijvoorbeeld:
Een klant heeft geen geld bij zich.
Een klant probeert iets te stelen.
Een klant laat iets kapot vallen.
De winkelier is in slaap gevallen.
Een kind is zijn moeder kwijt.
Er wordt een klant ziek.
Een klant heeft een klacht over een product.
Een klant komt iets terugbrengen.
De winkelier is heel klunzig.
Een klant die heel veel haast heeft.
Er vindt een overval plaats in de winkel.
Er is brand in de winkel.
Het is heel koud in de winkel.
Het is heel warm in de winkel.
Meerdere klanten willen hetzelfde (laatste) product.
Alle spullen zijn moeilijk te pakken in de winkel.
Een klant wilt weten waar iets staat.
Een klant komt overal foto's van maken.
De winkelier is nergens te bekennen.
De winkel is nog dicht maar de klanten willen graag naar binnen.
Een klant komt protesteren tegen de winkel.
Een klant die de winkel niet uit wilt terwijl het sluitingstijd is geweest.
Een winkel met veel te duren prijzen.
Er loopt een muis door de winkel enz.
Alle groepjes gaan het probleem in hun winkel uitwerken in 6 stilstaande beelden.
Ze mogen ervoor kiezen om een verteller te gebruiken. Na even geoefend te hebben laten de groepjes hun 6 stilstaande beelden aan elkaar zien. Het publiek let op:
Zijn de houdingen duidelijk?
Komt het probleem goed naar voren?
Hoe lossen de kinderen het probleem op?
Maken de kinderen gebruik van de materialen?
Maak van ieder tableau een foto.
Tip: print de foto’s meteen uit en geef ze een mooie plek aan de muur!
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest.
Heb jij nog leuke suggesties ? Laat ze in een reactie achter!
Bronnen

Comments