site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken
Foto van schrijverJuf Angelique

Gecijferdheid in de bouwhoek ***

Bijgewerkt op: 22 jun.

Omdat jonge kinderen veel willen spelen en bewegen en omdat ze daarbij veel moeten ervaren en handelen is het belangrijk om rekenactiviteiten niet alleen in de kring aan te bieden, maar vooral ook naar de mogelijkheden in de speelwerktijd te kijken en bij het plannen van de activiteiten in je speelwerktijd bewust de doelen voor rekenen mee te nemen en te verbinden met spel. Rekendoelen kun je ook goed verbinden aan het spel in de bouwhoek. In deze blog lees je er meer over.



Lerend spelen en gecijferdheid


Jonge kinderen leren anders dan een ‘schoolkind’. Spel is voor hen heel belangrijk.

Door te spelen krijgen ze grip op de wereld om hen heen en ook het leren doen ze spelend en handelend. Houd daar rekening mee als je een beredeneerd aanbod samenstelt.

Rekenen hoeft niet in ‘lesjes’ plaats te vinden, want er zijn veel interactieve situaties waarbij kinderen in aanraking komen met gecijferdheid. Dit kan in de grote groep, in een subgroep, maar zeker ook tijdens de speelwerktijd, in hoeken en buiten.


Een beredeneerd rekenaanbod maak je op basis van doelen. Hiervoor heb je kennis van en inzicht in de doelen en leerlijnen nodig. Je kunt de tussendoelen en inhoudsdoelen van de SLO gebruiken voor het rekenaanbod. Deze doelen geven aan waar je naartoe werkt, het niveau aan het eind van groep 2, en ze geven richting aan het rekenen in de kleuterperiode. De doelen voor rekenen zijn verdeeld in de volgende domeinen:

  • Tellen en getalbegrip

  • Verhoudingen

  • Meten & meetkunde

  • Verbanden

Het is belangrijk om zicht te houden op wat je de kinderen wilt leren en op de doorgaande lijn in het aanbod. Dat kan op een effectieve manier als je het schooljaar opdeelt in verschillende periodes, bijvoorbeeld van vakantie tot vakantie. Per periode kies je dan een aantal doelen. Die moeten in de verschillende periodes op elkaar aansluiten, zodat er een doorgaande lijn ontstaat. Bij de keuze van de doelen laat je per periode alle domeinen aan bod komen, zodat er een breed en gevarieerd aanbod ontstaat.

ls voor een periode duidelijk is welke doelen en inhouden aan bod moeten komen, dan ga je kijken welke activiteiten passen bij die doelen en bij de groep.

Centrale vragen bij het samenstellen van het beredeneerde aanbod zijn steeds:

  • Wat beoog je met het rekenonderwijs?

  • Wat gaan de kinderen leren?

  • Wat hebben ze nodig om het te leren?


Het is belangrijk om goed te kijken naar het type activiteiten. Je kunt onderscheid maken in activiteiten voor de hele groep, voor een subgroep, in hoeken, tijdens de speelwerktijd of buiten. Je keuze laat je afhangen van het doel, van wat de groep nodig heeft of van de beschikbare materialen. Wanneer je een activiteit aanbiedt aan de hele groep, moet de activiteit interessant zijn voor alle kinderen, zodat ze allemaal betrokken zijn.

Een activiteit is niet geschikt voor de hele groep als niet alle kinderen er actief bij betrokken zijn. Dan is het beter om de activiteit met een of meer subgroepen te doen. In een kleine groep kun je beter inspelen op de onderwijsbehoeften, zodat de betrokkenheid omhoog gaat. Veel jonge kinderen voelen zich nog niet aangesproken tijdens een groepsactiviteit en/of hebben moeite om zich te concentreren tijdens een activiteit voor de hele groep. Er zijn ook andere redenen om een activiteit aan kleinere groepen aan te bieden. Soms is een activiteit niet relevant voor de hele groep, omdat het doel niet bij alle kinderen past. Soms heeft een specifiek groepje uitdaging nodig bij een onderdeel. Het kan ook zo zijn dat er niet genoeg materiaal is voor alle kinderen.


Omdat jonge kinderen veel willen spelen en bewegen en omdat ze moeten ervaren en handelen, is het belangrijk dat rekenen-wiskunde meerdere keren aan bod komt in verschillende activiteiten. Kijk bij het samenstellen van het beredeneerde aanbod dus niet alleen naar activiteiten in de kring, maar vooral ook naar de mogelijkheden in de speelwerktijd, de hoeken en buiten. Neem bij het plannen van de activiteiten in de speelwerktijd bewust de doelen voor het rekenen mee. Als je weet welke inhouden je gedurende een periode wilt aanbieden, dan kun je ze verbinden met het spel van de kinderen. Vul de centrale vragen aan met:

  • Welke activiteiten bied ik aan in de speelwerktijd?

  • Hoe kan ik de rekendoelen verbinden met het spel van de kinderen?


Bij een beredeneerd rekenaanbod hoort ook een goed ingerichte speelleeromgeving.

In een krachtige speelleeromgeving, zowel binnen als buiten, kunnen de kinderen ervaringen opdoen en komen ze met materialen en situaties in aanraking waarin ze hun kennis, inzichten en vaardigheden oefenen en vergroten.

Zorg dus elke periode in de speelwerktijd en/of hoeken voor materialen en activiteiten die horen bij de subdoelen van de rekendomeinen.


Als je goed observeert, met rekenogen kijkt naar het spel van de kinderen en je bewust bent van leerlijnen en doelen, dan kun je als leerkracht goede interventies plegen, die je eigen bedoelingen verbinden aan het spel en aan de activiteiten van de kinderen.

Stel in je spelbegeleiding vragen die kinderen aanzetten tot nadenken en redeneren, en breng rekenbegrippen in zonder het spel van de kinderen te verstoren.


De bouw- en constructiehoek kunnen heel goed worden ingezet om gecijferdheid aan concrete materialen te koppelen en aan de behoefte van een jong kind, om handelend en spelend bezig te zijn, tegemoet te komen. Constructief spel (en het opruimen ervan) lokt vanzelf al veel vaardigheden uit met betrekking tot de domeinen lichaamsoriëntatie, ruimte en tijd, gecijferdheid en logisch denken. Deze vaardigheden kun je in je aanbod van materialen, activiteiten en begeleiding echter nog meer beredeneerd terug laten komen.

In de volgende hoofdstukken lees je hoe.

 

Constructief spel en lichaamsoriëntatie


Kinderen doen tijden het constructieve spel allerlei fysieke ervaringen op.


Met de volgende activiteit kun je nog meer ervaringen rondom lichaamsoriëntatie uitlokken:

Een kind gaat op de grond liggen. Een ander kind legt zijn omtrek in blokken.


 

Constructief spel en visueel/ruimtelijk inzicht


Kinderen doen tijdens het constructieve spel allerlei ervaringen op rondom:

  • Ruimtelijk inzicht

  • Ruimtelijke begrippen

  • Vormenherkenning

  • Visuele patronen

  • Symmetrie

Materialen die je aan de bouw-/constructiehoek zou kunnen toevoegen om nog meer ervaringen rondom ruimte en tijd uit te lokken zijn:

  • Bouwtekeningen

  • Plattegronden

  • Hoogtekaarten

  • Een getekend fundament waarop de kinderen verder bouwen. Trek bijvoorbeeld op een karton, een stuk zeil, plaatmateriaal in een bepaalde vorm of een lap, blokken om met een stift en laat de kinderen verder bouwen op deze fundering. Met een cijfer in de omtrek kun je aangeven hoe hoog de kinderen moeten stapelen. Ook kun je een plank die je met schoolbordverf beschildert als ondergrond gebruiken of een omtrek met tape op de vloer plakken waarop de kinderen verder moeten bouwen of construeren.

  • Een spiegel: Door op of tegen een spiegel te bouwen/construeren kunnen kinderen alle kanten van hun werk zien en een gebouw symmetrisch maken.

  • Vormenkaarten.

  • Kleurenkaarten.

  • Een kleurendobbelsteen.

  • Een kompas

  • Een vergrootglas.


Met deze activiteiten kun je nog meer ervaringen rondom visueel-/ruimtelijk inzicht en tijdsbesef uitlokken:

  • Leg omtrekken van vormen met blokken (een cirkel, driehoek, vierkant, rechthoek enz.). Uit de vrije hand of op een getekende omtrek.

  • Bouw in een bepaalde vorm: Rond, vierkant enz.

  • Laat de kinderen in tweetallen elkaars bouwwerk nabouwen. Oefen het eerst makkelijk door het ene kind zichtbaar te laten bouwen en het andere kind dit na te laten maken. Maak het vervolgens moeilijker. Zet de kinderen met de ruggen tegenover elkaar of zet een schotje tussen de kinderen. Begin met weinig blokjes. Laat het ene kind iets bouwen en verwoorden wat het doet. Het andere kind probeert naar aanleiding van deze aanwijzingen het bouwwerk na te bouwen. Daarbij wordt een beroep gedaan op de kennis van ruimtelijke begrippen en het ruimtelijke voorstellingsvermogen. Haal het scherm vervolgens weg en bekijk of de bouwwerken hetzelfde zijn. Wat is goed en wat is minder goed gegaan? Wat was makkelijk en wat was moeilijk? Tip: Geef de kinderen als ondergrond een veld met 9 hokjes. Zet er eventueel al hoogtegetallen op (die aangeven hoeveel blokjes er op welke plek op elkaar moeten worden gezet). Dit geeft wat meer houvast over de plek waar gebouwd moet gaan worden.

  • Experimenteer met schaduwen. Neem de blokken mee naar buiten en bouw een constructie op een wit tekenpapier. Trek vervolgens de schaduw om.

  • Trek verschillende formaten blokken om op een doos en snijd deze omtrekken eruit. De kinderen kunnen de doos als een 'vormenstoof' gebruiken.

  • Puzzelen met blokken. Om het moeilijker te maken laat je de tussenlijnen weg.


  • Bouw van elke kleur stenen een bakje. Zoek items met dezelfde kleur en stop deze in het bakje.

  • Sorteer blokken op kleur of vorm. Gebruik je kleine materialen, laat de kinderen de blokjes dan met een pincet pakken. Zo oefen je spelenderwijs aan de pincetgreep. Stel ook eens de vraag: Van welke blokken denk je dat we het meeste hebben?

  • Maak van elke kleur blokken een eigen toren. Benoem steeds welke toren het hoogst is, en welke het laagst.

  • Maak dorpen van dezelfde kleur. Verzin vervolgens routes van dorp blauw naar groen.

  • Leg van iedere kleur twee blokken op de tafel en zet daar kartonnen bekers over. Speel nu memory.

  • Maak opdrachtkaarten, waarop gekleurde torens staan met een bepaald patroon, bijvoorbeeld: rood, rood, geel, rood, rood. Laat de kinderen dit patroon na leggen of maken. Kunnen zij hun bouwwerk in dit patroon nog groter maken? Variatie: Gebruik een eierdoos en leg de opdrachtkaart in de deksel. De kinderen leggen in ieder vakje van de eierdoos de juiste kleur blokje. Zo oefen je meteen spelenderwijs de tienstructuur. Je kunt ook een patroon van vormen maken.

  • Oefen de ruimtelijke begrippen met bouwmaterialen. Het kind bouwt een torentje en krijgt daarna opdrachten met een poppetje: Zet deze op de toren, achter de toren enz... Je kunt ook twee kinderen naast elkaar zetten met een schot ertussen en elkaar opdrachten laten geven.

  • Bouw een voorbeeld vanaf een foto of bouwtekening na. Dit kan een ruimtelijk werk zijn, maar ook een platte op een grondplaat (bijv. mozaïeken met Lego).

  • Maak een mandala van blokken. Maak hierbij ook eens gebruik van Loose Parts of mozaïek stukjes.

  • Leg een strook in het midden (of plak een stuk tape op de tafel/grond) en bouw aan beide kanten van deze strook een symmetrisch figuur. Of maak foto's waarop de helft van een bouwwerk te zien is en laat de kinderen deze symmetrisch afmaken.

  • Maak een schematisch bouwvoorbeeld na waarbij alles te zien is (vooraanzicht)

  • Maak een schematisch bouwvoorbeeld na waarbij niet alles te zien is (3 dimensionaal)

  • Bouwen op een grondplaat met hoogtenummers. Je kunt hierbij gebruik maken van grote vellen schilder-, of behangpapier. Teken hierop een aantal omtrekken van de blokken in een 1:1 schaal. Kinderen kunnen dan zelf meten welke blokken ze hierin moeten zetten. Met een cijfer in de omtrek kun je aangeven hoe hoog de kinderen moeten stapelen.

  • Laat de kinderen van tevoren of achteraf een hoogtekaart maken, waarop precies aangegeven staat hoeveel blokken op welke plaats moeten liggen of maak er zelf eentje. Als er een vierkant staat met een 5 erin, betekent dit dat er 5 blokken bovenop elkaar gestapeld moeten worden. Je tekent zo een bovenaanzicht van het gebouw. Vervolgens gaat je kind het gebouw bouwen. Voor het kind is het een soort puzzel: hoe zou het gebouw er uit komen te zien? Voor deze opdracht gebruik je alleen vierkante blokken. Doe ook dit voor in de kring, zodat de kinderen weten hoe ze op deze manier iets na kunnen bouwen. Met deze oefening wordt het ruimtelijk inzicht geoefend. Als een kind dit kan, is dat een enorme stap in de ontwikkeling. Hij of zij ziet iets plats, en snapt dat het eigenlijk om een 3-dimensionaal gebouw gaat en kan dat ook zelf maken.

  • Maak met speciale programma’s ontwerpen op het digibord en maak deze na.

  • Laat de kinderen de klas met blokken nabouwen. Bespreek: Stel je bent een vogel en je zou boven onze klas vliegen. Wat zie je dan? Een vogel ziet alles van bovenaf. Ziet het er voor een vogel hetzelfde uit als voor ons? Wat zou hij zien? Laat de kinderen eens op een trap of een tafel staan en naar beneden kijken. Hoe ziet het er van bovenaf uit? Kun je alles zien. Laat kinderen de meetkundige figuren benoemen. Maak zelf ook eens wat foto's van voorwerpen van bovenaf en bekijk deze samen met de kinderen. Laat de kinderen nu met blokken de klas namaken. Wat staat er allemaal in de klas? Waar moet het komen te staan? Bespreek de blokjesplattegrond na afloop. Klopt het? Staat alles op de juiste plek? Door kinderen te laten vertellen wat ze zien in hun omgeving stimuleer je de denkprocessen. Laat de kinderen de blokjesplattegrond ook natekenen en speel daar een zoekspel mee door iets te verstoppen en met een kruisje aan te geven en vervolgens door een ander kind te gaan laten zoeken. Variatie 1: Kunnen de kinderen hun eigen kamer op die manier ook maken? Variatie 2: Kunnen de kinderen op deze manier een plattegrond ontwerpen voor de dierentuin, de boerderij, een pretpark enz....?

  • Plak een bouwtekening van vouwblaadjes en bouw deze na.

  • Maak voor, tijdens of na het bouwen een bouwtekening

  • Bouw aan de hand van een plattegrond

  • Maak zelf een plattegrond van je bouwwerk

  • De kinderen rollen om de beurt met een kleurendobbelsteen, ze benoemen de kleur en leggen dan een blok in die kleur neer. De volgende beurt maken ze er een toren van. Variatie: Gebruik er ook een cijferdobbelsteen bij en laat het kind steeds evenveel blokken in de gegooide kleur stapelen. Wie heeft na een aantal beurten de hoogste rode toren, wie de hoogste gele enz… En wat als je ze allemaal op elkaar zet? Wie heeft dan de meeste?

  • Print dit blokkenveld van juf Sanne en geef het kind kleurpotloden. Laat hem een ontwerp maken en dit vervolgens met Duplo nabouwen.

  • Neem een Duplo/Lego grondplaat en bouw een rij blokken in het midden. Neem nu steeds een blok een plaats deze aan de ene zijde. Vraag het kind jouw acties te spiegelen.

  • Laat de kinderen iets bouwen. Maak vervolgens vanaf verschillende hoogten (bijvoorbeeld vanaf stapeltjes boeken) een aantal foto's. Print de foto's uit en bekijk deze met de kinderen. Welke foto is vanaf de grond genomen (het kikkerperspectief)? Welke vanaf een lage stapel boeken, welke van een hele hoge (het vogelperspectief)? Maak stapeltjes boeken en laat ze de foto bij de juiste stapel leggen. Je kunt ze vervolgens in bijvoorbeeld de bouwhoek ook zelf aan de slag zetten met een camera/iPad en daarbij opdrachten geven om vanaf verschillende hoogten het bouwwerk te fotograferen.

  • Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong kun je een bouwkaart aandachtig laten bekijken en het bouwwerk daarna geblinddoekt laten nabouwen. Als het bouwwerk af is doen ze hun blinddoek af en kijken ze of het is gelukt.

  • Laat een kind een bouwwerk maken van maximaal tien blokken. Een ander kind bouwt dit na door geblinddoekt te voelen.

In mijn blog: Bouwtekeningen en plattegronden vind je nog meer informatie hierover.

 

Constructief spel en getalbegrip


Kinderen doen tijdens het constructieve spel allerlei ervaringen op rondom:

  • Schatten

  • Tellen

  • 1-1 relaties

  • Splitsen en breuken


Materialen die je aan de bouw-/constructiehoek zou kunnen toevoegen om nog meer ervaringen rondom gecijferdheid uit te lokken zijn:

  • Cijferblokken

  • Cijferkaarten

  • Hoogtekaarten

  • Houten cijfers

  • Dobbelstenen

Met deze activiteiten kun je nog meer ervaringen rondom gecijferdheid uitlokken:

  • Schrijf met afwasbare stift cijfers op Duplo of plak cijfers op blokken en laat deze sorteren of laat het kind de blokken in de juiste volgorde leggen.

  • Koppel het bouwen aan telopdrachten, bijvoorbeeld: Bouw een toren van 3 blokken.

  • Maak cijferkaarten met daarop de cijfers en een foto van het bijbehorende aantal blokken.

  • Maak een getallenlijn van Duploblokken. Plak de cijfers 1-20 op de blokken. Kies per 5 blokken een andere kleur Duplo om kinderen vertrouwd te maken met de tienstructuur.

  • Koppel het bouwen aan telopdrachten, bijvoorbeeld: Bouw een toren van in totaal 20 blokken.

  • Geef de kinderen cijferkaarten (met of zonder de visuele ondersteuning van blokken) of laat ze met twee dobbelstenen rollen en laat ze torens bouwen die even hoog zijn als het aantal op het kaartje of het aantal ogen.

  • Geef de kinderen een werkblad met daarop cijfers en laat ze er evenveel noppen bij stempelen van Duplo blokken en verf.

  • Maak een Duplo/Legospel van een grondplaat en blokken. Iedere speler krijgt zijn eigen kleur blok. Rol met de dobbelsteen. Ga evenveel blokjes vooruit en zet een Duploblokje op die plek. Speel zo door. Als de andere speler op een vak beland waar al een blok van de tegenspeler opstaat, dan bevriest hij en mag de volgende speler twee keer gooien. Op die manier stimuleer je spelenderwijs het verkort tellen. Wie heeft bij de finish de meeste ‘torens’? Variatie schrijf op sommige vakjes een + met een cijfer en een – met een cijfer. Als een speler daarop komt moet hij nog zoveel plekken vooruit (+) of achteruit (-)

  • Tel met hoeveel blokken je bouwwerk gebouwd is. Laat het kind het cijfer op een klein stukje papier schrijven en op het bouwwerk plaatsen. Een ander kind kan dan controleren of het klopt.

  • Koppel het bouwen aan eenvoudige optelsommen. Geef de kinderen een cijferkaart (met of zonder visuele ondersteuning van het bijbehorende aantal blokken) of laat ze met een dobbelsteen rollen en laat ze evenveel blokken neerleggen of op elkaar zetten. Geef ze daarna een andere cijferkaart of laat ze nog een keer rollen. Dit aantal leggen of zetten ze bij de reeds neergelegde of gezette blokken. Hoeveel is het bij elkaar? Wanneer je met Duplo of Lego werkt kun je voor iedere opdracht twee verschillende kleuren gebruiken. Je kunt de de kinderen de bijbehorende som ook laten opschrijven om het leren uit te breiden.

  • Koppel het bouwen aan eenvoudige aftreksommen. Geef alle kinderen 10 blokken en laat ze er een toren mee bouwen. Vervolgens gooit een kind met een dobbelsteen (of trekt een cijferkaartje) en haalt evenveel bouwstenen weg. Geef alle kinderen een mandje waar ze deze stukken in kunnen bewaren. Laat de kinderen hardop vertellen wat ze doen. Bijvoorbeeld: "Ik had 10 bouwstenen. Ik heb er 2 weggenomen en nu heb ik er 8.". Je kunt de de kinderen de bijbehorende som ook laten opschrijven om het leren uit te breiden. Blijf rollen totdat alle blokken op zijn. Wie is het eerst/laatst al zijn bouwstenen kwijt?

  • Rol met een dobbelsteen en leg blokken neer. Wie heeft na 3x gooien de hoogste toren? Of wie is er het eerst bij 20?

  • Maak een bordspel van een grondplaat van Duplo of Lego en blokken. Iedere blok is een stapje vooruit.

  • Geef de kinderen een (even grote) grondplaat en Duplo/Lego stenen. Laat ze om de beurt met de dobbelsteen gooien. Ze mogen evenveel blokjes op hun grondplaat klikken als het aantal ogen op de dobbelsteen. Wie heeft het eerst zijn grondplaat helemaal vol? Gebruik even grote bouwstenen of juist verschillende maten.

  • Maak een bordspel van bouwmaterialen en oefen zo spelenderwijs met optellen, aftrekken en de dobbelsteenstructuur. Hier vind je een aantal voorbeelden:

  • Rol met een dobbelsteen en zet evenveel blokjes op je toren. Wie heeft na 3x gooien de hoogste toren?

  • Leg cirkels of een grondplaat met daarop de cijfers neer. Als het kind bijvoorbeeld 6 gooit, dan bouwt hij op de cirkel met de 6 een toren van 6 blokjes (of gewoon 1 blokje). Als hij nog een keer 6 gooit is zijn beurt voorbij. Wie heeft als eerste alle cirkels vol gebouwd? Variatie: Leg cijferkaartjes neer en laat de kinderen er om beurten eentje trekken en evenveel blokken neer leggen. Op die manier ben je spelenderwijs met optellen bezig.

Maak op een grondplaat met Legostenen een raster van 3x3 vakken. Speel daarna 3 op een rij (boter kaas en eieren). Iedere speler krijgt een eigen kleur Legosteen om mee te spelen.

  • Maak cijfers van blokken of constructiemateriaal.

  • Oefen met meer, minder en evenveel (zie afbeelding)

Leg een foam-puzzel met cijfers neer en laat de kinderen daar toren op bouwen die even hoog zijn als het cijfer erop.

 

Constructief spel en tijdsbesef


Kinderen doen tijdens het constructieve spel allerlei ervaringen op rondom:

  • Tijdsbegrippen

  • Tijdsbesef


Materialen die je aan de bouw-/constructiehoek zou kunnen toevoegen om nog meer ervaringen rondom tijd uit te lokken zijn:

  • Een stopwatch

  • Een stappenplan

  • Klokken


Met de volgende activiteiten kun je nog meer ervaringen rondom tijdsbesef uitlokken:

  • Maak foto's terwijl een kind bouwt. Print de foto's uit en laat ze door de kinderen ordenen. Hang ze op of maak een boek. Zo hebben de kinderen een mooi stappenplan om na te maken of om nog eens te bekijken.

  • Maak een aftelkalender van blokken. Elke dag mag er een blok af.

 

Constructief spel en logisch denken


Kinderen doen tijdens het constructieve spel allerlei ervaringen op rondom:

  • Passen en meten

  • Gewicht

  • Volume

  • Combineren

  • Samenstellen

  • Vergelijken

  • Ordenen

  • Sorteren

  • Begrippen zoals hoog, laag, lang, kort, onder, boven enz.


Materialen die je aan de bouw-/constructiehoek zou kunnen toevoegen om nog meer ervaringen rondom logisch denken uit te lokken zijn:

  • Een centimeter

  • Een duimstok

  • Een liniaal

  • Meetlinten (van de bouwmarkt of Ikea)

  • Een rolmaat

  • Een waterpas met maataanduiding

  • Een weegschaal

  • Stroken papier


Met de volgende activiteiten kun je nog meer ervaringen rondom logisch denken uitlokken:

  • Wie kan de langste slang maken?

  • Geef de kinderen een aantal blokken. Daag ze uit om er het grootste/de hoogste en het kleinste/laagste bouwwerk mee te maken. Vergelijk samen de bouwwerken en bespreek hoe de kinderen het hebben aangepakt.

  • Gebruik een weegschaal. Leg aan de ene kant een voorwerp. Hoeveel blokjes zijn er nodig om de weegschaal in balans te krijgen.

  • Wie bouwt de hoogste toren? Hoe meten we dat?

  • Bouw een toren die even hoog of hoger is dan jezelf.

  • Wie bouwt de langste muur?

  • Meet met behulp van blokken een klasgenoot/klasgenoten. Maak er een overzicht van (bijv. een foto van ieder kind met het cijfer van het aantal blokken erbij. Wie is het grootst?)

  • Meet met behulp van blokjes allerlei voorwerpen.

  • Bouwwerken meten met allerlei meetmaterialen,

  • Leg een meetstrook neer en geef kinderen de opdracht een bouwwerk te maken, die even hoog is als de strook. Je kunt ook stukken tape op de muur plakken en kinderen vragen een bouwwerk te maken dat even hoog is.


  • Bouw een trap. Hiermee lok je het logisch ordenen met blokken uit.

  • Gebruik de blokken om een grafiek te maken. Bijvoorbeeld: Wat is je lievelingsdier? Bij welke afbeelding ligt de langste rij of staat de hoogste toren?

 

Bouwen aan STEAM


Constructief spel is bij uitstek geschikt om jonge kinderen ervaringen op te laten doen op

het gebied van de 21st Century Skills: wetenschap, techniek, kunst, wiskunde en technologie. Kinderen moeten tijdens constructief spel plannen maken, redeneren, ze krijgen te maken met oorzaak/gevolg, moeten problemen oplossen, hun kritisch denkvermogen wordt aangesproken, ze moeten flexibel denken en reflecteren.

Dit kan heel bewust en planmatig gaan (“Ik wil een toren maken, maar hoe doe ik dat?”) of meer terloops als een natuurlijk gevolg van hun spel: “Mijn toren moet nog wat hoger.

Hoe pak ik dat aan?"). Door het verkennen en experimenten, zijn kinderen in staat om hun probleemoplossende vaardigheden te ontwikkelen, hypothesen te testen en wetenschappelijk redeneren te oefenen. Blokken helpen hen vertrouwd te raken met balans, gewicht, ruimtelijk inzicht en zwaartekracht. Ze leren met constructief spel uit de eerste hand wat wel werkt en wat niet. Constructief spel lokt vanzelf al veel STEAM vaardigheden uit. Deze vaardigheden kun je in je aanbod van materialen, activiteiten en begeleiding echter nog meer beredeneerd terug laten komen.


Materialen die je aan de bouw-/constructiehoek zou kunnen toevoegen om nog meer ervaringen rondom Auit te lokken zijn:

  • Magneetblokken

  • Planken om hellingen te maken

  • Metselspullen (je kunt ook metselen met klei, scheerschuim of behangerslijm)

  • Alternatieve materialen om bruggen mee te bouwen (zoals plankjes, stukken karton of stokken).

Met deze activiteiten kun je nog meer ervaringen rondom STEAM uitlokken in je bouw-/constructiehoek:

  • Bouw een toren van blokken op een ondergrond van zand.

  • Bouw verschillende bruggen en onderzoek welke constructie het meest stevig is.

  • Maak een brug tussen twee stoelen.

  • Doe proefjes met hellingen. Welke gaat het hardst? Waarom?

  • De kinderen bouwen torens en gooien deze op een afstand omver met een pittenzak. Hoe zou je de toren steviger kunnen maken? Je kunt ook een sloopkogel maken van een oude panty met een tennisbal erin. De kinderen laten deze kogel rondslingeren. Welke toren is het stevigst?

  • Leer de kinderen de metseltechniek aan, waarbij de blokken verspringend op elkaar worden geplaatst. Laat de kinderen zien dat ze meer stevigheid kunnen creëren door als een te metselaar te bouwen op de voeg, in een halfsteensverband. Ga ook eens met de kinderen naar buiten en bekijk daar gemetselde muren. Gebruik hiervoor bouwstenen en tegels en leg een bouwsteen precies over de aansluiting van twee daaronder liggende bouwstenen. De tegels worden gebruikt om de overblijvende uiteinden aan te vullen. Begin met het metselen van een muur en laat daarna ook het maken van een hoek in het metselwerk aan bod komen. Wist je trouwens dat je voor deze ‘metseltechnieken’ de blokken ook aan elkaar kunt laten plakken met behangplaksel, klei en scheerschuim? Laat aan het einde van de dag de blokken weken in een sopje en ze zijn weer schoon. Metsel ook eens buiten met echte bakstenen en cement. Of metsel met suikerklontjes en poedersuiker of kleine blokjes en bloem met water.

  • Bouw een huis met een schuin dak. Bekijk eerst verschillende daken, in het echt of op afbeeldingen. Waarom hebben huizen een schuin of een plat dak? Laat de kinderen daarna de blokken sorteren die zij denken nodig te hebben voor het bouwen van een huis met een schuin dak (kubussen en halve kubussen). Daarna gaan de kinderen het dak bouwen. Ze gebruiken een plankje om het gebouw af te dekken en gaan vervolgens vanuit de zijkanten met halve kubussen en kubussen steeds met een hogere laag naar elkaar toe bouwen zodat een puntdak ontstaat.

  • Bouw een huis met een trapgevel.

  • Bouw een huis met een schuin dak en een dakkapel of een schoorsteen: Laat een of twee kubussen op het dak weg en bouw in die uitsparing een toren.

  • Bouw een huis met een raam of deur. Laat in de wand een uitsparing en zet daarin twee blokken rechtop. Overbrug deze met een derde blok en metsel daar vervolgens omheen. Dit is tevens de techniek van het bruggen bouwen.

  • Maak een bouwwerk met slechts 1 blok als basis (het bouwwerk staat dus op 1 blok).

  • Laat een deel van je bouw-/constructiewerk uitsteken/overhellen.

  • Stimuleer het rond bouwen. Bijvoorbeeld met een plattegrond, waarop twee cirkels met een rechthoek ertussen staan en waarop de kinderen een kasteel moeten bouwen. Je kunt het rond bouwen ook stimuleren met behulp van een hoepel.

  • Bouw met constructiematerialen een ballonauto en houd een race. Welke auto komt het verst? Maak hiervoor een ballon vast aan een rietje met plakband of een elastiekje. Maak het rietje vast aan een wagentje. Blaas de ballon op en laat de auto gaan.

  • Combineer bouw-/constructiematerialen met een houten treinbaan om de hoogte in te gaan. Bouw bruggen, of verhoog de hele treinbaan.

  • Bouw een trap naar de tafel. Hoe kun je de constructie stevig maken?

  • Bouw twee torens en klem een vel papier tussen de torens. Beschijn deze van achter met een zaklamp om een schaduwtheater te creëren. Laat de kinderen een verhaal naspelen met poppetjes. Maak de schaduwpoppen van papier, die je op een satéprikker plakt.

  • Bevestig een magneet aan een voorwerp (bijv. een auto) en laat deze met een andere magneet door een parcours van bouwmaterialen vooruitgaan.

  • Bouw met bekers, ijslollystokjes en wasknijpers, met speelkaarten, met wc rolletjes die een stukje zijn ingeknipt, met suikerklontjes, met rietjes, stokjes of spaghetti en verbindingen van marshmallows of speelklei.

  • Laat de kinderen een knikkerbaan ontwerpen. Zoek filmpjes van knikkerbanen op Internet en laat deze eerst zien om de kinderen te inspireren. Gebruik constructiemateriaal en andere materialen, waarmee je de knikkerbaan kan maken. Denk aan: isolatiebuizen en kartonnen kokers. Snijd deze voor een deel alvast door, zodat ze als goten kunnen worden ingezet. Sommige stukjes kunnen ook als tunnel dienen. Laat de kinderen met de constructie- en andere materialen een eenvoudige knikkerbaan maken. Laat de knikkers daarna maar rollen. Film de gemaakte knikkerbanen. Variatie: Maak een knikkerbaan tegen de wand. Gebruik daarvoor een groot stuk karton als achtergrond en bevestig er gehalveerde rolletjes tegen.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!





1.208 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page