Kleuters zijn meestal nog te veel op zichzelf gericht om zich in te kunnen leven in de ander. Ze gaan ervan uit, dat de ander net zo denkt en voelt als zij. Langzamerhand beginnen kleuters overeenkomsten en verschillen op te merken. Kleuters hebben daardoor ook regelmatig conflicten en weten ook nog niet altijd hoe ze deze moeten oplossen.
Conflicten over speelgoed, over wie mag meedoen, over rollen en over elkaar in de weg zitten horen erbij. Conflicten zijn lastig, omdat er negatieve emoties vrijkomen.
Maar het zijn ook hele nuttige leerervaringen. Door conflicten leren kinderen waarden, normen en verwachtingen van anderen. Ze leren balanceren tussen het eigen belang en dat van anderen. Ze leren om hun emoties te reguleren, ook als die heftig zijn, en om hun verlegenheid te overwinnen. In deze blog vertel ik je er meer over.
Waarom hebben kinderen conflicten?
Het ene moment zijn ze vriendjes en het volgende moment hebben ze ruzie.
Meestal komt dat omdat kleuters nog erg vanuit zichzelf denken. “Ik heb een mooier gebouw gemaakt dan jij” of “als ik jarig ben mag jij niet op mijn feestje komen” zijn typische kleuteruitspraken. Kinderen kunnen om verschillende redenen conflicten met elkaar hebben.
Belangenconflicten
Belangenconflicten doen zich voor, als een kind zijn/haar bezit verdedigt. Bijvoorbeeld: wanneer een kleuter tijdens het buiten spelen met een step speelt en een andere kleuter die step ook graag wil hebben, maar de kleuter de step niet afgeeft. Deze conflicten kunnen zich ook voordoen, als een kind probeert te krijgen wat hij/ zij nodig heeft. Bijvoorbeeld: wanneer er bij een groepje één gemeenschappelijke pot met kleurpotloden staat en twee kinderen van het groepje tegelijkertijd een rood potlood nodig hebben.
Waardeconflicten
Waardeconflicten hebben betrekking op de rechtvaardiging van de eigen waarden en normen. Bijvoorbeeld: een kleuter schreeuwt een lelijk (scheld)woord tegen een klasgenootje. Dit klasgenootje is verontwaardigd en scheldt terug.
De rechtvaardiging van de eigen waarden en normen kan ook tot uiting komen bij gedrag. Bijvoorbeeld: Wanneer een kleuter van een andere kleuter niet mag meedoen met een spel en zich daardoor buitengesloten voelt en vanuit een rechtvaardigheidsgevoel boos wordt en gaat slaan.
Machtsconflicten
Machtsconflicten doen zich voor, als een kind de baas wil spelen over een ander kind.
Het kind wil macht uitoefenen en laat zich gelden. Deze conflicten kunnen leiden tot onderdrukking en geweld. Bijvoorbeeld: twee kinderen spelen vadertje en moedertje in de huishoek. Het kind dat de moeder speelt, is dominant en bepaalt precies hoe de vader zich dient te gedragen. Het kind dat de vader speelt, is het hier niet mee eens en daardoor ontstaat er een conflict.
De meeste conflicten tussen kinderen zijn echter een combinatie van verschillende soorten conflicten.
Conflicten en emoties
Bij conflicten komen emoties vrij. Emotie is als het ware een energie die het gedrag een bepaalde kant opstuurt, bijvoorbeeld: • Bij boosheid heb je vaak de neiging om te vechten. • Bij nieuwsgierigheid heb je vaak de neiging tot onderzoeken. • Bij blijdschap heb je vaak de neiging tot openstaan, opnemen en delen. • Bij angst heb je vaak de neiging tot vluchten.
Volwassenen ervaren emoties anders dan jonge kinderen.
Volwassenen denken bij emoties aan een gevoel dat ze vanbinnen ervaren.
Ze voelen zich boos of verdrietig, en kunnen deze gevoelens vervolgens wel of niet uiten. Jonge kinderen missen de taal om zich van hun gevoelens bewust te worden.
Hun voelen en handelen is nog één geheel.
Kinderen jonger dan vier jaar ‘zijn’ emotie. Als er iets gebeurt wat het kind raakt, wordt automatisch een bepaald soort gedrag opgeroepen om deze energie te reguleren.
Jonge kinderen reageren daardoor nog impulsief. In de loop van de ontwikkeling leren kinderen hun innerlijke wereld steeds beter te benoemen en zich bewust te worden, los van het handelen. Hierdoor ontstaat langzaam maar zeker een ‘gevoelspauze’. Wat is er aan de hand? Wat kan ik doen? Hierdoor leren zij hun emoties steeds beter te reguleren.
Een conflict van twee kinderen om speelgoed kan er daardoor voor jou als volwassene eenvoudig uitzien, en toch voor kinderen een complexe sociale situatie zijn.
‘Niet doen’, ‘stop’, lijkt daarbij misschien een hele heldere eis, maar voor jonge kinderen is dat vaak nog heel moeilijk. Emoties zijn immers energie en gehoorzamen roept vaak een probleem op: al die energie, waar moet die heen? Leerkrachten kunnen beter positieve aanwijzingen geven en suggereren wat kinderen wél kunnen doen.
En ze kunnen gebruikmaken van een van de oudste mechanismen van emotieregulering, zich ontdoen van de prikkel die emotie oproept. Als de prikkel verdwijnt, dooft namelijk ook de emotie uit. Met het ouder worden, wordt dit mechanisme minder sterk, want oudere kinderen hebben meer vaardigheden om te onthouden, om een mentaal beeld vast te houden. Maar bij jonge kinderen werkt het wegdoen van ‘de verleiding’ vaak uitstekend.
En voor zowel jonge als oudere kinderen is de time-out heel geschikt voor emotionele rust.
Conflicten zijn leerzaam
Ruzie maken hoort bij de ontwikkeling, sterker nog: een kind leert er iets van om ruzie te maken. Daarvoor moet je kind wel de kans krijgen om de ruzie op te lossen.
Een ruzie lijkt iets negatiefs en komt altijd slecht uit, maar leren omgaan met conflicten is een van de meest waardevolle lessen die een kind kan leren. Het leert kinderen hun emoties uit te drukken en om te gaan met meningsverschillen en hier een oplossing voor te zoeken. Dankzij conflicten ontdekken kleuters het bestaan van verschillende perspectieven, leren ze hun eigen standpunt rechtvaardigen terwijl ze ook het perspectief van de ander overwegen en leren ze compromissen sluiten. Dit zijn ervaringen en vaardigheden, die kinderen nodig hebben, om zich te kunnen redden in de maatschappij.
Hoe je op jonge leeftijd conflicten ervaart, beïnvloedt de manier waarop je later relaties aangaat met anderen en met jezelf. Een conflict is dus een buitenkans om authentiek en zinvol te werken aan de sociale vaardigheden van de kleuters in je klas.
Neem daarom, indien mogelijk, je tijd bij het oplossen van conflicten in de klas.
Overigens is het voor kleuters best lastig om ruzies op te lossen, omdat zij hun emoties minder onder controle hebben en zich nog niet goed kunnen inleven in de ander.
Bij jonge kleuters ligt de focus hierdoor bij conflicten ook nog vooral op zichzelf.
Zij stellen hun eigen behoeften en doelen voorop. In de kleutertijd begrijpen ze de regels wel steeds beter en maken ze zich bepaalde normen eigen. Kinderen van de basisschoolleeftijd gaan door een fase waarin regels en afspraken leidend zijn.
De wereld van kleuters is nog simpel ingedeeld in de goeie rik en de slechterik.
Naarmate kleuters ouder en taalvaardiger worden kunnen zij zich steeds beter inleven in de ander, houden ze ook meer rekening met anderen en komt er bij conflicten ook meer aandacht voor het perspectief van de ander. Kinderen die opgroeien hebben volwassenen nodig die hen helpen deze belangrijke sociale vaardigheden onder de knie te krijgen, door hen regels aan te leren, tips te geven en veel te oefenen.
Vaak betrokken bij conflicten
Sommige kinderen zijn vaker bij conflicten betrokken.
Dit kan met diverse factoren te maken hebben.
Temperament en karakter:
Sommige kinderen maken sneller op een agressieve manier ruzie dan andere kinderen.
Dit kan te maken hebben met het temperament en het karakter van het kind.
Beperkt taalgebruik:
Ook is het mogelijk, dat een kind met een beperkt taalgebruik eerder bij een conflict betrokken is dan een kind dat mondiger is en/of beschikt over een grotere woordenschat. Het kind met een beperkt taalgebruik is niet (of niet goed) in staat om met behulp van taal een gesprek aan te gaan. Door middel van (ongewenst) lichamelijk contact kan dit kind dan duidelijk maken, dat hij/zij het ergens niet mee eens is.
Beperkte sociale vaardigheden:
Kinderen met beperkte sociale vaardigheden zullen een oplossing voor een probleem kiezen, die niet wordt geaccepteerd door andere kinderen.
Emoties:
Reeds aanwezige emoties bij een kind (zoals verdriet of boosheid) kunnen ervoor zorgen, dat het kind geprikkeld reageert bij conflicten. Bijvoorbeeld: wanneer de ouders van het kind net gescheiden zijn.
Slechte verhoudingen en stress:
Slechte verhoudingen en stress binnen het gezin van een kind (of stress bij het kind zelf) kunnen er ook voor zorgen, dat het kind op school meer ruzie maakt (of zoekt) dan normaliter het geval zou zijn.
Slechte rolmodellen:
Daar waar belangrijke rolmodellen (bijvoorbeeld de ouders) veel met elkaar overhoop liggen, neemt het kind het gedrag van die rolmodellen vaak over en zal op school vaker ruzie gaan maken.
Omgaan met conflicten
Er twee manieren om conflicten op te lossen. Het grootste verschil zit hem in de mate waarin men aandacht heeft voor de eigen doelen en die van de ander.
Strategieën met de focus op zichzelf.
Het gaat hierbij om verbale en fysieke handelingen waarbij men de eigen doelen vooropstelt. De behoeften en noden van de tegenpartij worden niet erkend.
Voorbeelden zijn: aandringen, woorden als ‘alstublieft’ veelvuldig gebruiken, het eigen doel beargumenteren in de hoop de andere te beïnvloeden, fysieke kracht gebruiken (slaan, grijpen, duwen), de ander negeren om aan te dringen op het eigen doel enz.
Strategieën met aandacht voor de ander.
Hierbij houdt men niet alleen rekening met het eigen perspectief, maar ook met die van de tegenpartij. Voorbeelden zijn: de tegenpartij afleiden en een alternatief voorstel doen omdat men simultaan vaststelt dat de ander noden heeft die niet in lijn liggen met de eigen noden, beloftes formuleren en nakomen, compromissen sluiten (bv. delen, om beurt), de eigen doelen leren verantwoorden door te vragen naar verduidelijking enz.
De meeste kleuters gebruiken beide soorten strategieën, maar passen vooral strategieën toe met de focus op zichzelf. Het zijn vooral de oudere en meer taalvaardige kleuters die aandacht hebben voor het perspectief van de ander.
Conflicten helpen oplossen
“Juf, hij scheldt me uit!” Een veelgehoorde uitroep van een kind. Iedere leerkracht weet vast veel voorbeelden te noemen. Maar… wat doe je als een kind bij je komt?
Vaak is een ander kind zich er niet eens van bewust, dat het iets doet wat vervelend is.
En heel vaak is de reactie dan: “Ja, maar hij plaagt mij ook de hele tijd!” Of: “Zij scheldt mij ook uit!”. Wanneer kinderen bij jou een conflict komen melden, maak je volgende afspraak: ‘praat niet over een ander, maar over jezelf’.
Jonge kinderen zijn soms geneigd om bij ruzies en conflicten vooral te praten over wat hun groepsgenootjes hebben gezegd of gedaan. Stimuleer ze dus om op zichzelf te reflecteren: Laat ze eerst over zichzelf praten. Op die manier leren kinderen na te denken over hun eigen rol in een sociaal conflict. Die is vaak gemakkelijker te veranderen dan de rol van anderen.
Dit geldt natuurlijk voor de kinderen, bij wie je dit ook zou mogen verwachten.
Er zijn vervolgens drie opties:
1 Regel het zelf De leerkracht kan het zelf regelen door tegen het scheldende of plagende kind te zeggen, dat schelden niet mag (al dan niet met redenen). Het is een snelle manier van corrigeren, maar meestal wel maar met een tijdelijk effect. Deze reactie kan wél handig zijn bij gewoontevorming, omdat het conditionerend werkt.
2 Laat het kind het regelen Laat het kind tegen het andere kind zeggen wat hij/zij niet leuk vindt (al dan niet met redenen). Het is wél belangrijk om te checken of dat ook gebeurt én of het effect heeft.
3 Regel het samen Onderzoek wijst uit dat kleuters in staat zijn om onderling conflicten op te lossen, maar dat kunnen ze niet spontaan. Ze moeten hierin begeleid worden door een kleuterleerkracht die expliciet oplossingsstrategieën en gedragsalternatieven aanleert.
Volwassenen hebben hierbij ook een voorbeeldfunctie en zullen het gewenste, goede gedrag in eerste instantie moeten voordoen: jezelf expliciet verontschuldigen bij fouten, meevoelen met anderen en gemaakte fouten proberen te herstellen. Door middel van kringgesprekken en het uitspelen van situaties kan je de kleuters leren om het probleem te expliciteren, gedragsalternatieven te formuleren en het beste alternatief uit te proberen.
Ga dus bij voorkeur samen met het kind naar de andere leerling en leer de kinderen om het onderling op te lossen. Dit is een coachende aanpak, die in eerste instantie meer tijd kost, maar op termijn veel meer effect heeft op het gedrag van kinderen dan de twee bovenstaande opties. Als kinderen meer kennis opdoen over gedrag, als ze leren om gedrag te verwoorden én als ze oefenen in de vaardigheid om dat duidelijk te maken aan anderen, dan is dat goed voor de zelfredzaamheid en de weerbaarheid! Deze aanpak heeft ook een gunstige invloed op het pedagogisch klimaat, omdat kinderen leren om op een andere, vooral positieve manier met elkaar om te gaan. En in plaats van geïrriteerd te zijn over alweer geplaag of gezeur is ook de leerkracht veel meer opbouwend bezig. Het gaat om die positieve benadering. Géén aandacht voor wat anderen verkeerd doen, maar aandacht voor wat ze goed doen en goed kunnen. Géén aandacht voor wat er verkeerd gaat, maar aandacht voor wat je samen kunt doen om het goed te laten gaan. Niet: “Wil jij geen zand in mijn put gooien?” Maar: “Wil je het zand dáár gooien? Dan komt het niet in mijn put!” Niet: “Ik vind het niet leuk, dat ik niet mee mag doen!” Maar: “Ik wil heel graag met jullie meedoen. Mag dat?”
Als een kind gepest wordt, kun je natuurlijk tegen de “daders” zeggen, dat pesten niet mag. Maar je kunt óók samen iets bedenken, om het een kind dat niet gelukkig is weer een beetje naar de zin te maken, zónder het over dat pesten te hebben!
Zet kinderen niet uit elkaar als ze ruzie maken, maar laat ze de ruzie samen oplossen. Als ze apart gaan spelen en het wordt niet opgelost, leren ze er niets van.
Stap voor stap
Vaak wordt een leerkracht zich pas bewust van het conflict als een van de kinderen hem/haar roept of als hij/zij gehuil of geschreeuw hoort. De leerkracht moet dan meteen handelen.
Vaak weet je als leerkracht zelf ook niet goed wat er aan zo'n conflict is vooraf gegaan.
Trap daarbij niet in de valkuil dat je de rol van scheidsrechter schiet, met groot risico om een kind onrechtvaardig te behandelen.
Blijf zelf rustig! Snel geëmotioneerde kinderen hebben hulp nodig om rust te vinden.
Benader een conflict altijd stap voor stap. Het voordeel van een gestructureerde aanpak is dat de kinderen leren hoe ze zélf een conflict kunnen aanpakken. Gewoontes, regels en afspraken geven kinderen middelen om zelf hun eigen conflicten op te lossen en voor zelfregulering van emoties. Als je consequent de stappen naloopt, zal je ook gaan ervaren, dat de kinderen zich de werkwijze op den duur eigen gaan maken en dat jouw begeleidende rol hierdoor steeds kleiner zal worden.
Door steeds een zelfde soort van ritueel in te zetten bij conflicten leren de kinderen dit uiteindelijk zelf te doen zonder de opvoeder. Een kind kan dan bijvoorbeeld zelf zeggen ‘even pauze’ en weggaan om tot zichzelf te komen.
De stapsgewijze aanpak van conflicten geeft kinderen vaardigheden voor de toekomst!
Stap 1: Rust bewaren
Een jong kind midden in een conflict zit vol emotie-energie. Energie die automatisch gericht is op terugslaan en winnen of op huilen en om hulp vragen. Bij een conflict kunnen de emoties zo hoog oplopen dat een kind helemaal van streek is geraakt. Dat is niet het moment om rustig te praten over wat er is gebeurd en wie gelijk heeft.
Geef kinderen eerst de tijd om te kalmeren voor je ze de kans geeft om hun fouten te herstellen. Als een kind reageert vanuit een heftige emotie, dan kan dit juist een ongewenst effect hebben op het gesprek, dat je aangaat met de kinderen. Een kind dat erg van streek is, zal namelijk niet naar jou luisteren, laat staan meevoelen met de ander. Zet het kind letterlijk ‘even op een bankje’, om het af te laten koelen. Steun het kind emotioneel.
Dat helpt om de emotie-energie te reguleren. Daarna is een gesprek pas constructief.
Als de emoties minder intensief zijn, kun je direct doorgaan met stap 2.
In elk type conflictscenario is het essentieel dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van hun eigen gevoelens en deze ook begrijpen. Om kinderen hierbij te helpen kun je eventueel gebruik maken van emotiekaarten en praten over hoe dit gevoel voelt in je lichaam. Hang ze ook op een raam, grenzen aan het speelplein, zodat je er altijd even heen kan lopen om te vragen hoe een kind zich voelt.
Stap 2: Samen praten
In deze stap praten de kinderen, onder jouw begeleiding, met elkaar.
Zorg ervoor, dat de kinderen vanuit een ‘ik-boodschap’ praten. Bij een ‘ik-boodschap’ krijgt het andere kind namelijk geen negatieve stempel, maar houdt het kind het probleem bij zichzelf. Bijvoorbeeld: ‘Ik vond het niet fijn dat je mij van de fiets duwde, toen ik aan het fietsen was.’ Een ‘jij-boodschap’ zou zijn: ‘Jij duwt mij altijd van mijn fiets af.’ Bij een ‘jij-boodschap’ is er sprake van een rechtstreekse beschuldiging. Vanuit deze beschuldiging gaat het andere kind in verweer en kan het gesprek ontaarden in een welles-nietesspelletje. Bespreek (en oefen) in de klas hoe kinderen kunnen communiceren vanuit een ‘ik-boodschap’. Tijdens dit gesprek zorg je ervoor, dat er maar één kind tegelijk aan het woord is en dat de kinderen naar elkaar luisteren en elkaar uit laten praten. Vraag naar wat er gebeurd is. En als dat nodig is, herformuleer je de informatie. Vergeet niet de kinderen aan te moedigen om hun gevoelens te laten zien. Zorg ervoor, dat alle kinderen aan bod komen en dat ieder kind kan vertellen wat er volgens hem/haar gebeurd is.
Stap 3: Het conflict begrijpen
In deze stap probeer je het conflict te begrijpen. Wanneer er conflicten tussen kinderen zijn, ga je als leerkracht nooit rechter spelen om een dader en een slachtoffer te identificeren, maar richt je je in de begeleiding op een oplossing. Hierbij maak je de kinderen medeverantwoordelijk en begeleid je ze om het conflict zoveel mogelijk zelf op te lossen. De kunst is om dit op een rustige, korte en begrijpelijke toon te doen.
Jonge kinderen kunnen nog lastig onderscheid maken tussen bedoeld en onbedoeld gedrag. Help ze daarom te begrijpen wat ‘bedoeld’ is, namelijk nadenken over wat je gaat doen voor je het doet. Zo gaan ze steeds beter het verschil begrijpen. Maak bij conflicten dus altijd de bedoeling van de ander expliciet. Was het expres of per ongeluk?
Wijs de kinderen op een gezamenlijke behoefte. Bijvoorbeeld: ‘Jullie willen allebei tegelijkertijd kleuren met een rood potlood.’ Maar soms is er géén gezamenlijke behoefte. Verwoord dan de behoefte van ieder kind afzonderlijk. Bijvoorbeeld: ‘Bram wil de lijmpot hebben ben. En Merel wil dat hij dat eerst netjes vraagt.’
Als de behoeften juist worden verwoord, dan kun je een instemmend knikje van de kinderen verwachten. Je weet dan, dat u de juiste behoefte van elk kind hebt benoemd. De kinderen zullen zich gehoord en gezien voelen.
Stap 4: Samen zoeken naar een oplossing
In deze stap laat je de kinderen samen nadenken over mogelijke oplossingen.
Focus jezelf altijd op de oplossing in plaats van op wie de schuldige is. Kinderen hebben er meer aan als ze weten hoe ze het samen weer goed kunnen hebben.
Wanneer er een conflict is kun je in plaats van het kind te verplichten om sorry te zeggen, beter vertrekken vanuit de impact dat het gedrag heeft gehad op de ander.
Bespreek wat je ziet door kinderen vragen te stellen, zodat zij bewuster gaan nadenken over hun eigen gedrag. Voorbeelden van vragen die je zou kunnen stellen zijn:
'Kijk eens wat je hebt gedaan? Je hebt Mats geschopt en dat doet pijn'.
'Kijk eens naar zijn tranen! Hoe voelt hij zich? '
'Is het je bedoeling om hem verdrietig te maken?'
Hoewel kleuters niet steeds in staat zijn om de consequenties van hun acties op voorhand te in te schatten, is het wel belangrijk dat ze verantwoordelijkheidszin ontwikkelen voor hun eigen acties. Door als leerkracht de gevolgen van het gedrag voor de ander te benoemen, stimuleer je de ontwikkeling van het empathisch vermogen van de kleuter.
Nadat je kleuters helpt om inzicht in de gevolgen van hun daden te krijgen, kan je hun aanmoedigen om het goed te maken.
Laat ze daar bewuster over nadenken door bijvoorbeeld de volgende vragen te stellen.
'Wil je hiermee doorgaan?'
'Ben je zo te vertrouwen?'
'Vind je dat jet het handig hebt aangepakt?'
'Hoe kun je het goedmaken?
Moedig de kleuter aan om een strategie te gebruiken waarbij hij/zij aandacht heeft voor de ander. Vraag aan beide kinderen: ‘Wat wil jij? En wat wil jij? Hoe lossen we dat op?’
Kinderen komen vaak met verrassende oplossingen.
De belangrijkste drijfveer van kinderen is namelijk vaak de wil om samen verder te spelen.
Als een kind de ander zijn of haar wil oplegt door te boos doen, vergroot dit kind zijn of haar kans om te winnen. Maar het verkleint de kans op samenspel na het conflict.
Als het kind openstaat voor compromissen, geldt het omgekeerde. Als leerkracht kun je pro-sociaal gedrag bevorderen door bij dit motief aan te sluiten. Verwoord dus wat beide kinderen willen, en wat de consequenties zijn van je zin willen hebben.
Vervolgens ga je samen op zoek naar manieren om het goed te maken.
Bijna alle jonge kinderen leren al vroeg dat ze sorry moeten zeggen wanneer ze onbeleefd zijn of gemeen gehandeld hebben. ‘Sorry’ kan een sterk begin zijn van een verontschuldiging, maar enkel als het vertrekt vanuit het besef van eigen verantwoordelijkheid en empathie. Voor veel kleuters is dit dus nog lastig en is 'sorry' nog meer een toverwoord dan een oprechte, authentieke verontschuldiging.
Wanneer je conflicten op deze manier helpt oplossen, zullen zij er dus weinig van leren.
En dat is ook net waar het schoentje bij de meeste kleuters wringt. De meeste kleuters zijn namelijk nog helemaal niet in staat om in empathisch mee te voelen met een ander.
Ze hebben een gebrek aan theory of mind. Ze kunnen het perspectief van de ander nog niet aannemen en kunnen zich niet inleven in de gedachten en gevoelens van de ander.
Een kleuter overtuigen om ‘sorry’ te zeggen, zal hem/haar dan ook weinig leren.
Hoewel kleuters niet steeds in staat zijn om de consequenties van hun acties op voorhand te in te schatten, is het wel belangrijk dat ze verantwoordelijkheidszin ontwikkelen voor hun eigen acties.
Dit kan betekenen dat de kleuter helpt tranen af te drogen, om een bouwwerk opnieuw op te bouwen, het (eerder afgenomen) speeltje deelt of een gescheurde tekening zo goed mogelijk probeert te lijmen. De kinderen ontdekken op die manier, dat er meerdere oplossingen zijn voor het conflict. Uit geen kritiek op de verschillende oplossingen.
Bij een onacceptabele oplossing kun je wel het onderliggende gevoel benoemen en accepteren. Bijvoorbeeld: Bram pakt zonder te vragen de lijmpot van Merel af en Merel pakt vervolgens, ook zonder te vragen, de gum van Bram af. Merel is boos over het feit, dat de lijmpot zomaar van haar wordt afgepakt, terwijl je het eerst netjes behoort te vragen, als je de lijmpot wilt hebben. Als een kind alleen maar dingen blijft bedenken, die het andere kind pijn doen, kun je jezelf afvragen of de woede (of het verdriet) wel écht weg is.
In zo’n situatie laat je het kind zijn/haar gevoelens (nogmaals) verwoorden.
Als iedereen dan alsnog gekalmeerd is, ga je in gesprek over wat mogelijke alternatieve gedragingen zouden kunnen zijn. Stel bijvoorbeeld de vraag: 'Hoe kun je het de volgende keer doen op een manier die fijn is voor jezelf EN de ander?'
Stap 5: De beste oplossing zoeken
In deze stap gaan de kinderen, onder jouw leiding, op zoek naar de beste oplossing.
Vraag direct aan de kinderen welke oplossing ze beiden de beste vinden.
Ga met ze op zoek naar een ‘win-winuitkomst’. Zorg er ook nu weer voor, dat de kinderen niet door elkaar heen praten, maar na elkaar aan het woord zijn en naar elkaar luisteren.
deze manier tonen de kinderen, dat ze respect hebben voor elkaar. Ook bij meningsverschillen!
Stap 6: De beste oplossing uitvoeren
In deze stap wordt de oplossing, die beide kinderen de beste vonden, uitgevoerd.
Vat het idee samen en laat de oplossing daarna uitvoeren. Het is belangrijk, dat alle kinderen weten hoe de oplossing eruitziet. Hiervoor zul je de oplossing specifiek en concreet moeten maken. Bijvoorbeeld: ‘Mia mag drie rondjes rond de twee grote bomen fietsen. En daarna geeft Mia de fiets aan Tim.’
Stimuleer de kleuter om zijn excuses aan te bieden. Kan of wil een kleuter dit niet doen? Forceer hem/haar dan niet, maar zeg het in zijn/haar plaats. Sta model voor hem/haar en zegt de woorden die hij/zij in een volgende situatie zou kunnen gebruiken.
Het is overigens niet altijd mogelijk, om bij een conflict tot een ‘win-winuitkomst’ te komen voor alle kinderen. Je zult als leerkracht wellicht verschillende ‘petten’ op moeten zetten: Je ziet bijvoorbeeld, dat een kleuter een andere kleuter schopt en slaat, waarna het geschopte en geslagen kind op de grond valt. Later blijkt, dat de kleuter hem sloeg, omdat hij niet mee mocht doen met het spel. Deze oplossing, die het kind heeft gekozen, namelijk: de ander schoppen en slaan kan uiteraard niet goed gekeurd worden, ook al gaat er een gevoel van terechte boosheid aan vooraf. Op dat moment zal je voor 'rechter' moeten spelen en op grond van regels en afspraken een beslissing moeten nemen.
Zorg er tenslotte voor, dat je niet alleen reageert, als er negatieve contacten zijn tussen kinderen. Maar reageer óók, als kinderen op een positieve manier contact met elkaar maken en het positief hebben opgelost met elkaar.
Gedragsalternatieven bieden
Niet alle kleuters beschikken zelf al over de woordenschat óf de vaardigheden om gedragsalternatieven te overzien. Dergelijke kleuters hebben een beperkt gedragsrepertoire. Als ze hun zin niet krijgen gaan ze bijvoorbeeld schreeuwen, duwen of trekken. Als kleuterleerkracht kan je helpen dit repertoire uit te breiden door gedragsalternatieven aan te bieden. Zo worden ze sociaal vaardiger.
Door samen met de kleuters op zoek te gaan naar mogelijke gedragsalternatieven en het kind de beste hieruit te laten kiezen voor deze conflictsituatie, leer je de (oudere) kleuters daarbij zelfstandig en onderling conflicten oplossen.
Eén mogelijke manier om dit naar kleuters toe te visualiseren is door gebruik te maken van een stop, denk, doe verkeerslicht. Hierop hang je, bij voorkeur in samenspraak met de kleuters, een aantal gedragsalternatieven voor veel voorkomende situaties.
Alternatieven kunnen bijvoorbeeld zijn:
In de stopfase:
'Stop hou op' zeggen
Eerst tot tien tellen om af te koelen
Negeren, niet reageren
Weggaan van de situatie
In de denkfase:
Praten over je gevoelens
Een ik-boodschap geven
Zeggen wat je voelt
In de doe-fase:
Hulp inschakelen van de leerkracht
Hulp inschakelen van een vriendje
Met een ander spel meespelen
Het samen uitpraten
Speelgoed delen of ruilen
Spreek af het om de beurt te doen
Samen een afspraak maken
Met een ander kind gaan spelen
Vragen wat de ander nodig heeft
Sorry zeggen
Tijdens conflictsituaties kan dit keuze-rad een mediërende rol spelen om zo het kind te helpen om het gepaste gedragsalternatief uit te voeren. Speel de oplossingsstrategieën ook uit in de kring en laat de kinderen dit naspelen zodat ze ook ervaren hoe je deze oplossing inzet.
In deze download vind je een kant en klaar stappenplan om kinderen te leren een conflict op te lossen.
Hang deze bij voorkeur klaar op de time-out plek, zodat het kind op dat moment een oplossing kan uitkiezen.
Een andere optie is de herstelmuur. Praat aan het begin van het schooljaar met de kinderen over ruzie: wat is voor hen belangrijk om het weer bij te leggen? Zoek samen naar allerlei leuke manieren om een conflict te ‘herstellen. Daarna visualiseer je de goedmaak-ideetjes. Maak bijvoorbeeld foto's. Hang deze op de herstelmuur. Wanneer er een conflict is tussen de kleuters, kun je ze naar die herstelmuur verwijzen. Dan moeten zij samen op zoek naar een manier om de relatie te herstellen. Dat korte overlegmoment laat hen even stilstaan bij het probleem en leert hen oplossingsgericht denken. In het begin moet je die gesprekjes natuurlijk begeleiden, maar je merkt al snel dat ze er zelfstandig mee aan de slag gaan en zich een stuk empathischer gaan opstellen. In deze video kun je zien hoe het werkt.
Activiteiten
De volgende activiteiten zijn geschikt om het met kinderen te hebben over conflicten en het oplossen daarvan:
Is het gemeen?
Benodigdheden:
- 2 pictogrammen (blij/gemeen).
Hang de pictogrammen op 2 verschillende plekken. Bespreek ze met de kinderen.
Leg de eerste situatie voor: Een ander expres op de tenen trappen, is dat ruzie, plagen of pesten? Ga bij de betreffende pictogram staan. Laat de kinderen vertellen waarom ze op die positie zijn gaan staan. Leg vervolgens nog andere situaties voor, zoals: een ander per ongeluk op de tenen trappen, iemand buitensluiten, iemand uitlachen, lachen.
Voor kleuters is het verschil tussen expres en per ongeluk vaak nog lastig.
Stop!
Benodigdheden:
- Geen
Begin met een klein spelletje: Ga op je stoel staan als je het zo is: 'Rood is mijn lievelingskleur', Ík hou heel veel van honden' enz... Ging iedereen staan? Hoe komt dat?
Is iemand die niet van rood houdt vervelend? Laat de kinderen ervaren dat iedereen anders is en iets anders leuk vindt. Wat kun je doen als een ander iets doet wat jij niet leuk vindt?
Het helpt door er wat van te zeggen. 'Stop hou ermee op, ik vind het vervelend dat... 'Hierdoor help je jezelf maar ook de ander, want die heeft vaak niet eens in de gaten dat het vervelend is. Dit kan hij laten merken door te zeggen 'Sorry, het was niet mijn bedoeling'.
Wat kun je doen als het toch doorgaat? Ga dan naar je maatje en ga samen iets anders doen. Stopt het dan nog niet, ga dan naar de leerkracht.
Als het kan maak het dan weer goed en samen afspraken met de leerkracht.
Speel dit uit in een toneelstukje of door middel van poppenspel.
Geef na het uitspelen applaus. Maak samen ook een anti-pest poster, waarop je deze stappen visueel maakt.
Stap 1: zeg wat je niet prettig vindt en vraag de ander om daarmee te stoppen.
Stap 2: Als de ander doorgaat, ga naar je maatje en ga samen iets anders doen.
Stap 3: Stopt het niet of gebeurt het steeds weer, dan ga je naar de leerkracht. Die grijpt in.
Stap 4: Als het kan maak het dan weer goed.
Poppenspel
Benodigdheden:
- Handpoppen
- Emotiekaarten
- Blokjes
Zet herkenbare conflictsituaties uit je klas om in een poppenspel.
Laat het gedrag en de taal van je personages aansluiten bij de belevingswereld van de kleuters zelf. Zorg voor één of meerdere stopmomenten waarbij je de handpoppen even opzijlegt en met de kleuters in gesprek gaat over wat er gebeurt in het verhaal.
Vraag de kinderen hoe zij denken dat de poppen zich zouden voelen.
Door de kinderen zich bewust te laten inleven in de verschillende personages tijdens een conflict, stimuleer je hen om ook eens een ander perspectief in te nemen.
Vraag ze bijvoorbeeld om een blokje te leggen bij de emotiekaart die volgens hen het beste aansluit bij hoe de handpop zich op dat moment zou voelen. Je kan het poppenspel ook even onderbreken om samen met de kinderen na te denken over hoe de poppen anders of beter zouden kunnen reageren. Laat ze kiezen uit voorbeelden van wat je kan doen of vraag hen of ze zelf een goed idee hebben. Kies op basis van de reacties van de kinderen hoe je het poppenspel op een fijne, verzoenende manier laat aflopen. Op die manier krijgen kinderen een stem, keuze en ook een beetje ‘eigenaarschap’ in het poppenspel.
Vraag na afloop van het poppenspel welke pop de kinderen de liefste vonden.
Geef de kinderen na het poppenspel ook de kans om vrij met de poppen te spelen.
Voor heel wat kleuters is dit een goede manier om alle impulsen en ideeën die zij kregen tijdens het poppenspel op hun eigen manier te verwerken.
Op zoek naar meer?
Boekentip:
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke aanvullingen of suggesties? Laat dan een reactie achter!
Bronnen
Apetrotse kinderen. (2016). Waarom stop hou op vaak niet werkt en wat je wel kunt doen.
Geraadpleegd op 31 juli 2022.
Robin de Vries. Klasse. (2018). Kleuters lossen zelf conflict op aan herstelmuur.
Geraadpleegd op 31 juli 2022.
Linda Willemsen. Klasvanjuflinda.nl. (2017). Kinderen leren omgaan met conflicten.
Geraadpleegd op 31 juli 2022.
Jasmin Callaert. Kleutergewijs.be. (2021). Hoe leren kleuters conflicten oplossen?
Geraadpleegd op 31 juli 2022.
.
Opmerkingen