Juf Angelique
Thema beroepen: Muziek
Bijgewerkt op: 19 jul.
In deze blog vind je suggesties voor muzikale kringactiviteiten bij het thema beroepen.

Liedjes
Wat zal ik later worden als ik groot ben?
Wat zal ik later worden als ik groot ben?
Word ik een groenteman of bakker of een held?
Wat zal ik later worden als ik groot ben?
Ja hoe verdien ik toch mijn geld?
Word ik een brandweerman die elke brand kan blussen?
Word ik een dokter die je beter maken kan?
Zal ik als filmster straks de mooiste meisjes kussen?
Word ik een kok die staat te roeren in een pan?
Zingen
Algemeen:
Voor het aanleren van een nieuw lied is aandachtig luisteren belangrijk. Laat de kinderen bijvoorbeeld opstaan steeds als ze een bepaald woord horen en vervolgens weer gaan zitten als ze dit woord weer horen. Hoeveel keer hebben de kinderen het afgesproken woord in het liedje gehoord?
Vraag de kinderen uit te beelden wat ze in een liedje horen. Je kunt de kinderen vrij laten uitbeelden of je kan op basis van wat er bedacht wordt een gezamenlijke dans bedenken die de hele groep meedoet.
Hang pictogrammen op met daarop de belangrijkste woorden uit het aangeboden lied in de goede volgorde.
Deel de pictogrammen uit. Als kinderen het bijbehorende woord in het lied horen, dan steken zij deze omhoog.
De kinderen zingen alleen de laatste (rijm)woorden mee.
De kinderen zing alleen het laatste deel van iedere zin mee.
Alleen de jongens/meisjes zingen mee.
(Om en om) hard en zacht zingen.
(Om en om) langzaam en snel zingen.
(Om en om) hoog en laag zingen.
De leerkracht playbackt, de kinderen zingen het liedje hardop.
Om de beurt een regel zingen. Wijs aan wie de beurt heeft. Begin steeds opnieuw zodat alle kinderen aan de beurt komen.
Wie durft het alleen?
Geluiden en klanken:
Je hebt nodig:
- Woordkaarten
Gebruik allerlei geluiden en klanken die je bij beroepen kunt bedenken om de stem wakker te maken. Dat kan met de stem, bodypercussie of met instrumenten.
Wijs vervolgens de woordkaarten aan, waarbij je een geluid hebt gemaakt een voor een of meerdere tegelijk om het extra uitdagend te maken. De kinderen maken dan het geluid dat past bij dat plaatje of bij die plaatjes.
Zingen met emotie:
Je hebt nodig:
- Emotiekaartjes.
Laat de kinderen bij elke zin uit het aangeboden lied een andere emotie zien.
De kinderen zingen die regel vervolgens met de emotie die wordt getoond.
Je kunt hier een raadspel van maken. Jij of een kind zingt een bekend lied met een bepaalde emotie. De rest raadt welke emotie het is. Verzin samen met de kinderen ook eens andere manieren van zingen en maak er kaartjes van (bijvoorbeeld deftig, zo langzaam als een slak, zo snel als een haas enz.).
De dirigent:
Je hebt nodig:
- Een stokje
Alle kinderen staan in de kring. Een kind is de dirigent en staat in het midden.
Wanneer dit kind iemand aanwijst dan mogen de kinderen zelf weten hoe ze hun naam zeggen (toonhoogte, hard, zacht, interval). Als dit doorgaat wijst de dirigent verschillende kinderen aan, die pas weer stoppen met het noemen van hun naam als ze weer een keer worden aangewezen.
Liedje:
Je hebt nodig:
-
Zeg de tekst van een liedje zin voor zin. Bedenk welke woorden met de B-klank van Beroepen (of een andere) beginnen. Probeer het liedje te zingen zonder deze woorden uit te spreken of start met één woord dat wordt weggelaten en breid dit later uit.
De blinde dirigent
Benodigdheden:
- Een blinddoek
- Een stokje
De kinderen wandelen door de kring. In het midden staat een geblinddoekte dirigent.
Hij geeft met zijn stokje de richting aan waarin de kinderen moeten lopen; links of rechts.
Als de dirigent zijn stokje omhoog steekt, moeten de kinderen stokstijf blijven staan.
De dirigent wijst vervolgens met zijn stokje blind iemand aan. Dat kind zingt met een verdraaide stem een aangeleerd liedje. Als de dirigent kan raden wie er zingt, wordt dit kind de nieuwe dirigent. Raadt hij het fout, dan blijft hij nog een ronde de dirigent.
Liedjesmand/-kist:
Je hebt nodig:
- Een mand
- Attributen, die bij het aangeleerde liedje horen
Doe de attributen in de mand en gebruik deze om een liedje te visualiseren
* Variatie: Stop 1 attribuut per aangeleerd liedje in de mand. Op die manier kun je steeds een attribuut kiezen en het bijbehorende liedje herhalen.
Liedjesmap:
Je hebt nodig:
- Een map
- Een kopie van het aangeleerde liedje, met afbeeldingen
Doe het aangeleerde liedje in de map. Op die manier wordt de verzameling steeds groter en kun je de aangeleerde liedjes regelmatig herhalen. Je kunt de liedjes ook kopiëren en aan de kinderen meegeven.
De volumeknop:
Je hebt nodig:
-
Zing samen een lied over beroepen. Zet de volumeknop laag/uit. De kinderen zingen in zichzelf door. Zet de volumeknop daarna weer hoger/aan. Gaat iedereen op dezelfde plek door met hardop zingen?
Zonsop-/ondergang:
Je hebt nodig:
- Een afbeelding van een piloot in een vliegtuig
Gebruik een afbeelding van een piloot in een vliegtuig om de stem op te warmen.
Houd de afbeelding vast en breng deze omhoog en omlaag, je stem gaat van laag tot hoog en weer terug. Gebruik verschillende klanken.
Neurien:
Je hebt nodig:
- Laat de kinderen het aangeboden beroepenlied neuriën. Dat is een goede resonan oefening.
Toontje hoger: Je hebt nodig:
-
Er kan prima aan de stembanden worden gewerkt door een fragment uit het beroepenliedje te halen en in dit fragment laat u dan met de toonhoogte variëren. Het liedfragment kan bijvoorbeeld steeds een toontje hoger worden gezongen. Zing het fragment voor en laat de kinderen het daarna nazingen.
Een knuffel doorgeven:
Je hebt nodig:
- Een knuffel van bijvoorbeeld een boer, piloot (of ander beroep).
Laat de kinderen tijdens het liedje een knuffel doorgeven, die voor het einde van het lied weer bij de leerkracht moet zijn. Kinderen ontwikkelen zo gevoel voor 'hartslag van de muziek', het puls gevoel.
Kiekeboe!
Je hebt nodig:
- Een afbeelding van een beroep
Als de afbeelding verdwijnt, dan verdwijnt ook het geluid en stoppen de kinderen met zingen en gaat de leerkracht verder. Als hij weer verschijnt, dan gaan ze weer verder met zingen. Zo kan je ze stukjes laten zingen die ze al kennen, maar de zinnen die nog te moeilijk zijn zelf zingen.
Een liedjesschort
Benodigdheden:
- Een liedjesschort
- Afbeeldingen of voorwerpen die bij het aangeleerde liedje passen.
Verander een schort in een liedjesschort door er bijvoorbeeld washandjes op te naaien.
Stop in iedere zak een afbeelding of voorwerp wat met het liedje te maken heeft.
Trek de liedjesschort aan en vul de zakken op de schort met de afbeeldingen of voorwerpen.
Laat de kinderen tijdens het liedje de afbeeldingen of voorwerpen uit de zakjes halen.
En zo gaat het liedje verder, tot er uit elk zakje een kaart is getrokken. Zorg ervoor dat er bij iedere zin van het lied een voorwerp of plaatje is, zodat er een opbouw is.

De dirigent:
Je hebt nodig:
- Een stokje
Alle kinderen staan in de kring. Een kind is de dirigent en staat in het midden.
Wanneer dit kind iemand aanwijst dan mogen de kinderen zelf weten hoe ze een beroep noemen (toonhoogte, hard, zacht, interval). Als dit doorgaat wijst de dirigent verschillende kinderen aan, die pas weer stoppen met het noemen van hun naam als ze weer een keer worden aangewezen.
Muziek luisteren
Het voorwerp
Je hebt nodig:
- Een voorwerp, behorende bij een bepaald beroep
- Muziek
De kinderen staan in een kring. Een van de kinderen heeft een voorwerp vast.
Als de muziek speelt wordt het voorwerp doorgegeven. Stopt de muziek, dan is het kind met het voorwerp af. Speel het spel tot er één kind over is.
De trommel:
Je hebt nodig:
- Een trommel
- Instrumenten
Hoor je dat? Er loopt een ... (iemand die een beroep uitoefent) door de klas! Sla een bepaald aantal keer op de trom, de kinderen spelen daarna even vaak met hun instrument. De leerkracht slaat op de trom een ritme, de kinderen doen dit met de instrumenten na.
..., wie ben ik
Je hebt nodig:
-
Het klassieke spelletje 'Tik, tik, wie ben ik?' is een goede oefening voor het onderscheiden van klankkleur. Een kind wordt geblinddoekt en een ander kind tikt op zijn rug. Hij is een timmerman en vraagt (met een verdraaide stem): 'Tik,tik, wie ben ik?'
Het geblinddoekte kind raadt wie het is.
Muziek maken
Hoe klinkt een...?
Je hebt nodig:
- Strook papier
- Potlood
Noem iets dat bij het thema beroepen past. Vraag de kinderen te bedenken hoe dit klinkt.
Dit doen ze door een geluid te maken met hun eigen lichaam of een voorwerp of een instrument uit het lokaal te gebruiken. Geef de kinderen ook eens een strook papier, waarop ze mogen noteren hoe het klinkt en laat ze hun notatie spelen.
Ritme klappen:
Je hebt nodig:
-
Laat de kinderen het ritme van het aangeleerde liedje klappen, met zang en zonder zang.
Echospel:
Je hebt nodig:
- Ritme-instrumenten (je kunt ook klappen)
Speel een ritme voor en laat de kinderen dat ritme als timmermannen naspelen.
Houd de ritmes kort.
Voor jonge kinderen helpt het om bij het ritme een woord of zin te spreken: een woordritme. Bijvoorbeeld: hamer-klop-klop-hamer
De brandweerman klimt:
Je hebt nodig:
- Een brandweerpop
- Een klokkenspel
De brandweerman klimt naar boven en naar beneden op zijn ladder. Gebruik een brandweerpoppetje en laat deze omhoog en omlaag gaan naargelang de tonen op een klokkenspel omhoog en omlaag gaan.
Met potten en pannen:
Je hebt nodig:
- Laat alle kinderen een pot of pan en een pollepel meenemen.
Ga in de kring zitten met al die potten, pannen en pollepels.
De kinderen zijn koks.
Maak allemaal tegelijk een minuut lang zoveel mogelijk geluid. Bespreek daarna of dat mooi was.
Maak vervolgens om de beurt een kort geluidje met je pot of pan.
Bespreek of dat mooi was. Waarschijnlijk vonden de kinderen de eerste opdracht gewoon lawaai en vonden ze het geluid dat bij de tweede opdracht werd geproduceerd wat saai. Probeer nu met de klas meer georganiseerde muziek te maken. Bijvoorbeeld door geluids- en/of toonhoogtegroepjes te maken die mooi bij elkaar passen en door deze groepjes vervolgens om de beurt geluid te laten maken in een bepaald ritme. Verbind vervolgens deze verschillende composities aan elkaar. Bespreek of dat mooi was.
Trefwoorden:
je hebt nodig:
- Muziekinstrumenten
Laat kinderen bij bepaalde woorden of tijdens pauzes in een liedje op hun instrument spelen. Bijvoorbeeld bij het woord: "Bakker"
Een muzikaal prentenboek:
Je hebt nodig:
- Een prentenboek over beroepen
- Muziek
Breng het boek in relatie met muziek. Zoek klassieke of filmmuziek die past bij de emoties van het boek. Zoek muziek die echt heel duidelijk spannend of vrolijk klinkt anders is het voor kinderen moeilijk te onderscheiden. Je laat de twee stukjes muziek aan de kinderen horen. De kinderen mogen hier vrij op bewegen. Observeer de bewegingen en lees vervolgens het boek voor. Vraag na het voorlezen welk stukje erbij past. Probeer de kinderen ook te stimuleren om onder woorden te brengen waarom.
* Variatie: Verklank het boek met instrumenten. In eerste instantie laat je de kinderen zelf instrumenten, voorwerpen en stemgeluiden verzinnen, die bij het verhaal passen.
Leg vooraf een aantal instrumenten en of voorwerpen zichtbaar voor de kinderen neer, zodat ze daarmee kunnen experimenteren. Leg zoveel mogelijk verschillende instrumenten klaar en vraag aan de kinderen met welke muziekinstrumenten je bijvoorbeeld ‘lieve muziek’ kunt maken. Laat een paar kinderen om de beurt eens op de instrumenten spelen. Al snel zul je zien dat de speelmanier ook invloed heeft op de sfeer. Je kunt heel zachtjes op een trommel spelen, maar ook heel hard. Instrumenten die ‘lief’ kunnen klinken zijn bijvoorbeeld bellenkrans, triangel, klokkenspel. Voorwaarde is natuurlijk wel dat je er ‘lief’ op speelt. Deel vervolgens zo veel mogelijk ‘lieve instrumenten’ uit en spreek een beginteken en een stopteken met de kinderen af. Als de kinderen beginnen met spelen, draag je het gedichtje voor. Als je klaar bent laat je het stopteken zien en alle kinderen stoppen met spelen.
De kinderen kunnen ook een geluid met hun stem nadoen. Of verdeel de kinderen in groepen en geef ze diverse instrumenten mee. Laat ze een bladzijde kiezen uit het boek dat je hebt voorgelezen en laat ze hierbij geluiden maken.
Kunnen de andere kinderen raden welke geluiden er werden gemaakt?
Muziek lezen en noteren
Grafische notatie:
Je hebt nodig:
- Muziekinstrumenten
- Een afbeelding behorende bij een beroep, in verschillende maten
Orden muzieksymbolen in een grafische notatie te ordenen. Bijvoorbeeld: symbolen, die staan voor hard, zacht en alles wat daar tussen zit, zoals grote en kleinere hamers, pannen, dokterskoffers (afhankelijk van het beroep dat je hebt gekozen.)
Laat de kinderen de muzieksymbolen in de juiste volgorde (qua grootte) zetten.
En natuurlijk mogen ze de notatie dan ook even op een instrument spelen
Ritme-bouwstenen:
Je hebt nodig:
- Instrumenten
- Ritmebouwstenen: Dit zijn kaartjes met daarop afbeeldingen (met het bijbehorende woord in lettergrepen)
Spreek de bouwstenen ritmisch voor en laat de kinderen deze nazeggen, bijvoorbeeld: tim-mer-man, kok, bak-ker. Zorg er daarbij voor dat je de cadans van de muziek door laat gaan. Op die manier krijg je een doorgaande serie bouwstenen.
In de tweede stap herhaal je het voorgaande, maar combineer je spreken met klappen. Tijdens de derde stap blijft alleen het klappen over, wat gevolgd kan worden door het spelen van de ritmebouwstenen op instrumenten en het improviseren ermee.
Door middel van deze werkvorm leren kinderen verschillende ritmes uitvoeren en worden ze zich bewust van de vormaspecten herhaling, contrast en variatie.
Op zoek naar meer?
Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest
Heb je zelf ook nog leuke suggesties?
Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!

.