site-verification=8adc2fc3d443365f5c3bc1b5d2d80d29
top of page
Zoeken

Beelddenkers en taaldenkers

Foto van schrijver: Juf AngeliqueJuf Angelique

Bijgewerkt op: 12 dec 2024

Ieder kind is uniek en neemt op zijn of haar eigen manier makkelijker informatie op.

Het ene kind omdat hij het ziet of leest, het andere kind omdat hij het hoort en weer een ander omdat hij het voelt. Het leren kennen van de leerstijl van kinderen kan helpen een kind beter te begrijpen en maakt het leren voor het kind zelf makkelijker.

Beeld- en taaldenken zijn twee leersystemen die beide een eigen manier van informatie verwerven en verwerken kennen. Beelddenkers werken vanuit het geheel en hebben een voorkeur voor beeld, taaldenkers werken vanuit analyse en hebben een voorkeur voor taal. Kinderen met een analytische leerstijl en een voorkeur voor taal zijn in het voordeel in ons talige onderwijssysteem, de beelddenker daarentegen heeft het vaak moeilijker.

Je leest erover in deze blog.



Verschillende leersystemen


Ieder kind kent zijn eigen leerstijl om leerstof te laten binnenkomen.

Je kunt ook meer dan één leerstijl hebben.

Eigenlijk zit elke leerstijl in ons, maar bij iedereen steken één of twee types er toch bovenuit.


Volgens Howard Gardner zijn er acht verschillende leerstijlen:

  1. Verbaal-linguïstisch (woordknap): taal, poëzie, spelling, lezen en verhalen.

  2. Logisch-mathematisch (rekenknap): logisch denken, cijfers en experimenteren.

  3. Visueel-ruimtelijk (beeldknap): tekenen, schilderen, architectuur, vormgeven

  4. Muzikaal-ritmisch (muziekknap): muziek luisteren, maken, componeren en herkennen.

  5. Lichamelijk-kinesthetisch (beweegknap): lichamelijke inspanning, knutselen, toneel en dans

  6. Naturalistisch (natuurknap): dieren, planten, verzamelen, ordenen en natuurverschijnselen

  7. Interpersoonlijk (mensknap): zorgen voor mensen, vrienden en leiding geven

  8. Intrapersoonlijk (zelfknap): eigen gevoelens, dromen, alleen zijn en fantasieën.


Op school worden voornamelijk de leerstijlen verbaal-linguïstisch en logisch-mathematisch gebruikt. Door rekening te houden met de leerstijl van ieder individu zullen kinderen zich beter voelen en dat komt hun ontwikkeling sterk ten goede.

 

Taaldenken en beelddenken


Denk eens aan het woord ‘kat’. Je kunt dan in gedachten een kat voor je zien of je kunt de letters van het woord kat (k-a-t) in gedachten krijgen. Het zijn twee geheel verschillende manieren van denken bij het horen van hetzelfde woord; beelddenken en taaldenken.

Het beelddenken wordt ook wel het visuele leersysteem genoemd.

Het taaldenken wordt ook wel woorddenken of het verbale leersysteem genoemd.

 

Taaldenkers


De meeste mensen zijn taaldenkers. Het kan omschreven worden als een auditief-volgordelijke manier van denken. De kenmerken van taaldenkers zijn:

  • Ze denken primair in woorden.

  • Ze zijn auditief ingesteld en leren beter auditief, dan visueel.

  • Ze komen eerst op de woorden, voordat er (ondergeschikte) beelden als geheugensteun bij worden bedacht.

  • Ze hebben een goed auditief kortetermijngeheugen.

  • Ze onthouden de leerstof letterlijk.

  • Ze leren goed via mondelinge instructie.

  • Ze kunnen goed met tijd omgaan en werken in een vaste tijd en volgorde.

  • Ze analyseren en werken vanuit de kern, stapje voor stapje, met vallen en opstaan, naar het geheel.

  • Ze kunnen de stappen in hun werk makkelijk verduidelijken.

  • Ze leren gemakkelijk klanken en kunnen woorden spellend uitspreken.

  • Ze kunnen snel en netjes schrijven.

  • Ze blinken uit in iets uit het hoofd leren en reproduceren.

  • Ze hebben soms herhaling nodig om het geleerde te blijven onthouden.

  • Ze trekken logische conclusies en zijn analytische denkers.

  • Ze kunnen goed rekenen en genieten van algebra en scheikunde.

  • Ze voelen zich goed bij één mogelijk antwoord.

  • Ze zijn goed georganiseerd.

  • Ze presteren goed als de moeilijkheidsgraad geleidelijk wordt verhoogd.

  • Ze ontwikkelen zich redelijk evenwichtig en halen in de regel hoge cijfers.

  • Ze zijn vaak vroegbloeiers.

  • Ze bedenken ongeveer 2 woorden per seconde en doen er langer over om beelden in zich op te nemen.

  • Ze scoren bij een IQ test verbaal hoger dan performaal; ze zijn als het ware snelle computers met langzame printers.

 

Beelddenkers


Beelddenken is denken in beelden en gebeurtenissen, in plaats van in woorden en begrippen. Het is een erfelijke, aangeboren eigenschap, waarbij de rechterhersenhelft domineert. Deze leerstijl kan omschreven worden als een visueel-ruimtelijke manier van denken. Het is een oorspronkelijk denkproces waarbij zintuiglijke informatie gelijktijdig wordt verwerkt. Beelddenken is geen stoornis, maar iets wat ieder mens van nature in meer of mindere mate kan en doet. Een mentaal proces dat invloed heeft op hoe iemand zijn wereld ervaart en hanteert.


De kenmerken van beelddenkers zijn:

  • Ze denken primair in beelden. De ogen gaan voor de oren.

  • Ze zijn visueel ingesteld en leren beter visueel dan auditief.

  • Ze denken vooral in beelden in plaats van woorden.

  • Ze herinneren zich wat ze zien en vergeten wat ze horen.

  • Ze hebben een goed visueel langetermijngeheugen.

  • Ze hebben moeite met gericht luisteren, doordat ze filmpjes creëren in hun hoofd bij datgene wat wordt verteld. De aandacht gaat dan vaak naar dat filmpje en zijn eigen associaties en niet naar wat er wordt verteld.

  • Ze snappen grapjes vaak pas later, omdat ze de woorden eerst letterlijk voor zich zien.

  • Ze maken vaak lijstjes en notities om overzicht te houden.

  • Ze hebben vaak talent op het gebied van inzicht en ruimtelijk denken. Ze hebben een driedimensionale kijkwereld en zien dingen vanuit verschillende dimensies en oogpunten, met alle zintuigen. Ze kunnen goed met ruimte omgaan en goed kaartlezen.

  • Ze beleven wat ze denken.

  • Ze kunnen alles beter inzichtelijk bekijken in intuïtief een oplossing vinden, dan dat ze het verbaal kunnen benoemen. Beelddenkers weten dingen zonder in staat te zijn uit te leggen waarom en kunnen hun beweegredenen om tot een juiste conclusie te komen dikwijls niet voorleggen.

  • Ze denken zo snel, dat ze het niet geformuleerd krijgen en gebruiken daardoor vaak woorden als 'dinges' en 'je weet wel'

  • Ze spreken niet graag voor een grote groep.

  • Ze verwisselen links en rechts vaak.

  • Ze zijn beter in wiskundig redeneren, dan verhaaltjessommen. Deze sommen staan vol details, waar ze de context niet in kunnen ontdekken. Ze weten uit zichzelf niet welke details ze nodig hebben en welke ze kunnen weglaten Welke details ze met elkaar moeten verbinden en op welke manier.

  • Ze weten vaak meer dan anderen denken dat ze al weten.

  • Ze zijn vaak niet zo goed in spellen. Ze moeten woorden vaak visualiseren, alvorens zij deze kunnen spellen en leren hele woorden makkelijker. Een letter is voor beelddenkers een plat, abstract ding. In dit opzicht kan dyslexie in sommige gevallen verwant zijn met beelddenken.

  • Ze geven de voorkeur aan toetsenborden om te 'schrijven'.

  • Ze hebben inzicht en doorzicht.

  • Ze denken associatief en leren het beste door verbanden te zien.

  • Ze zijn snelle denkers en zien heel snel logische verbanden.

  • Ze doorzien snel de oplossing en lossen dingen op ongebruikelijke eigen wijze op.

  • Ze voegen hun eigen ervaring en kennis toe.

  • Ze hebben moeite met details onderscheiden. Ze werken op overeenkomsten en kijken niet naar verschillen.

  • Ze overzien snel het geheel. Ze zien beelden van situaties en gebeurtenissen, waarin meerdere zaken tegelijkertijd zichtbaar worden (helicopterview).

  • Ze hebben moeite met het verwerken van seriële informatie (tijd en volgorde). Ze willen informatie simultaan (gelijktijdig) verwerken.

  • Ze leren vanuit overzicht; gaan van het geheel naar de kern. Ze leren alles min of meer tegelijk (als geheel) en moeten eerst het grotere geheel zien, voordat zij de stapsgewijze details kunnen opnemen. Ze kijken niet naar verschillen, maar naar verbanden en overeenkomsten. Ze vinden het ook fijn om iets uit elkaar te halen en daarna weer in elkaar te zetten.

  • Ze hebben vaak een hardnekkig doorzettingsvermogen.

  • Ze zijn vaak heel creatief, muzikaal en artistiek.

  • Ze praten veel in abstracte, beeldende taal en minder in feitelijke, concrete taal.

  • Ze hebben een levendige verbeelding en vertellen vaak de prachtigste fantasieverhalen.

  • Ze kunnen zich vaak moeilijk concentreren.

  • Ze hebben weinig aanleg tot organisatie; ze organiseren op geheel eigen wijze. Overzicht houden/zien is belangrijk. Als ze geen overzicht hebben (letterlijk of figuurlijk) dan kunnen ze erg gedesoriënteerd raken.

  • Ze verliezen vaak de notie van tijd en ordenen geheel op eigen wijze.

  • Ze zijn vaak speels.

  • Ze hebben vaak een groot gevoel voor humor.

  • Ze houden niet van herhaling en leerstof instampen. Beelddenkers hebben vaak moeite met het automatiseren van bepaalde vaardigheden zoals evenwicht bewaren.

  • Ze zijn gesteld op nieuwe dingen en uitdagingen.

  • Ze zullen, als zij introvert zijn, alles eerst mentaal doordenken voordat zij iets proberen.

  • Ze willen zeker weten dat ze iets kunnen, voor ze het risico nemen iets te proberen.

  • Ze laten vaak paniekreacties op onverwachte momenten zien.

  • Ze zijn vaak emotioneel of spiritueel begaafd.

  • Ze zijn vaak emotioneel erg kwetsbaar en hebben moeite met ruzie en conflicten.

  • Ze kunnen aanvoelen wat anderen voelen.

  • Ze zijn erg gevoelig voor de houding van de leerkracht.

  • Ze zijn vaak ambachtelijk, technologisch of mathematisch begaafd. Ze genieten van meetkunde en natuurkunde.

  • Ze scoren bij een IQ test performaal hoger dan verbaal.

  • Ze denken ongeveer 32 beelden per seconde. Het denken gaat bij hen veel sneller dan bij taaldenkers.

  • Ze ontwikkelen zich asynchroon (onevenwichtig) en kunnen erg onregelmatige cijfers halen. Ze zijn vaak laatbloeiers.

  • Ze kunnen niets met 'trial-and-error' (gewoon maar proberen en leren door de fouten die je maakt). Ze moeten eerst zien hoe ze iets moeten aanpakken. Ze hebben dan namelijk DE manier in hun hoofd en volgen die manier. Moeten ze het eerst zelf proberen en gaat dat fout, dan blijft dat beeld hangen en blijven ze het volgens de foute manier doen.


Alles wat beelddenkers willen vertellen, speelt zich van tevoren in hun hoofd af.

Het nadeel daarvan is dat ze de beelden achteraf moeten vertalen in woorden.

Dit maakt het voor hen heel erg moeilijk om een goed samenhangend verhaal te vertellen. Wat heb je verteld en wat niet, waar begin je met vertellen en wat is dan het einde van je verhaal? Een beeld heeft namelijk geen begin en geen eind. Een verhaal wel.

Daar komt bij dat woorden waar beelddenkers zich geen beeld bij kunnen vormen (lidwoorden, abstracte zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, enzovoort) door hen niet vaak gebruikt worden tijdens het spreken, omdat deze zonder beeld voor hen geen betekenis hebben.

 

Iedereen wordt geboren als beelddenker


Ieder mens is bij zijn geboorte voor honderd procent een beelddenker; immers...taal kent een baby nog niet. Gaandeweg de ontwikkeling leren kinderen praten.

Klanken worden dan gekoppeld aan beelden.

Het bed waarin je ligt, hoort bij de klanken b - e - d. Het kind leert wat er wordt bedoeld bij het uitspreken van woorden en zinnen. Op een gegeven moment roept een bekende klank (slapen) een bepaald beeld op (bed). Doordat kinderen dit beeld weer kunnen oproepen, zijn zij in staat om het woord dat bij een bepaald voorwerp hoort, te koppelen aan het beeld dat zij ervan hebben. Pas wanneer zij deze vertaalslag in hun hoofd hebben gemaakt, horen zij echt wat er is gezegd.


Beeld is dus, zeker in de beginjaren, zeer belangrijk om de taal te leren.

Kinderen leren praten door klanken die zij van volwassenen opvangen te imiteren en passen daarbij al lerende het ordeningsprincipe van volgorde toe. Wat zij vertellen komt in volgorde overeen met hoe volwassenen het vertellen, op volgorde van tijd: taaldenken.

Wanneer dit proces zich goed ontwikkelt, gaat het denken in beelden (beelddenken) steeds verder over in taal (taaldenken).


Vanaf het vierde jaar ontwikkelt het kind een voorkeur voor één van de beide manieren van informatie verwerven en verwerken. Rond het tiende jaar heeft dit proces zich voltooid en is er, als het goed is, een balans ontstaan waardoor beide leerstrategieën ingezet kunnen worden naargelang de situatie.

 

Beelddenkers vroeg in beeld


Veel kinderen gaan rond de 6 jaar pas over naar het taaldenken.

Bij kleuters kun je dus eigenlijk nog niet zeggen of ze een beelddenker zijn.

Kleuters denken en beleven sowieso vooral in beelden en gebeurtenissen.

De leerstijl van het beelddenken past dus helemaal bij deze leeftijd.

Leren door doen en ervaren kost kleuters niet veel energie en gaat spelenderwijs.

Toch worden de problemen voor beelddenkers ook op jongere leeftijd vaak al zichtbaar. Alleen worden zij niet als zodanig herkend. Als je later echter terugkijkt hebben beelddenkers in hun jonge jaren toch wel veel zaken gemeenschappelijk.


In de babytijd

  • Hebben ze vaak een kwijlend mondje.

  • Leren ze wat later lopen en kijken ze daarbij naar hun voeten alsof ze willen zien wat ze doen.


Dreumesen en peuters

  • Hebben vaak moeite met het leren van motorische vaardigheden, zoals leren lopen, zwemmen, fietsen, knippen en plakken.

  • Eten vaak liever met de handen dan met een lepel of vork

  • Houden van bouwen met Lego en blokken.

  • Kunnen helemaal opgaan in fantasiespelen; ze hebben een groot inlevingsvermogen. Ze worden ook niet graag uit hun spel gehaald; dat kan behoorlijke driftbuien opleveren.

  • Hebben een wat minder vlotte taalontwikkeling dan leeftijdsgenootjes. De articulatie is vaak niet zo goed en ze mompelen veel. Vaak hebben ze nog niet zo'n grote woordenschat en ontwikkelen ze een eigen woordenschat. Ze wachten vaak met praten tot ze echt kunnen praten en beginnen dat tot je grote verbazing meteen in hele zinnen. Ze kunnen moeilijk iets onder woorden brengen en springen vaak van de hak op de tak met het vertellen van een verhaal.

  • Voelen zich soms minder dan een ander en kunnen erg onzeker zijn, omdat het allemaal niet zo makkelijk gaat en het vaak niet goed wordt begrepen.


Kleuters

In groep 2 vallen beelddenkende kinderen in dit proces al op doordat ze de woorden niet met met hun afzonderlijke letters zien en horen, maar met de (driedimensionale) beelden die hen vertellen wat een woord betekent. Ze onthouden niet wat ze zien van een woord (de letters, de schrijfwijze), maar ze onthouden wat ze er van weten (ervaring, gevoel).

Het beeld vertelt hen genoeg. De belevenis staat bij beelddenkende kinderen voorop, omdat ze woorden eerst moeten vertalen in beelden om ze te kunnen begrijpen. Klankwoorden die ze niet begrijpen, waar ze geen beeld bij hebben, zullen ze dan ook zo aanpassen dat ze voor hen wel een betekenis krijgen. Aan klanken die ze wel begrepen hebben, voegen ze de essentie van de belevenis toe die ze erbij hebben.

 

Beelddenkers en het onderwijssysteem


Talig denken is in onze maatschappij essentieel. School heeft dan ook de taak om kinderen talig te leren denken. Dat begint al in de kleuterklassen. Voor alle kinderen is de omschakeling naar talig denken wennen, maar de meesten pikken het op.

In het Nederlandse onderwijs ligt het accent veel meer op de analyse, de details… het taaldenken. Ideeën worden opgedeeld in kleine stukjes die geen enkele relatie meer hebben met het geheel. Of zoals de Amerikaanse onderwijsonderzoeker Alfie Kohn het zegt: " We geven leerlingen een baksteen met informatie, dan geven we ze nóg een steen, en nóg een. Als ze afstuderen, gaan we ervan uit dat ze een huis hebben. Wat ze in werkelijkheid hebben is een stapel bakstenen waar ze niets mee kunnen".

Omdat ons onderwijssysteem meer aansluit bij de informatieverwerving en -verwerking van een taaldenker en de nadruk voor het grootste gedeelte ligt op seriële informatieverwerking (lezen, spelling, algoritmen en procedures bij rekenen), hebben beelddenkers heeft het vaak lastig binnen het onderwijs. Een beelddenker leert anders.

Een beelddenker wil graag eerst het geheel `zien` om van daaruit de details te ontdekken.


Terwijl beelddenken vroeger op veel onbegrip stuitte, is er gelukkig wel een langzame maar duidelijke evolutie naar een positieve benadering daarvan gaande.

 

Een goede balans


Visueel denken is op zich geen probleem, maar het onvermogen om het talige denken er voldoende naast te krijgen wel. Leerlingen die aan het eind van de basisschool beide leerstrategieën goed in kunnen zetten, zullen in ons talige onderwijs meer kans van slagen hebben en ook vervolgadvies krijgen dat past bij hun intelligentieniveau.

Leerlingen met onvoldoende verbale capaciteiten komen vaak op een meer praktijkgericht niveau terecht, ondanks een goede intelligentie.


Na een taaltijdperk zijn we beland in een beeldtijdperk, waarbij televisie, computers, computerspelletjes enz. niet meer zijn weg te denken. Het aanbieden van abstracte cijfers, letters en woorden gaan hierdoor steeds meer hand in hand met beelden.

Door deze snelle, visuele digitale maatschappij ontwikkelt het jonge brein minder verbale capaciteiten. Juist het onderwijs (de plek waar we onze jeugd het talige denken aanleren) krijgt te maken met steeds meer `visueel ingestelde` leerlingen die het talige denken onvoldoende integreren. Het gaat dus niet om het feit of je wel of niet `beelddenker` bent, maar of het talige denken er voldoende naast komt te staan.


Leerlingen die onvoldoende verbale capaciteiten ontwikkelen in de basisschoolleeftijd (door b.v. dyslexie, concentratieproblemen, hoge/lage intelligentie, TOS of slecht/geen onderwijs) zetten automatisch de van nature meegekregen visuele leerstrategie in.

Steeds meer leerlingen in Nederland verlaten de basisschool met onvoldoende verbale capaciteiten! Volgens onderzoek ligt dat percentage al op 18%. Dat is 1 op de 5 leerlingen!

 

Hoe ondersteun je het beelddenken?


Vaak wordt er geprobeerd om het kind anders te laten denken, maar het is juist de bedoeling dat de manier van lesgeven aan het kind wordt aangepast.

Elke beelddenker is weer anders, dus je moet echt naar het kind zelf kijken en erachter komen hoe hij het beste benaderd kan worden. Het is belangrijk dat het kind plezier blijft houden in het leren en dat het nieuwsgierig blijft.


Oefen het auditief waarnemen!

Beelddenkers zijn auditief vaak zwak. De ogen gaan voor de oren.

Beelddenkers hebben over het algemeen goed functionerende oren waardoor ze goed kunnen horen, maar het luisteren is zwak. Dit heeft te maken met hoe informatie die via de oren binnenkomt in de hersenen wordt verwerkt. Beelddenkers kunnen de verschillende klanken in onze taal daardoor niet goed onderscheiden. Bijvoorbeeld: geel - gil en vullen - veulen. Doordat beelddenkers auditief zwak zijn, is het aan te raden om veel oefeningen met ze te doen die het leren onderscheiden van geluiden en klanken en het verbaal-auditief werkgeheugen verbeteren. Laat het kind je ook aankijken als je instructie geeft.

Het is belangrijk dat hij/zij het geluid `ziet`. Zet hem dus ook niet te ver bij jou vandaan.

Omdat een beelddenker het geluid wil `zien`, zal hij ook naar het geluid kijken.

Als de beelddenker achter in de klas iets hoort, zal hij dus omkijken om het geluid te `zien`. Dit uit zich dan in een zwakke concentratie.


Gebruik kleuren!

Het is voor beelddenkers handig als er kleur en beelden worden gebruikt bij de uitleg van lesstof. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat beelddenkers vanuit een helicopterview naar de lesstof kijken en daarin de overeenkomsten zoeken.

Zij kijken en zoeken niet naar de verschillen.

Probeer de uitleg dus met kleur te ondersteunen en de verschillen met kleur aan te geven.


Gebruik meerdere leeringangen!

Gebruik minimaal drie leeringangen bij het aanbieden van nieuwe lesstof.

Deze leeringangen kunnen bestaan uit: visueel (zien), auditief (horen), tactiel (voelen), motorisch (bewegen) en ritmisch (muziek, stampen, klappen).

We noemen dit multifunctioneel inoefen.

Je benut daarmee het brein-brede-web, waardoor informatie sneller wordt teruggevonden.


Leg eerst het geheel uit!

Een beelddenker werkt vanuit het geheel al associërend naar de oplossing met een voorkeur voor beelden. De meeste lesmethoden werken echter stapje voor stapje op tijd en volgorde naar het geheel. Dan raakt de beelddenker gedesoriënteerd.

Leg daarom eerst het geheel uit en ga van daaruit terug naar de details.

Houd in de gaten dat een beelddenker op inzicht en doorzicht werkt; een beelddenker wil de lesstof doorzien en begrijpen, pas dan kan hij leren.


Bied structuur!

Een beelddenker denkt in associaties. Bied beelddenkers daarom structuur en duidelijke regels. Dit geeft de beelddenker een kader en houvast in zijn chaotische, associatieve wereld. Het is ook belangrijk dat beelddenkers korte gestructureerde enkelvoudige opdrachten krijgen. Een week- of dagtaak is te veel omvattend.

Ga de enkelvoudige opdrachten wel uitbreiden naar meerdere opdrachten.

Het is immers wel de bedoeling dat de beelddenker op den duur leert omgaan met een dagtaak en daarna met een weektaak. Een gestructureerde begeleiding, waarvan de beelddenker zelf de resultaten kan zien, werkt motiverend en zal hem belonen voor zijn grote inzet. Daardoor zal hij 'succeservaringen'hebben.

Het enthousiasme zal daardoor toenemen en de onzekerheid zal afnemen.


Werk met Mindmaps!

Mindmaps werken, door het ruimtelijke overzicht van kernwoorden op een blad, sterk bevorderend op het verkrijgen van inzicht. Meer hierover lees je in mijn blog Mindmappen


Leg de bedoeling uit!

Beelddenkers zijn aandachtiger wanneer zij de achterliggende bedoeling van het onderwijs begrijpen. Leg dus steeds uit wat je doel is.


Maak ruimte voor eigen inbreng!

Beelddenkers werken makkelijker mee, wanneer zij inbreng hebben in keuzes en besluitvormingsprocessen. Geef ze dus ruimte voor eigen inbreng.


De organisatie Beeld en Brein heeft veel expertise op het gebied van beelddenken.

Zij hebben onder meer evidence-based leerstrategieën ontwikkeld.

Deze leerstrategieën worden wetenschappelijk ondersteund en zijn gericht op beelddenken; vanuit het geheel naar de delen.

 

Op zoek naar meer?


Kijk voor meer suggesties ook eens op mijn Pinterest

Heb je zelf ook nog leuke suggesties?

Inspireer dan collega’s door jouw ideeën als reactie op deze blog te delen!

 

Boeken




















 

Bronnen


Lien Aelter. (2019). Wat is beelddenken?


Ik leer anders opleidingscentrum. (Jaartal onbekend). Wat is beelddenken?


..

.





420 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments

Rated 0 out of 5 stars.
No ratings yet

Add a rating

© 2020 by juf Angelique. This website has been designed using resources from Freepik.com

bottom of page